Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De steen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De steen
Afbeelding van De steenToon afbeelding van titelpagina van De steen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De steen

(1974)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De geoloog

Een jaarlang trokken vader en zoon nu samen door de mooie wereld en het ging opperbest. De vadersteen, die zich ineens volwassen voelde, vertelde de jonge steen alles wat hij zelf wist en wat hij vond dat moèst en de jonge steen nam het aan en deed het, of hij nam het niet aan en ging zijn eigen gang. Zo hoort het ook.

In het begin was de steen het daar niet helemaal mee eens en dreigde met: Pas op, of ik stop je weer in mijn zij! Maar het steentje zei: Doe niet zo ouderwets en lachte de steen in zijn gezicht uit. Hij wist dat hij er toch weer uit zou vallen. En eigenlijk vond de steen het in zijn hart wel leuk zo'n ondeugend zoontje te hebben.

Maar een zwerfsteen hoort alléén door de wereld te reizen, twee zwerfstenen bij elkaar botert niet op de lange duur, het botst en bovendien trekt het teveel de aandacht van de mensen.

En zo brak ook voor hen het droeve uur van scheiden aan. Het ging als volgt: Op zekere dag zei de jonge steen, ik wil naar het westen, en de steen zei, ik wil naar het oosten en beiden hielden voet bij stuk. Goed. De steen zei: - Dan hoepel je maar

[pagina 97]
[p. 97]

op.

- Graag, zei het steentje, dat 's nou juist wat ik wou.

Na elkaar voor 't laatst een voetje gegeven te hebben en gezegd te hebben: het ga je lekker goed, draaiden beide stenen zich om en verdwenen op slag uit elkanders gezicht.

Ze scheidden als goede vrinden.

Even was de steen erg bedroefd, maar dat ging binnen het uur weer over. Hij wist toch vantevoren hoe het zou aflopen: zo en niet anders, en hij zou niet eens anders willen. Hij had zijn plicht gedaan; had zijn zoon opgevoed volgens zijn beste weten en kunnen en als deze vond dat hij op zijn eigen voetje kon staan, wel, dan had hij het recht daarop te staan, eerlijk is eerlijk.

Nee, zijn verdriet was binnen een week weer over. Hij dacht er nog wel aan maar het was zo goed als voorbij. En bovendien, er viel nog zo ontzettend veel werkelijks te zien in de wereld. Achter de groene horizon lag land en achter dat land weer ander land en al dat vele vele land behoorde immers voor een zwerfsteen tot het beloofde land?

Nou dan?

 

Tenslotte weer een rond en gezond jaar later, toen de steen meende eindelijk in het oosten gearriveerd te zijn - hij wilde geloof ik uitvinden waar toch het kanon stond dat iedere dag een nieuwe zon de lucht inschoot - , in het oosten aangekomen dus, werd de steen op zekere dag aangesproken door een geoloog.

Een geoloog is een soort dokter die, gewapend met een strandschopje, een hamertje en een bril met dubbele glazen, de grond onder onze voeten onderzoekt of er ook steensoorten voorkomen die niet op zijn atlas staan. Als hij er een gevonden heeft is hij zo blij als een klein baasje en moet de hele atlas veranderd worden.

- En wat zei de geoloog?

- Bij de baard van mijn vader, zei de geoloog, vind ik daar even iets? En dat zomaar met mijn blote oog.

De steen antwoordde met zijn gouden adertjes, hij liet ze glinsteren en blinken of hij het zonlicht zelf was. Geen groter ge-

[pagina 98]
[p. 98]

noegen immers dan eindelijk weer eens opgemerkt te worden door een menselijk wezen!

Hoor, de geoloog floot tussen zijn tanden van verbazing.

- Goud, goud, mompelde hij, echt, eerlijk goud.

Hij zette twee felle kunstogen op die zo groot waren als de ogen van een koe. Hij bekeek de steen aan alle kanten, klopte erop en hield hem tenslotte zelfs tegen zijn oor.

- Mijn handen zouden er ruzie om maken, verzuchtte hij. Deze is voor mijn rechterhand, nu kijken of ik er ook nog een kan vinden voor mijn linker.

Maar helaas, er was zo gauw geen tweede te vinden; daarom borg hij de gouden steen voorlopig weg in een soort broodtrommeltje, dat hij meegenomen had om zijn vondsten in te doen.

De steen trof er een hele verzameling andere stenen aan, stenen die evenals hij in een opgewonden stemming verkeerden. Iedereen ratelde met iedereen en de zotste voorspellingen deden de ronde omtrent het doel van de reis. De steen echter werd er tijdens de tocht niet rustiger op; hij wist niet waarom, maar hij kreeg ineens zo'n benauwd gevoel vanbinnen dat hij, buiten zichzelf van onrust, tegen de wand van de bus begon te bonzen. O, kon hij er maar een gat in slaan!

Het trommeltje danste op de rug van de geoloog; het danste misschien wel iets harder dan anders, het ratelde misschien wel een beetje luider, maar de geoloog merkte het niet.

 

Het was alsof van heel uit de verte iets donkers op de steen afkwam, dreigend als een onweer...

 

* * *

 

Nog dezelfde dag, des middags om een uur of vier, werd de steen op de tafel gelegd en, als een troetelkindje op het konsultatieburo van onder tot boven onderzocht. Het onderzoek vond plaats in een helderwitte glazen zaal, die propvol stond met tafeltjes en banken; op de tafeltjes en banken stonden honderden glazen buisjes en rolronde ballonnen en erin dreven vloeistoffen van allerhande kleur en geur. Hier en daar hing

[pagina 99]
[p. 99]

zo'n rolronde ballon te pruttelen boven een vuurpitje. Verder liepen tussen de banken een groot aantal in spierwitte jassen geklede mannen en vrouwen rond.

De steen keek een beetje witjes naar het vreemde spel van de mensen en probeerde uit te vinden waar het allemaal voor was. Misschien zou hij hier met plezier gelegen hebben wanneer iets in hem niet zo geheimzinnig bang was geweest. Waarom eigenlijk? Had hij de laatste jaren niet duizend dingen meegemaakt - en was alles niet goed voor hem afgelopen - altijd? Dus waarom dan nu niet?

Ha, daar zag hij hoe in een hoek van de zaal de geoloog die hem gevonden had stond te fluisteren met een van de witte doktoren. De dokter fluisterde met zijn handen terug en schudde heftig met zijn oren van nee. Daarna gingen de monden van de geoloog en de dokter heel snel open en dicht. De witjas schudde weer met zijn oren. Tenslotte haalde hij twijfelend een schouder op: - Goed.

Tezamen liepen ze naar de tafel waarop de steen zijn onbekende lot lag af te wachten.

- Maar je weet het, hoorde hij de witjas zeggen, - samsam.

- Top, zei de geoloog, als jij het geld verschaft om de grond te kopen.

En hij kreeg het geld. Want twee dagen later kocht onze geoloog, Drs. van Zalm geheten, voor honderddertig duizend gulden het hele landgoed waarop hij de steen aangetroffen had.

- Er werden wel honderd gaten in de grond geboord, er werd gegraven en met water gespoeld, maar hoe men ook groef en spoelde, nergens vond men goud, zelfs geen milligram. De geoloog begreep er niets van.

De witgejaste dokter wel. Die was zijn honderddertig duizend gulden kwijt en hij moest maar zien dat hij ze terugkreeg.

 

Maar ondertussen lag de steen op de tafel. Hij bemerkte met schrik dat één van de doktershanden hem opnam en in een meetglas met water dompelde. Vervolgens werd hij weer opgevist en met een doek drooggewreven. Hierna legde dezelfde hand hem op een weegschaaltje om te wegen. En dit was wel leuk. Het bakje ging op en neer als een schommel met een

[pagina 100]
[p. 100]

kindje er in en hij was het kindje.

Toen het bakje stilhield waagde de steen het tersluiks een blikje te werpen naar de naald die het gewicht aanwees. Hij woog twee pond en een ons. - Hm, niet slecht.

De dokter krabbelde met een potlood iets op een papier en zei tegen de geoloog: - Hm, niet slecht. Het is ongetwijfeld de moeite waard het goud er uit te halen, binnenin zit namelijk nog een hele klont.

De steen slaakte een luide gil. Au, het ging mij door merg en been.

Iedereen had met de steen te doen, behalve de dokter en de geoloog; die hoorden het niet eens.

- Kan het vandaag nog, vroeg de geoloog, toe, anders moet ik er de hele nacht aan denken.

De dokter schudde knorrig met zijn oren. - Kom nou, zei hij, het is bijna half zes en mijn mond rammelt van de honger. Morgen. Morgen het eerste wat ik doe is de steen smelten en het goud er uit halen. Oké?

De steen knikte, hij vond het best, want op die manier had hij nog een hele nacht de tijd om te ontvluchten.

Het trillen in zijn binnenste hield op en in zijn hoofd gloeide weer een klein sprankje hoop.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken