Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De steen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De steen
Afbeelding van De steenToon afbeelding van titelpagina van De steen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De steen

(1974)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zand en nog eens zand

Het was maar goed dat de koopman eindelijk het huis van Kleine Bertus bereikte, anders was er misschien niet veel van de steen's gouden adertjes overgebleven. Ze zouden kompleet weggewreven zijn.

Toen de wagen stil hield werden de lapjes op slag kalm; waarschijnlijk in afwachting van nog opwindender avonturen, of nog opwindender avonturiers. De steen haalde opgelucht adem.

Alleen het maagdje Boerenbont vleide zich nog even tegen hem aan, ze had haar tijd afgewacht en had hem nu helemaal alleen. De steen op zijn beurt, warm geworden door al het wrijven, drong diep in haar plooi.

 

Kleine Bertus wilde de lapjes wel hebben, ook het oud papier en nog een paar oude dingen. De rest nam Peterselie mee naar huis om in zijn eigen pakhuisje in de Beethovenstraat op te slaan. Tezamen met ander tweedehands goed zou hij het die morgen wel verkopen, als er voddenmarkt gehouden werd op de stoep.

Hij sorteerde de waren vast voor, stalde de kar achter de pakhuisdeur en nam, zoals afgesproken, de steen met de gouden adertjes mee voor de kleine Ies.

Maar toen bedacht hij zich.

- Steen voor de kleine Ies? Was de kleine Ies van hem in de wieg gelegd om te spelen met een steen? Amme nooit niet. Een bal zou hij hebben, een echte bal van plastiek, gekocht en met goed geld betaald door zijn lieve vader, die zoveel van hem hield.

En aldus geschiedde het. Op weg naar huis gooide Peterselie de steen-om-mee-te-spelen over de schutting van een opslag-

[pagina 24]
[p. 24]

plaats waar wel meer dingen overheen geworpen werden. Het was toevallig een opslagplaats van zand en grint, die toebehoorde aan Gemeentewerken. Na dit gedaan te hebben, ging hij in de Speelgoedtoko aan de overkant een bal kopen, een echte bal van plastiek.

En de steen? Ja, die wist niet wat hem overkwam. Eerst was hem beloofd dat hij zou mogen spelen met zo'n klein voetgangertje en nu vloog hij ineens door de lucht. Hij begreep er niets van.

Gelaten liet hij zich tijdens de kalme bocht die hij in de lucht beschreef neervallen. Plof! Kwam zachtjes neer in het zand. Goed zo. - Zonk er voor driekwart in weg. - Hinderde niet. - Duizenden verschrikte zandstemmetjes om hem heen, die piepten en piepten.

Neus boven het zand uit. Zo, kon-ie tenminste wat zien, niet veel, maar wàt.

Wat dan? - Zag drie mannen. Drie blauwe mannen met een schop in hun hand.

Verder niets?

Zag naast de mannen een lege vrachtauto staan. Ze namen hun schop en begonnen de wagen vol te scheppen. De steen hield zich muisstil.

Na de zestiende schop was hij aan de beurt. Hij drong zich tussen de zandkorreltjes en deed net of hij erbij hoorde; gaf zelfs een beetje mee, zodat het gewicht op de schop niet te zwaar werd. Als een enorme zandkorrel bonkte hij neer in de laadbak en schrok van het lawaai dat hij maakte. Maar gelukkig, niemand die het vernomen had. Hij probeerde nog naar de achterwand te kruipen, maar de zandvlagen volgden zo snel op elkaar dat hij in een ommezien onder de piepkleine korreltjes bedolven lag.

Een half uur later hoorde de steen de motor aanslaan, waarna de wagen wegreed. De steen wachtte rustig af en wond zich niet op. Het kwam er op aan zijn kans waar te nemen zodra de wagen afgeladen werd.

Ondertussen bedacht hij een liedje, een liedje om in z'n eentje te stuiteren wanneer hij weer vrij zou zijn.

[pagina 25]
[p. 25]

De motor werd weer stilgezet en de gemeentewerkers wipten uit de wagen. Ze hadden vlug gereden, gejakkerd mag ik wel zeggen - want ze wilden precies om half zes thuis zijn. Overwerken voor niks niemendal was er niet bij. Ze trokken ergens twee pennen uit en lieten het achterste deel van de auto kantelen, zodat de inhoud er in één lange rivier van zand uitvloeide. Mooi zo, dat ging tenminste gesmeerd.

Maar de steen kreeg opnieuw de hele lading over zich heen. Het ging zo snel in zijn werk, dat hij zelfs niet één sekonde in de gelegenheid werd gesteld te ontsnappen, niet één. Zijn kans was voorgoed verkeken.

De gemeentewerkers sprongen weer in de wagen en reden weg.

De steen hoorde het niet eens. De steen was - bijna - de wanhoop nabij.

 

Het zandheuveltje waarin de ongelukssteen zich bevond lag aan de kant van de grote weg die dwars door de weilanden heen naar de duinen voert. Achter de duinen ligt de zee.

Het zandheuveltje was geschapen om de grote weg te dienen. Het lag in een kleine inham, uitgespaard in de groene berm die de hele weg met de weg meeliep.

In de herfst wanneer er ijzel op het asfalt lag of wanneer het wegdek te spiegelglad was om met een auto over te rijden, werd er zand op gestrooid. En ook 's zomers als de vrachtwagens met hun zware wielen het wegdek stukgereden hadden was er zand nodig en bestond dus de kans dat de steen bloot kwam te liggen.

Maar veronderstel nu eens dàt het glad werd en dàt er grote gaten in de weg vielen, dan zou de steen op z'n minst moeten wachten tot laat in de herfst of vroeg in de winter voor hij zijn reis kon vervolgen. Met de kans dat hij ergens op het land vast zou vriezen of, nog erger, in een sloot gegooid zou worden om te zien of het ijs al sterk genoeg was. En daar voelde hij beslist niet voor, hij kende dat van vroeger.

De steen begon te graven als een bezetene, als een mol die een week lang geen veldmuis gezien heeft en die er dus naar snàkt. Hij stulpte voetje na voetje, maar helaas ging het niet

[pagina 26]
[p. 26]

best. Zand is niet vast genoeg. Steeds wanneer hij zich af wilde zetten zakte zijn voetje in de losse korrels weg. Zelf merkte hij het niet zozeer, want het was aardedonker in de heuvel en wanneer het aardedonker is en alle zandkorrels zijn hetzelfde, dan kan iemand moeilijk nagaan hoeveel steenlengtes hij opschiet.

Na een kleine vijf uur hard werken was de witte mol even ver als toen hij begonnen was. Dat is dus helemaal niet ver, dat is eigenlijk niks.

En na nog een uur graven en wroeten was hij moe en besloot hij te gaan slapen, morgen zou 'm wel verder zien.

De steen wist niet hoe dik de zandlaag boven hem was, maar hij was vol goede moed.

Nu, die zandlaag was nog geen veertig centimeter dik. Maar de steen had tot in der eeuwigheid door kunnen blijven graven zonder te weten dat hij niet verder kwam. Tja, zo gaat dat nu eenmaal in het leven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken