Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De steen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De steen
Afbeelding van De steenToon afbeelding van titelpagina van De steen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De steen

(1974)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De 4 ballonvaarders

Twee dagen en drie nachten later. - Er ging iets gebeuren op het weiland dat aan de andere kant van de sloot naast de rijweg lag. Iets nieuws. Midden op het veld stond een kleine houten schuur, waar twee mannen en een vrouw bedrijvig omheen tripten. Met z'n drieën toverden ze uit de schuur één voor één de onderdelen van een ballon tevoorschijn.

Een van de mannen en de vrouw waren de heer Boesman en zijn vrouw, die een ballonvaart gingen maken. De ballon zelf was de Jonkheer-van-Heemstede-tot-en-met-Bloemendaal - een zeer dèftige ballon dus.

De hemel stond mooi strakblauw en er woei weinig wind. Alleen de zon blies een ruime hoeveelheid zonlicht over de hoofden van de koene ruimtevaarders, waarschijnlijk ter ere van de gast, een beroemd schrijver, die vandaag zijn luchtdoop zou ontvangen, en misschien ook wel om de borst wat aan te moedigen, want hij was danig zenuwachtig.

Uit de omringende dorpen en gehuchten stroomden de kij-

[pagina 27]
[p. 27]

kers toe op voeten en bromfietsen en enkelen zelfs in automobielen. Iedereen was het er over eens, het was een mooie dag om een beroemd schrijver de lucht in te zien vliegen.

- Godfried, zei de heer Boesman tegen de gast, die Godfried heette, Godfried zijn de zandzakjes al gevuld?

- Nee, zei Godfried, niet dat ik weet.

- Wat deksel, zei de heer Boesman, je moet meer bij de pinken zijn. Wie een goed ruimtevaarder wil worden, die dient op tijd zijn zandzakjes te vullen.

Godfried, die graag een goed ruimtevaarder wilde zijn, zocht vlug een paar lege zandzakjes bij elkaar, greep een strandschopje en ging aan de berm van de weg de zakjes vullen. Hij schepte ze van onder tot boven vol met gemeentezand. Hij zag wel dat er ook een steen mee naarbinnen glipte, maar hij had geen zin om die er weer uit te vissen. Hij hield niet van vissen. - Kijk, zeiden de mensen, de schrijver vult zelf zijn zakjes. Waar doet-ie dat voor?

Enkelen wisten te vertellen dat het was om het mandje onderaan de ballon te verzwáren. Was het gevaarte uit-gestegen en wilde het op een gegeven moment verder de lucht in, dan werden de zandzakjes leeggeschud. Men kon er moeilijk één van de passagiers uitgooien, nietwaar? Niemand echter kwam op de gedachte dat dit ook wel eens de verklaring kon zijn voor het vreemde feit dat sommige mensen ineens, midden op de dag, slaap krijgen en in hun stoel wegdommelen. Wordt zo iemand wakker, dan vindt hij in de meeste gevallen een hard slapertje in zijn oog. En tien tegen een dat in de lucht de heer Boesman voorbijgaat.

- Godfried, riep de heer Boesman, Godfried, zijn de zandwitsjes al in de mand?

Godfried moest bekennen van ‘nee’. - Godfried heb je de luchtbrillen wel bij je gestoken? - Godfried zei dat hij er zelfs nooit van gehoord had.

Maar eindelijk was het dan zover. De ballon werd opgeblazen en het drietal stapte in.

- Vaarwel, riep mevrouw Boesman, toen de touwen losgeworpen werden, - vaarwel, en ze zwaaide met haar zakdoekje.

- Vaarwel, juichten de mensen, vaarwel, vaarwel, vaarwel. En

[pagina 28]
[p. 28]

ze gooiden met mutsen, met hoeden, met kushandjes. Vaarwel.

Statig als een paddestoel rees de Jonkheer-van-Heemstede-tot-en-met-Bloemendaal de lucht in. Alleen de rieten mand onder aan de ballon schommelde een beetje, maar daar waren de heer en mevrouw Boesman wel aan gewend.

 

Het was verrukkelijk weer. Er woei nu een heel lichte bries en de zon blies de ballon door het luchtruim alsof hij een veertje was. In het veertje zaten de drie voetgangers; de steen zag het wel, door een gaatje in de zak.

- Als je bang bent mag je mijn hand wel vasthouden, zei mevrouw Boesman tegen Godfried.

- Ach nee, zei Godfried, dat hoeft niet, ik kan mijn eigen hand wel vasthouden.

Hij keek over de rand van de mand. Onder hem, op de aarde, dreven zachtmoedige dorpen en landerijen als dahlia's in het rustige water van een drijfschaal, bossen en heuvels deinden van horizon tot horizon en hier en daar stak een kerktoren zijn wijsgerige wijsvinger omhoog om de ballon na te wuiven.

- We gooien er nog een honderd kilometer tegen aan, riep de heer Boesman opgewekt, hij loopt gesmeerd. - Godfried, schud de zandzakjes leeg.

Godfried en de heer Boesman, als twee volwassen Klaas Vaaks, namen de zandzakjes ter hand en strooiden de miljoenen zandkorrels als evenzoveel slapertjes over de wereld uit. - Een steen, riep de heer Boesman, een steen. Godfried, grijp 'm.

Maar Godfried z'n ene arm was niet lang genoeg. Grijp 'm; makkelijk praten, de steen was op dat moment al een 100 m van de mand verwijderd.

- Vriend, zei de heer Boesman ernstig, wat is de verklaring hiervan?

Maar vriend Godfried had natuurlijk geen verklaring. Met een ernstig gezicht zag hij de steen na, zich afvragend wie hem op het hoofd zou krijgen.

De steen zelf viel inmiddels met een duizelingwekkende vaart naar beneden, het werd hem bang temoede toen zijn verschrikte oog de huizen en kerktorens zag, hoe die al groter en

[pagina 29]
[p. 29]

groter werden, al groter en groter - als snelgroeiende monsters.

O, een vogel zonder vleugels was hij, een witte mus die, ver van de aarde, zijn vliegveren verloren heeft en die almaar valt. Was een ster, zonder zilveren haakjes om hem vast te houden in de hemel.

Misschien zei, naarboven kijkend, wel iemand: - Daar valt een ster, op klaarlichte dag zie ik zomaar een ster vallen. - En die mens ging vlug een wens doen.

Maar de wens zou niet uitkomen, want de steen was geen ster.

Als een gekleurde waaier die opengeplooid wordt zag de steen in een kort moment heel zijn veelbewogen leven aan zich voorbijtrekken; alle gebeurtenissen, alle avonturen, alle fijne en nare dingen die hij eens meegemaakt had, speelden zich opnieuw voor zijn schrikoog af en hij beleefde ze weer, net als de eerste keer. Ja, als was het de eerste keer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken