Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

XXXII. Eufrozyne aan Elize.

Den 1 Junij

17-

 

Emilia zit weer in haar schrijfkamertje, en ik in het mijne, om wat met mijne Elize te keuvelen. Dezen morgen, na het ontbijt, sloeg mij Emilia, voor om met den hengel te visschen. Ik bragt hier niets tegen in, wijl het eene van mijne begunstigde uitspanningen is. Een helder stroomend water, bespoelt haren moeshof; wij zaten aan zijnen oever, op het bloemvol gras; onder eene breede hazelnotenstruik. Een liefzingend vogeltje zat op de takjes; verscheiden zwaluwen met strooitjes, veertjes of klei beladen, vlogen ons voorbij; en bouwden hunne nestjes, onder een brug, aan den ingang van de moestuin, waar wij digt bij zaten. De gestadige levendigheid in 't water, het snel voordschieten van schoongevlamde snoeken, de beweeging der sierlijk gestreepte baarsjes, of van allerlei kleine paslevende vischjes; - veelsoortige insekten, die al heen en weder op het oppervlak des waters zworven; eenden, die, van hare nog vederlooze jongen gevolgd, met eene zekere deftigheid

[pagina 184]
[p. 184]

voorbij zwommen; - alles hield onze zinnen aangenaam bezig; wij vongen eenige baarsjes, genoeg voor ons middagmaal, dat dubbel smaaklijk was, om dat wij 't zelf bereid hadden.

Wij doorwandelden den moeshof; en naauwlijks deden wij eenige schreden, of wij zagen een mol, met de grootste vaardigheid loopgraven maken; Rosette vong haar even vaardig, en bragt haar voor ons; als of het lieve dier, mij gelegenheid geven wilde, om die kunstige en tot zijn levenswijs juist geschikte pootjes, of liever handjes, die de natuur aan de mol gaf te bewonderen; even daar na zagen wij een mierennest. Ik, niet gewoon zo opmerksaam te wandelen, zou het voorbij gegaan hebben, maar mijn waarnemende Emilia hield mij stil, om op de werkzaamheid dezer diertjes te letten. Ik zag niets dan een rusteloos gekrioel, loopen, aandragen, en vegten, door elkanderen. Doch mijn vriendin, meer onderwezen in de huishouding dezer dieren, leide mij hunne bedrijven en oogmerken uit. Ik verbeeldde mij, datze nu en dan Dichteres was, doch zij was alleen getrouwe geschiedverhaalster; ik verwonderde mij over alles. Ik dagt: zouden verhevener wezens wanneer zij onze wereld, en de rustelooze beweginge, van hare werkzame bewoners, beschouwen; als zij in volkrijke steden, hier eene zugtende, daar eene dartele menigte, elk op hare wijze zien jagen naar geluk; ginds weder machtige

[pagina 185]
[p. 185]

krijgsheiren, de geschillen der mogendheden, ten koste van het dierbaar menschenbloed, zien beslissen, en om een stukje land, om een ijdele eer, om een niets, de grootste verwoestingen zien aanregten; zouden wij dan over dat alles wel anders oordeelen, dan wij over het nest en de bezigheden dezer mieren? En hoe laag, hoe klein moeten wij dan zijn, in het oog van Hem die beide den mensch en de mier geschapen heeft! wat is toch aardsche grootheid? - Wat hare eer! - Wat een handjevol rijkdoms? Het moge ons iets schijnen, terwijl wij op dezen kloot zijn, maar hoe zullen wij er over oordeelen, zoo wij ééns onder de Hemellingen mogen geplaatst worden.

De bloembedden, langs welke wij traden, waren allen met geurige kruidjes omboord. Hier was eene verzameling van de schoonste soorten, verscheidene Laterussen, Lupinen, Riddersporen, Damastbloemen, Ranonkels, en anderen, die allen door hare kleur, of door haren reuk, of door eene schoone en nette gedaante, of door dit alles samen, ons deden verwonderd staan, over de goedheid van den Schepper, die in het versieren der aarde, ook voor het vermaak zoo zeer gezorgd heeft. Op een ander bed stonden witte Lelijen met eene trotsche schoonheid, te pronken; hare bladen, door de Zon bestraald, schenen met diamanten bezaaid, en streelden ons gezigt en onzen reuk tevens. Wij doorwandelden een laantje geheel van purperen, witte, lichte en gloeiend

[pagina 186]
[p. 186]

roode, witte, en gele Roozen. Deeze, zeide Emilia, zijn mijne meestgeliefde bloemen. De roos overtreft in schoonheid en geur alles; zie welk een bevallig knopje, dit is voor u; dit bloempje door mijne hand voor u geplukt, moet voor uwen vriendschappelijken boezem verwelken.

Zij plukte het, en wondde haar hand aan eenen doorn. Moet de vriendschap, zeide ik, u smert veroorzaken? ach! waarom is die schoone bloem niet zonder doorn? ô! de wonden der vriendschap, antwoordde Emilia, zijn ligt te heelen. - Had de Roos geen doorns, dan was zij zulk een leerzaam beeld niet, van de onvolmaaktheid aller aardsche genoegens. Waar vondt men toch een genoegen, dat niet met verdriet gemengd is. Dit zien wij, niet slegts in de angstvalligheid van de rijken, in de onvoldaanheid van de wellustigen, in den onrust van de eergierigen, maar zelfs in genoegens die fijngevoelige zielen bekoren; in dien dierbaarsten en onontbeerlijken zegen van het leven - de vriendschap. Is zelfs deze schoone bloem wel zonder doornen?

Neen zeker niet, hervatte ik, dat ondervind ik dagelijks; nu zelfs, in 't genot van haar edelst zoet. - Dit gevoelt thans mijne Elize met mij; dit worde ik niet minder gewaar, als ik, van u afgescheiden, van uw' lot onzeker ben; en op alle mijne vragen hoe, en waar leeft zij thans? geen antwoord krijg, - als ik mij zelven bij u

[pagina 187]
[p. 187]

wensch, en toch eenzaam blijve - Of als een brief mij zegt, dat gij lijdt, en ik met u lijde, dan gevoel ik allerlevendigst dat de geurige schoone roos der vriendschap met doornen van kwelling omringd is. En even als het met de vriendschap is, hervatte Emilia, is het ook met de liefde gelegen. Verbeeld u het gelukkigst huwelijk. Hoe veel angstvallige zorg, rustbenemende overleggingen, harttreffende kwellingen, en pijnelijke vrees mengen zig onder al het zoet der liefde! - doet niet eene ziekte, of slegts de kleinste ongelegenheid der eene echtgenoot het hart des anderen bloeden? Is niet dikwils een onvoldane zugt naar kinderen een scherpe doorn? of kan niet de vervulling van dien wensch oorzaak worden van noch grooter ongeluk? - Nog denk ik met tedere ontroering, aan het lot van Aspazio en Lucinda. Deze jonge echtgenoten waren volkomen gelukkig in elkanders liefde; de onvoldaane begeerte, om hun beeld, in een vrugtje hunner liefde te zien herleven was hunne eenige kwelling. - Allengs wierdt deze begeerte een ongeduldig verlangen, en het onvoldaan verlangen eene grievende smerte. - Eindelijk wordt hun vereenigde wensch verhoord; - Lucinda bevind zig zwanger, - hunne vreugde is onbepaald, zij smaken, in elkanders armen, een voorgevoel van den reinsten wellust; met verrukking voelt zij 't eerste leven

[pagina 188]
[p. 188]

van hare vrugt, en verbeeldt zig reeds alle de zaligheden der moederlijke betrekking te genieten. Zij bereidt, met het innerlijkst genoegen, zonder geld of moeite te sparen; de kleedjes voor haar toekomstig kindje. Zij verbeeldt zig reeds het poezelig wigtje, met betoverende aanvalligheden, op haren moederlijken schoot te koesteren; zij denkt; zij spreekt bijna niets anders, dan van den verborgenen lieveling van haar hart. Ook Aspazio blaakt van verlangen; hij voelt reeds de onuitsprekelijke genoegens van eenen vader: - gelijk hij zig houdt voor den gelukkigsten der mannen. - Dan wat gebeurt er? de tijd der rijping van haar vrugtje nadert; alles was gereed, de vader wagtte met geopende armen het schepseltje, maar welk een omwenteling! - Het vindt in de baarmoeder zijn graf! de jonge, de tedere, de bevallige Lucinda, smaakte nooit het geluk van moeder te zijn; het oogenblik van hare gehoopte verlossing is dat van haren dood! - In 't midden der benaauwde doodsangsten, begeerde zij nog het leven van haar kindje, tot troost van haren verlatenen Aspazio; maar vergeefs! - Het stierf met haar! - en de nog korts gelukkige echtgenoot, ziet alle zijne gehoopte zaligheden tevens, op één oogenblik als een droom, verdwijnen! en, eene aarde moede, waar hij, het geen hem dierbaarst was, missen moet, treurt hij kwijnend den dood tegen.

Zoo, ging zij voord, is ook de duurzaamheid

[pagina 189]
[p. 189]

van aardsch geluk aan die van eene roos gelijk: zij bloeit met eene pasontlokene schoonheid! - Maar een windje verheft zig, haar teder steeltje wordt geknakt, en de pasontloken bloem verwelkt. Dat het meeste belooft wordt ons op 't oogenblik der vermeende genieting ontnomen. Wat moeten regtaartige ouders voelen, als zij hun beider beeld in een beminnelijk kroost zien spelen; als zij het den tederen vader- en moedernaam, met onschuldige lipjes hooren stamelen? als zij de lieve gulle lachjes, de betoverende oogjes van deze aanvallige wigten ontfangen? hoe moet hun wellust groeien, als zij de zaden van Godsdienst in hunne tedere harten strooien? - als zij hunne zielsvermogens bij trappen meer zien ontwikkelen? welke lachende tonelen opent hun het toekomstige! - Maar hoe ligt worden alle deze genoegens verwoest! - Eene ziekte, die het kindje dreigt, doet het ouderlijk hart reeds duizend dooden gevoelen. - Of het sterft onverwacht en schielijk, en laat zijne ouderen in onuitsprekelijke smerten. - Gebeurt dit al niet, de kommer voor de uiterlijke welvaart van hun kroost; of, dat nog erger is, deszelfs slegt gedrag verslinden dan, als zij de vrugten van alle hunne zorgen hoopten in te zamelen, al het vermaak, dat hunne gelukkige kindsheid beloofde! - Dan zien zij het voorwerp hunner liefde, hunner tedere zorg, hun eigen ingewand, in weerwil der vleijendste verwach-

[pagina 190]
[p. 190]

ting een dreigend verderf tegen ijlen! - Ik had niet gedagt Emilia! antwoordde ik, dat deze roos ons aanleiding zou geven tot aanmerkingen, welker waarheid ik levendig gevoel. Nooit moet ik eene roos zien bloeien of zij moet mij de onvolkomenheid, en kortstondigheid der aardsche genoegens herinneren!

Wij doorwandelden den moestuin verder. Kruiden, vrugtboomen, alles stond even tierig. Geheele troepjes vogelen hielden hunnen maaltijd aan de erweten! doch mijne goedhartige vriendin belette het niet. Er komt hun, zeide zij, ook een deel toe van de vrugten der aarde, die onzer aller Schepper deed groeien. Wij wilden een laantje van vrugtboomen in gaan, dwars over het welke een groote spin haar net geweven had. Ik liep bijna met mijn aangezicht tegen het afschuwlijk dier aan, eer ik het bemerkte; ik vloog ontroerd te rug, en beefde van schrik; doch Emilia poogde mijn schrik te verminderen, door mij de merktekenen van Goddelijke wijsheid, ook in dit gehaatte dier, te toonen. - Zij verhaalde mij, dat het van gevleugelde insekten leven moet, en wijl het dezen niet kan navliegen, met de kunst van netten te spinnen, geboren wordt, waar in haar haar prooi van zelfs in de pooten valt. Ik zag ongelukkig eene onnozele vlieg verrast, en hoorde het benaauwd geworstel harer wiekjes. Ik brak het net, tot redding der gevangene, en gaf de diklijvige verraadster werk

[pagina 191]
[p. 191]

aan de toerigting van eenen nieuwen strik. Gij merkt wel dat Emilia mij nog geene vriendin van dit schepsel gemaakt heeft. Ik wil het niet verachten; het is zeker ook een kunstig gewrogt, van een wijze oorzaak, maar, ik heb er eenen onoverwinnelijken afkeer van, en ben zeer op mijn schik dat er in den keten der wezens, noch vele schakels tusschen mij en de spin zijn. Het onkruid, dat zig overal vertoonde, vooral de klimop, die zig om andere planten slingert, en zig met dezelve verwart; de volgeladen vrugtboomen en meer andere dingen, gaven ons stof tot een genoeglijk gesprek over de geaardheid en de verbetering van onzen geest; - Na deze aangename wandeling deeden wij ons middagmaal, onder eenen breeden bloeienden Lindenboom, die ons op zijnen geur onthaalde, terwijl de gevangen visch, een schotel room en eenige vrugten het eenvoudig, maar smakelijk geregt uitmaakten.

O! Hoe gelukkig rolt mijn leven hier voordt! Maar gij kunt het nog volmaakter maken, lieve Elize, door veel te schrijven aan uwe

 

Eufrozyne.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken