Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De steen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De steen
Afbeelding van De steenToon afbeelding van titelpagina van De steen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De steen

(1974)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bent u...?

Ongeveer 1 km buiten de stad aan de rechterkant van de straatweg stond een oude stenen schuur. De zwerfsteen, die de hele afstand strompelend had afgelegd, bewoog zich er heen en begon doormiddel van kleine stootjes het cement van zijn lichaam los te bikken.

Het was een taai karwei, maar na twee dagen van ingespannen aanloopjes nemen gevolgd door korte felle botsinkjes tegen de muur was het dan toch zover dat de laatste cementen puistjes van zijn huid verdwenen waren. Vol goede moed hipte hij de weg op, een weg zo mooi geplaveid dat het een lust was er over voort te rollen.

De eerstvolgende jaren trok hij kriskras door het land, er zo nu en dan een stuk van Duitsland bijpikkend, want voor een steen bestaan geen grenzen, ze glippen zonder dat iemand het ziet onder het prikkeldraad door. Hij maakte kennis met vele nieuwe steensoorten en probeerde zowel met de bewoners van bos en hei, als met die van de grintwegen op vriendschappelijke voet te staan. De steden vermeed hij zoveel mogelijk, omdat die volgens hem niet langer te vertrouwen waren, ze werden te druk.

In het noorden bleek een koppig soort stenen te bestaan, keien stug als hout met wie moeilijk te praten viel, zelfs zingen deden ze niet. In het zuiden daarentegen woonde een slag dat de hele lieve dag door zong; zelfs hun praten leek op zingen. Over 't algemeen hadden ze ook een iets hoger temperatuur. En aldus vond hij uit dat de meeste stenen door hun voortdurende omgang met de mensen zozeer vermenselijkt waren dat ze zelfs ten dele hun karakter aangenomen hadden. De stenen waren zogezegd beïnvloed door hun levende omgeving. Wat wil je, dacht de steen, in een land waar mensen en stenen zo dicht op elkander leven.

[pagina 88]
[p. 88]

Midden op de hei, in het gewest Drente, waar het drukste verkeer van zwerfstenen heerste dat hij tot nu toe aangetroffen had, onderging de steen zijn meest indrukwekkende ervaring. Hier was het dat zijn voetje ineens stilhield. Het bleef stokstijf staan.

Hij had het even tevoren op automatisch gesteld, d.w.z. onder toezicht geplaatst van een veiligheidsoogje dat hij tegenwoordig altijd openhield voor 't geval er gevaar dreigde - , en nu waarschuwde dit oogje hem. Hij schrok wakker.

En wat hij zag deed hem trillen over zijn hele lichaam. Wat hij daar voor zich zag was een kei zó groot als hij zelfs niet had durven dromen dat er bestond. Vol ontzag staarde de steen hem aan. Meer dan 1½ m breed en bijna 2 m hoog, stak de kei, die een hunebedkei was, als een trotse stenen vorst boven zijn omgeving uit. Als hij wilde kon hij al de stenen ter wereld verpletteren en al de huizen er bij. Maar hij wilde gelukkig niet. Integendeel, de steen straalde een wonderlijke warmte af en trok alles wat steen was aan met een geheimzinnige kracht. En wie hem naderde werd zelf ook warm en wie hem naderde begon te gloeien als een steenkooltje.

De jonge steen wentelde verlegen naderbij. Had hij nu zomaar, blindelings, gevonden waar zoveel zwerfstenen, groot en klein, dik en dun, gekleurd en ongekleurd hun leven lang voor rondzwerven zonder het te vinden?

Hij keek de hoogte in en ontmoette het grote peinzende oog, dat welwillend op hem neerkeek. Opgewonden vroeg hij:

- Bent u, bent u... Hij stotterde ervan.

Het oog bleef lange tijd op hem rusten en zag daarna weer peinzend en groot uit over de hei.

- Nee, sprak de hunebedsteen tenslotte, het spijt me. Sterk ben ik wel en machtig is mijn aantrekkingskracht, maar dat wat je denkt dat ik ben, nee, dat ben ik niet. Het spijt me jongen.

De steen stotterde van teleurstelling. - Ik-k-k dacht, zei hij.

- Dat denken er zoveel, zei de hunebedsteen met een diepe stem, iedere dag krijg ik kleine zwerfstenen die denken dat ik het ben. En ik ben het niet. Ik wou dat ik hem zelf kon vinden, als ie tenminste bestaat.

- Maar waarom zwerft u dan niet meer, vroeg de steen, die

[pagina 89]
[p. 89]

nog maar steeds niet kon begrijpen waarom deze steen het niet was.

Het oog boven hem kreeg iets bedroefds, iets om heel veel medelijden mee te hebben.

- Mijn tijd is voorbij, zei de grote hunebedsteen, sinds lang lang geleden al. De grond hier is te zacht voor mij om overheen te rollen. - Trouwens, als ik ging rollen zouden de mensen mij in een ommezien van tijd vastmetselen. Ik ben een àl te zwaar mens.

Met een oogje vol treurnis ging de steen weer op pad.

- 1 km verder, riep de hunebedsteen hem nog na, als om de teleurstelling die hij veroorzaakt had weer goed te maken, ongeveer 1 km verder ligt een steen die nog groter is dan ik, sommigen zeggen dat hij het is. Zie maar eens.

- Welbedankt, riep de steen blij, welbedankt hoor, ik zal er direkt heenrollen.

Met een hoofd vol hoop en een voetje boordevol reislust jakkerde de steen dwars door het zand en de heidebloempjes en over twee hoge heuvels heen, naar De Andere Steen.

 

Die Andere Steen bleek, toen hij hem ontwaarde, nog groter en indrukwekkender dan de vorige.

Nu, dit was 'm zeker. Een bruin, moedeloos oog staarde hem al vanuit de verte tegemoet en de laatste 20 m voelde hij er zich bijkans naartoe gezógen, zo sterk was de aantrekkingskracht van de hunebedsteen.

- Bent u, bent u..., hijgde de kleine steen, nog voor hij goed en wel de schaduw van de kei bereikt had.

Diepe stilte.

Zoemend vloog een bij over de warme hei, op zoek naar het volgende honingbloempje. De bij zette zich neer naast de steen en stak toen hij een bloempje gevonden had zijn snaveltje uit om de honing te puren.

- Nee zoon, nee, klonk eindelijk dieptreurig de stem van de machtige zwerfsteen. - Je bent de zesde vandaag en allen heb ik ze moeten teleurstellen. Allen. Het gewicht van mijn leven begint mij ondragelijk te worden.

- Maar hoe kan dat dan, riep de steen, je bent zo lekker warm?

[pagina 90]
[p. 90]

- Er zijn meer warme stenen op de wereld, zei de hunebedkei, - dat is het niet. Je ziet het, ik ben groot, ik ben sterk, alles wijst er op dat ik het ben, en toch ben ik het niet. O, zelf teleurgesteld zijn is erg, maar anderen te moeten teleurstellen is honderd maal erger. Ik wou dat ik niet bestond.

De kleine steen kreeg diep medelijden met de grote.

- Is het zo erg? vroeg hij.

- Nog veel erger, zei de kei. Jullie kleine stenen kunnen tenminste nog rondzwerven, ik kan helemaal niks. Een steen als ik is hulpeloos aan zijn standplaats gebonden...

- Zal ik dan maar gaan, fluisterde de jonge steen.

- Ja, ga maar, ga maar, zei de kei, met een berustende klank in zijn stem. - Maar luister zoon, ik wil je een kleine hoop meegeven. Gehoord heb ik dat zich op twee kilometer afstand van mij een kei ophoudt die nog groter en sterker is dan ik. Misschien is hij het, informeer maar eens.

- Is dat zeker? vroeg de steen, die de kleine hoop van de hunebedkei tot een grote hoop voelde aanzwellen.

- Nee nee, zeker is het niet, sprak de kei vlug, ik zei: misschien!

- d.w.z. je kùnt niet weten, d.w.z. zie maar eens.

- Nou dan ga ik maar meteen, riep de jonge steen naarboven. Dag!

Zich met grote moeite uit de ban van de hunebedkei losmakend, wapperde hij nog één keer met zijn oogje en zette het daarna op een lopen.

De derde kei was niet 1 maar 4 stenen. - VIER stenen tegelijk. Als deze het niet was dan was niemand het, want allevier waren ze groter dan die hij ooit tevoren gezien had. Ze staken de lucht in als torens, met elk een onmetelijk fors, brandend oog. En weer voelde hij op grote afstand al de kracht waarmee ze hem aantrokken.

- Zijn jullie het, gilde hij boven alles uit, zijn jullie het soms allevier tezamen?

Hij wachtte ongeduldig op het antwoord. Maar het antwoord kwam niet.

Eindelijk, na een angstige stilte die wel 2 minuten duurde, klonk over de hei als een late echo van zijn eigen stem:

- Nee nee nee. - Verder. - Verder. - 1½ km van hier.

[pagina 91]
[p. 91]

De jonge zwerfsteen liet zich op de grond vallen.

- Dat zal wel, schreeuwde hij woest. - Ik-Ga-Niet-Verder, ikganietverder, ikganietverder, ik laat me niet langer beetnemen.

Hij stampvoette.

Daarna gaf hij zichzelf een duw en begon als een driftige egel te rollen. Te rollen!

Begon weer te zwerven, wist niet waarom en wist niet waarheen.

 

Tegen de avond was zijn drift wat gezakt. En even later, toen er een maan opkwam, werd hij zelfs al een beetje boos op zichzelf, want diep in zijn hart begon hij zich af te vragen: of het toch niet verstandiger was geweest het nog één keertje te proberen.

Vroeg zich af: En als het nu de vierde keer eens raak was geweest met bijvoorbeeld een verzameling van vijf stenen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken