Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XI. Emilia aan Eufrozyne.

Den 12 Febr.

17-

 

Voor drie dagen kwam de zwellende rivier met een woest gedruisch over dijken en dammen stromen. Met een ontembaar geweld stoof zij de weiden in, en scheen de boomen te zullen ontwortelen; deze gezigtsverandering is niet aangenaam; het is eene verwoestende vertooning. Ik wandelde zoo even langs den afgekabbelden oever, en, leunende op een afgebroken knootwilg, liet ik mijn zwaarmoedig oog

[pagina 61]
[p. 61]

over de onafzienbare watervlakten dwalen. Een grauwachtige kokmeeuw, en een donkere waterraaf zwierden, met een onzekere vlucht, over den bruinen stroom heen. Zijn dat die weiden, dagt ik, daar voor weinig maanden gras en bloemen stonden, daar de grazende kudden van genoegen loeiden, terwijl ik bij haar zat te zingen. - Zullen nu die tedere plantjes door het koude nat niet sterven? O winter, hoe verwoest gij alles! hoe ontsiert gij Gods aarde! ik dagt dit, maar te schielijk; ik vergat dat deze met slik beladen stroom, den landen zegen en vrugtbaarheid aanbrengt; deze herinnering veranderde mijne klachten in dankzegging.

Den 15 Febr.

Welk een geheel ander tooneel heeft mij de natuur thans geopend! Gisteren bragt een gure noordenwind een heir van graauwe huiverende wolken op zijne gonzende vleugelen aan; zij hebben zig den gehelen nacht al sneeuwende ontlast. Ik stiet dezen morgen mijn venster open; en welk eene verandering! - Ik zie geen bruine daken, geen groene taxis heggen, of hulstruiken, geen bosch meer: - alles, alles in een plegtig wit kleed gedoscht:

[pagina 62]
[p. 62]

de bomen staan in een peinzende gestalte, en worden door geen windje bewogen. o! Hoe schoon, hoe grootsch is dit schemerende wit! Maar hoe onaanzienlijk is bij dat wit de bruinbestoven rok van mijn buurman, die daar juist voor mijne oogen komt; hij dwaalt om zijn duivenhok, en zoekt waarschijnelijk het spoor van eenig roofdier dat zijne duiven gedood heeft. En welk eene dwaze houding maken mijne arme hoenders; nu staan zij stil, verblind door de sneeuw, in een mijmerende houding; dan doen zij eenige onzekere treden naar hun hok, en staan weder stil, even of zij 't niet eens kunnen worden met zig zelven, wat te kiezen. Nu komen de vogelen in grooter menigte een verdubbeld ontbijt bij mij zoeken, hoe veel soorten zie ik, die zich anders altijd van mijne woning verwijderen! Hoe vrolijk huppelen zij, en klouteren de sneeuwheuveltjes, die de oneffen grond veroorzaakt op en neder; twee verkleumde koolmeezen logger door de koude, wilden de anderen navolgen, doch het heuveltje stortte in, en bijna vonden deze onnozele schepsels hier hun graf; doch gelukkig zijn zij nog met den schrik vrij gekomen. Mijne verbeelding voerde mij op dit gezicht naar de eeuwig besneeuwde Alpen henen; ik verbeeldde mij de gevaren, die onbedagte reizigers daar dikwijls ontmoeten; de ijselijke sneeuwbrokken, die, met een donderend geraas dikwils nederploffen, en vee en men-

[pagina 63]
[p. 63]

schen, zoo geen tijdige vlugt hen redden kan, onverwacht doen omkomen. - Het schoone, het grootsche, het ontzettende der natuur, in dien verwonderlijken oord, had de sterkste werking op mijn verrukte ziel; even of ik er zelf getuige van was, en nogtans welbezien, bevond ik mij op Zorgenvrij; - doch ook hier is de sneeuw schoon, en hare eenvormigheid is vol majesteit; de dikbetrokken lucht begint zig op nieuw te ontlasten; de schoone vlokken dalen met eene statige gelijkheid neder! Geen wind beweegt hen, zij schijnen al vallende te zeggen: God geeft sneeuw als wolle. De Natuur schijnt in eene zwijgende verwagting, en deze plegtige stilte maakt dit verschijnsel noch meer treffend! Hoe juist geschikt is dit broeijend en tevens luchtig dekkleed, om de koornvelden voor koude te hoeden; en tevens tot hunne vrugtbaarheid mede te werken. - Zoo verhoed dezelfde God, die zijn ijs daar henen werp als stukken, en voor wiens konde niets onbezorgd bestaan kan, den dood zijner schepselen door deze nieuwe weldaad. En als de zon doorbreekt elk vlokje in een diamant herschept, welk eene recht luisterrijke vertooning maakt dit! - Nog vallen de vlokken, ik ga even naar buiten, om op den raad van mijnen waarden Martinet, in elk kunstig gevormd vlokje, den oneindigen Schepper te bewonderen.

[pagina 64]
[p. 64]

Den 18 Febr.

Nooit, mijne Eufrozyne, zag ik schooner tooneel dan nu; ik zal beproeven of ik er u een denkbeeld van kan geven: de sneeuw had naauwlijks twee dagen gelegen, toen een harde wind opstak, die ze hier en daar op hoopen joeg, en de takken der dennebomen, die zig eerst onder hunnen schoonen last gebogen hadden, geheel ontblootte, en dus hun levendig groen weer te voorschijn bragt. Ik had grooten lust om dit van nabij te zien, en baande mij een weg door de dikke sneeuw. De lucht was dik betrokken; ik zag geen mensch op het land; de schapen bleven in hunne kooijen, en de boer in zijn hut; het was doodstil, naauwlijks een vogel roerde zig; alles was eenzaam en verlaten; de geheele Natuur scheen in gepeins. Hutten en sneeuhoopen, alles had eene bijna eenvormige gedaante aangenomen. De keeten van omliggende bergen was naauwlijks van de daar boven hangende wolken te onderkennen; alleen mijn dennebosch stak zijn groene kruin, met een trotsche schoonheid, uit de sneeuw op, en dit groen scheen nu donkerder en tevens levendiger af bij haar schemerend wit. Ik trad het bosch in; daar lag de sneeuw in hare natuurlijke schoon-

[pagina 65]
[p. 65]

heid, hier als lugtig dons, ginds als kleine golfjes van een beekje: geen menschelijke voet had nog dit zuiver tapijt betreden. - Zulk eene witheid ziet gij nooit op uwe woelige straten. Haar straallooze luister verblindde mij; het scheen mij hier een gewijd verblijf der onschuld, en met schroom zette ik mijnen onheiligen voet op deze nooit gedrukte vlokken. Doch ik waagde het en trad eindlijk verrukt de kronkelende paden op; ik vond eenige boomtakken met festoenen van kristal behangen; om anderen, schenen zig glinsterende slangen te kronkelen. Maar hoe de sneeuw in deze waarlijk grootsche gedaante hervormd was, weet ik niet. Terwijl ik op deze zeldzame schoonheden stond te staren, hoorde ik het eerbiedwekkend geruisch, van de takken der dennen, schoon geen windje merkbaar was; dat het geruisch van eenen waterval, op zekeren afstand gehoord, levendig nabootste. - Ik gevoelde mijne eenzaamheid met een somber vermaak, toen een raaf haar holle stem door 't weergalmend bosch deed dreunen, en een eenzaam winterkoningje voor mij, op een dorre eikenstruik kwam zitten, het was zwak, en dikgezwollen door honger en koude; het scheen, door zijn zagt gepiep, mijn medelijden te willen wekken, en de afwending te smeeken van zijnen dreigenden nood. Ik voelde zijne sprakelooze bede, met al de tederheid van een medeschepsel: doch meer kon ik niet. Het stoorde eenigen tijd

[pagina 66]
[p. 66]

mijn genoegen, tot dat ik het onnoozel diertje, langs de stam van een' boom zag oploopen, terwijl het telkens in het mosch pikte; hoe, dacht ik, zal dit hem voeden? Ik zag zijn bedrijf met alle mogelijk opmerking na; en hoe aangenaam wierd ik verrast, toen ik ontdekte, dat het schrander schepseltje door zijn pikken het mosch losmaakte en de vliegjes en rupsjes zogt, die, agter het zelve verborgen, den winter doorbragten. Ik bewonderde de liefderijke en zonderlinge zorg van God voor alle zijne schepselen; en de orde waar door 't eene leeft van 't andre, zonder dat nogtans de soorten, te zeer verminderd worden. O! dagt ik toen, hoe dwaaslijk was ik daar bijna gereed, toen ik dit hongerig vogeltje zag, om de Natuur, of liever haaren schepper van wreedheid te verdenken: - maar hoe zeer ten onregt! - Zijne spijs was reeds gereed. Zoo wel dit diertje, als de schorre raaf, die zoo even om voedsel riep, worden door hem verzorgt! - en zou dit mij niet leeren, om zelf in kwade dagen nooit moedeloos te zijn, maar het noodige van zijne vaderlijke liefde te wagten. - Zou Hij die de raaf, en het winterkoninkje gadeslaat, niet veel meer op mij willen letten? Een mijner vrienden zond mij onlangs een afschrift van een versje van zijn opstel. Ik herinnerde mij deze woorden uit het zelve:

[pagina 67]
[p. 67]
 
Het zorgelooze pluimgediert
 
Wil hij zijn voedsel geven;
 
De tedre bloem, die 't veld versiert,
 
Blijft uit zijn handen leven:
 
En zou zijn kind,
 
Dat hij bemint,
 
In weerwil van zijn klagten,
 
In zijn ellend versmachten?

Ik zag verscheiden voetstappen van boschgedierten in de sneeuw ingedrukt, van hazen, konijnen, wezels, zelfs scheen mij een groot spoor, dat van een zwijn; een ander dat van een ree te zijn. - Wat verder, vond ik het geraamte van eene krem, door de raven zeker geplunderd; ook dit vergrootte de statelijkheid van het bosch. En om dit mijn genoegen nog grooter te maken, nam ik een pen uit zijne vleugel, waarmede ik dezen brief schrijf. - Wel Eufrozyne! wat zegt gij nu? heeft de Winter geene schoonheden buiten?

Maar in hoe lang heb ik geen letter van u gezien, deze is voor zes dagen begonnen; - op hoop van spoedig antwoord, geef ik hem van daag aan de post mede; schrijf toch uwe

 

Emilia.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken