Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De steen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De steen
Afbeelding van De steenToon afbeelding van titelpagina van De steen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De steen

(1974)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]

VI

Hier blijven...

Arme, arme steen. Was hij nu dood? Was hij als een paddestoel uit elkaar geploft en geheel van de aardbodem verdwenen?

Niks arme steen, was helemaal niet dood, was nog springlevend en alleen maar een beetje duizelig van de schok. Alleen in z'n ene zij voelde hij een stekende pijn; waarschijnlijk was hij op iets hards terecht gekomen. Misschien wel op een andere steen. Maar die andere steen moest dan weggeketst zijn, want hij voelde hem tenminste niet.

Langzamerhand kwamen de geschokte atoompjes in zijn lichaam weer wat tot rust en even later trok ook de duizeling weg. De pijn in de zij bleef.

Toen, weer wat later, deed de steen voorzichtig een ernstig oogje open, een oogje met een witte traan er in. De traan rolde er uit en werd gevolgd door een andere traan en nog één en nog één. En toen... w-at?

W-wat zag hij daar? De steen duwde zijn oogje heel wijd open en keek, keek. En ineens begon hij te lachen. Lachte door zijn tranen heen.

En zijn gouden adertjes begonnen te blinken zoals ze nog nooit geblonken hadden. Ze blonken geweldig. Ja, ik geloof dat de zon er een paar ekstra lichte libellen voor uitzond die, zonder dat de steen het merkte, de adertjes helemaal in vloeibaar zonlicht gingen wassen.

- Morgen paps, zei het kleine steentje dat naast hem lag, - uitgeslapen?

De steen kon nog steeds zijn ene oogje niet geloven, hij stulpte er vlug nog een paar bij uit. Zag hij het goed?

- Zeg je niks tegen me, zei het steentje, of ben ik te klein om tegen te praten?

- M-morgen z-zoon, zei de verblufte steen, een héél goeie morgen.

[pagina 95]
[p. 95]

Oef, wat was het warm. Zijn vel werd er helemaal rood van.

- Maar ben je dan echt van mij, stamelde de vuurrode steen, is het heus geen vergissing van je moeder?

Hij bedoelde dat het steentje misschien een vondeling was, bij hem neergelegd vanwege zijn gouden adertjes, zoals een babykindje op de stoep van een rijke meneer.

- Nounou, sprak het steentje, kun je dat dan niet zien? Kijk maar, ik ben van dezelfde steensoort als jij en ik heb ook een klein pietsje goud - hier!

De steen zag het, hij zàg het!

- En kijk maar eens naar je zij, vervolgde het steentje, daar ben ik uit gesprongen. Ik pas er precies in. Maar ik wil er niet weer in.

- Neenee, dat hoeft ook niet, zei de steen lachend. Kom ik zal je knuffelen.

Ja, nu was hij helemaal overtuigd en er kon geen steen op de hele wereld zijn die vrolijker was dan hij. Een leuk klein dondersteentje waarvan hij de vader was, was dat niet om blij mee te zijn?

Hij stulpte zijn voetje uit en rolde naar de jonge kleutersteen toe.

- Dat kan ik ook, zei het steentje en werkelijk, daar stak het een heel klein miniatuurvoetje naarbuiten en begon te rollen alsof een steenbikker hem op de hielen zat.

- Hier blijven! riep de steen.

 

Het werd een dolle middag. Als twee uitgelaten jongehonden dartelden de steen en het steentje over het land. De pijn in de zij was over en ze gingen wedstrijden aan wie het eerst bij een bepaalde boom was. De grote steen was weliswaar rapper in het rollen, maar daarnaast had hij nu de handicap van het gat waarvan de scherpe kanten hem afremden; soms ook liet hij de kleine steen winnen door net te doen of hij niet mee kon komen. De kleine had het wel in de gaten, want hij was verre van dom, en daarom zei hij op zijn beurt om de grote steen te plagen: - En nu zullen we doen wie het eerst door dit gaatje is. Het gaatje was dan voor de grote steen veel te klein om doorheen te kruipen.

[pagina 96]
[p. 96]

Ondertussen verloor de steen het goudkorreltje geen ogenblik uit het oog. Dat was zo moeilijk niet, omdat het al op grote afstand opviel door zijn heldere schittering. Wel probeerde het zich zo nu en dan te verstoppen, maar in dat geval was de vader er als de kippen bij. Hij zocht net zolang tot hij hem gevonden had en hield dan een boze preek waarvan hij niets meende. Waarop het kleintje dan weer allemaal kleine knipoogjes gaf, zodat zijn vader of hij wilde of niet in lachen moest uitbarsten.

Ja, het was een verdraaid leuk steentje. - Precies zijn vader, vond de steen.

De middag ging veel te vlug voorbij.

Toen het donker werd bleven de beide stenen liggen en sliepen in, moe maar tevreden en dicht tegen elkander aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken