Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

XXXIII. Eufrozyne aan Elize.

Den 9 Julij

17-

 

Hoe zal, hoe kan ik, mijn lieve Elize! u de verrukking beschrijven, die mij de schoonste morgen gaf? Mijn penseel is veel te grof om u zulk een schilderij af te malen; ik wil doen wat ik kan, verzekerd dat mijn tafereel hoe onvolkomen, aan u, die ook aan deze schoonheeden niet gewoon zijt, nog behagen zal.

Toen de eerste morgenschemering de nagtelijke schaduwen verdreef, wierd ik uit mijnen gerusten slaap gewekt, door het gekraai der hanen, die, zoo verre mijn gehoor zig uitstrekte, door 't geheele gehugt elkander antwoordden.

Ik stond op, ik ging aan mijn venster, en zag naar het daar tegen over liggend hoenderhok, daar kwam zijn roodgekamde Majesteit, met klappende wieken, en eenen statigen tred, uit zijn slaapvertrek, kraaide nog eens, en wekte zijn serail op. Ik riep Emilia, om met haar

[pagina 193]
[p. 193]

de schoonheid van den morgenstond, die zij mij zo verrukkend beschreven had, te gaan beschouwen. Niet meer dan één half uur van Zorgenvrij, ligt een steile heuvel; hij is rondom met kreupelhout beplant; een smal voetpad loopt al kronkelend naar zijnen top; hier stond een eenzame reizige eik, die er mogelijk voor anderhalve eeuw door eenen of anderen roofvogel gezaaid was, wiens gedagtenis wij nog zegenden. Al hijgende klommen wij den heuvel op, en zetten ons in het mosch onder dezen boom neder, de geurige waassem der bedaauwde kruiden vervulde de geheele lucht, en elk koel morgenwindje bragt nieuwe geuren mede. - Ons aangezigt was naar 't Oosten gekeerd; agter ons was de aarde nog door de vale schemering bedekt, allengs verminderde zij; en de eerst nog flonkerende morgenster, verloor haren glans eindelijk geheel. De verlichte kim wierd telkens schooner en schooner. Lange voor den opgang der Zon, zag men kleine wolkjes, met vergulde, purperen of zilveren randen omboord, of door de heerlijkste, in elkander smeltende kleuren geheel versierd; en deze kleuren wierden sterker bij oogenblikken.

Allengs ontwikkelde zig een nabijgelegen bosch uit de schaduw van den nacht; het huppelend boschgediert vlugtte op de aankomst van den dag naar zijne holen. - Vele bekoorlijke landstreken die allen uit de vale schemering oprezen, lokten onze oogen, doch niets was aan-

[pagina 194]
[p. 194]

trekkelijk genoeg, om ze lang van de oostelijke kim te verwijderen, van waar wij met eene zwijgende verwagting de majestueuze verschijning der dagvorstin te gemoet zagen. Uit het kreupelboschje, dat ons omringde, juichten duizend stemmetjes, wier verscheidene toonen geheel melodisch waren, haar vrolijk tegen. Aan den voet des heuvels vloog de altijd dartele leeuwrik van zijn klaverbed op; steeg, al orgelend, naar boven; en, toen hij mijn gezigt reeds lang ontvlogen was, hoorde ik nog zijn vrolijk morgenlied; dog u dit vogelenconsert te beschrijven, begin ik niet; mijne naauwkeurigste tekening zou al het schoon doen verdwijnen: dit is alleen voor 't gevoel. - Alles wat ik zag, alles wat ik hoorde, scheen den Schepper van het licht, voor den naderenden dag te danken, terwijl onze verrukte zielen, het deden door dankbare tranen. - Met de schemering vlood de eenzaamheid van de velden; - de deur van eene hut, die wij in de diepte, nog weg gedoken in de schaduw zagen liggen, wierd geopend: een half gekleede boer, keek over de onderdeur; hij zag den Hemel in 't rond eens aan; zijne vakerige oogen wierden op dit gezigt helderer, en vertrok vergenoegd om zig te bereiden tot zijnen arbeid. - Hier en daar opende een Herder den stal, en leidde zijne blatende kudde veldwaards. - Ginds ging een boer naar de weide, en haalde zijne lustig daar

[pagina 195]
[p. 195]

in dravende paarden. - Hier en daar ging, op de kruiswegen van 't heigebergte een reiziger, die in den koelen nacht zijnen weg had voordgezet. - Met één woord; alles begon te herleven, met het ontwaken der natuur. - Maar niets trok zoo lang onze aandagt af, dat wij niet de gedurigaangroeijende schoonheden van den gezigteinder waarnamen; eindelijk begon die te gloeijen, onze harten klopten in de oogenblikkelijke verwachting der Zon; en, een rand van licht vertoont zig; - de gouden kloot rijst al hoger en hooger; - met eene verwonderlijke snelheid was zij boven de kimmen verheven! - Toen zagen wij haar in volle majesteit, hare verblindende stralen verspreiden. Een vrolijke glans bedekte de toppen der bergen, en het naast los liggend bosch! De dalen lachten op hare komst, en nauwlijks was zij verrezen, of een milde daauw ging van het veld op: - de droppelen schudden op de struiken; en schenen, toen de Zon ze bestraalde zo vele gloeijende diamanten! - De geheele natuur was leven en vreugde, Emilia was louter gevoel, - en ik, - die nooit deze luistervolle vertooning gezien had, in eene sprakelooze verrukking.-

Nu gevoelde ik meer dan ooit de kracht van het schoone Dichtstukje, door mijnen vriend van den Berg aan de opkomende Zon toegezongen.

 
O Koningin der wereld,
 
O Leven aller dingen,
[pagina 196]
[p. 196]
 
O troosteres der harten,
 
O Zon! rijs met uw luister
 
Verbazend op in 't oosten!
 
En zend alom verstomming
 
Voor uwes Scheppers grootheid,
 
Voor uwes Scheppers goedheid;
 
Voor uwe gangen henen.
 
 
 
Terwijl ik op u stare,
 
En u geheel gevoele,
 
Staan millioenen menschen,
 
En millioenen dieren,
 
En millioenen planten,
 
Doortrokken van 't genoegen,
 
Dat zij met u gevoelen,
 
Nu zij u op zien dagen.
 
 
 
Den kranken, die op 't leger
 
In 't akelig duister,
 
De slepende uren telde,
 
En snakte naar den morgen,
 
Giet gij den zagtsten balsem,
 
In 't afgefolterd harte,
 
Nu gij begint te dagen.
 
 
 
De leeuwrik, dien uw invloed
 
Bezielt met vreugd en leven,
 
Verlaat de lage struiken,
 
En stijgt verrukt naar boven;
 
Om nader bij den Hemel,
 
Den Schepper van de Zonne,
 
Met zijn gezang te loven,
 
Nu gij begint te dagen.
 
 
[pagina 197]
[p. 197]
 
Mij schiet het bloed veel vlugger,
 
Door wijder adren henen,
 
Mij klopt het hart veel sneller,
 
Van dankbaarheid en blijdschap,
 
Van ootmoed en van eerbied,
 
Voor 't eeuwig Opperwezen,
 
Nu ik u op zie dagen.
 
 
 
Vereer verbaasde wereld
 
Val neêr! aanbid uw Schepper,
 
Hem die dees bron van warmte
 
Dees oceaan van stralen,
 
Voor u uit niet wou roepen,
 
Nu gij de Zon ziet dagen.

Wij zaten een geheelen tijd stil in gedachten weggezonken; eindelijk zeide

Emilia.

Ik behoef niet te vragen of u dit gezigt de opoffering van eenige rusturen waardig is. Uw gelaat - uw zwijgen zegt mij genoeg.

Ik.

Nooit in mijn leven zag ik iets zoo schoon! Nooit voelde ik zulk een verheven vermaak. - Ik ben buiten mij zelven! - Zo lang ik adem, zal ik aan dezen morgen denken!

[pagina 198]
[p. 198]

Emilia.

Grootscher en treffender gezigt levert de natuur niet op; met reden zijt gij zo getroffen; evenwel heeft eene ondergaande Zon iets dat mijnen geest meestijds noch eene aangenamer gewaarwording verwekt.

Ik.

Dit is de eerstemaal dat wij verschillen, doch het verschil is niet wezendlijk, en vloeit natuurlijk uit het onderscheid van ons karakter; het stille, rustaankondigend avondtooneel geeft het meeste voedsel aan uwe zagte en nadenkende geaartheid, en mijne vrolijker, levendiger gesteldheid maakt mij vatbaarder, voor 't verrukkende, het grootsche, het vrolijke van dit morgengezicht.

Emilia.

Gij bemerkt ook uit mijne houding, dat ik voor de schoonheid eener rijzende Zon niets minder dan ongevoelig ben. - Hoe zou een redelijk schepsel dit konnen zijn? - een boer zelfs staat stil op zijn land, en ziet de Zon aan, die het koestert; hij luistert naar de vogelen die ze verwelkomen; en heeft eene grover,

[pagina 199]
[p. 199]

meer voorbijgaande gewaarwording, van dat genoegen, dat wij redelijker en fijner gevoelen. Dit luisterijk tafereel herinnert mij de weldadige en zegenrijke invloeden van den Verlosser op het menschdom. Gelijk deze licht, warmte, waschdom en vrolijkheid in de natuur verspreidt, zoo maakt Jezus onze bedorvene harten vatbaar voor de kennis en liefde Gods, en stort de ware vreugd in dezelve.

Ik.

O! had die Genadezon ons niet beschenen, dan zou ons hart thans niet gloeijen van eene Godgewijde vreugde; kom, Emilia! laat ons uw begunstigd Morgenlied, van den geestvollen Voet eens zingen. - Mijn vriendin was hier toe gereed, wij verkozen de volgende coupletten, en de weêrklank veraangenaamde onze toonen.

 
Waak op, mijn ziel, het Morgenlicht
 
Schiet vrolijk straal op straalen,
 
Waak op, de glans der starren zwigt,
 
En 't koor der nachtegaalen,
 
Zwijgt, zingens moe;
 
En schijnt te luist'ren, hoe
 
Gij God nu zult onthaalen.
 
 
[pagina 200]
[p. 200]
 
U Loof ik, die den dageraad
 
Ontzwagtelde uit zijn banden;
 
Die 't stargewelf gaaft glans en maat,
 
Gevormd met uwe handen;
 
En 's aardrijks kloot,
 
Met zijne poolen sloot,
 
In lichte azure wanden.
 
 
 
U loof ik, die mij dezen nacht
 
Zo gunstrijk woudt bewaaren;
 
Hoe veilig slaapt hij op uw wagt,
 
O! Heer der heiërschaaren!
 
Dien gij behoedt;
 
U looft mijn fris gemoed
 
Op versgespannen snaaren.
 
 
 
Verwonderlijke Zon! hoe rent
 
Ge uit uwe saffraane sponde;
 
Door 's Hemels blaauwe starretent,
 
Dees wereldbol in 't ronde,
 
Wat is God goed
 
Die de aarde streelen doet,
 
Schoon liggende in de zonden.
 
 
 
O Heilzon der geregtigheid!
 
Verlaat ook eens uw kimmen,
 
Vertoon uw glans en majesteit;
[pagina 201]
[p. 201]
 
Door hoger op te klimmen,
 
Dan zal mijn ziel,
 
Daar eens een straal op viel
 
Meer door uw luister glimmen.
 
 
 
Kom Isrels morgendaauw! daal neêr
 
Als vroege en spade regen
 
Op dat mijn akker t'uwer eer
 
Vertoon zijn rijken zegen;
 
Zo plukt uw hand
 
Van 't veld, dat gij beplant,
 
De vrugten te aller wegen.
 
 
 
Dan zal ik ieder morgenstond
 
Uw mogenheid vertellen;
 
Wijl ge op mijn reis naar Kanaans grond
 
Zo trouw mij woudt verzellen.
 
En in mijn' nood
 
En angsten, uwen schoot,
 
Een veil'ge schuilplaats stellen.
 
 
 
'k Zal eens, in blijder dageraad
 
Op vlugger wieken zweven
 
Met reiner hand, met ruimer maat
 
Mijn morgenoffer geven;
 
Daar 't vuur niet meer
 
Gedoofd word als wel eer
 
Door d'arbeid van dit leven.
[pagina 202]
[p. 202]

Dit laatste (zeide Emilia geroerd) ondervindt de Godlievende dichter. - Nu hindert hem geen arbeid, of zorge van dit leven meer in den dienst van zijnen God. Gelukkige kristen! - die dagelijks, uit eene volle ziel, deze morgenzugt mag slaken! die zijne eerste gedachten aan God wijdt; Hem zijn licht en geleide op den moeielijken levensweg ootmoedig afvraagt, in hem de bron van zijn geluk vindt, en zijne dagen, zo ver van noodelooze kwellingen, als van onmatige vreugde verwijderd, gerust en eenparig ziet voordrollen; tot dat hem de morgenstond der eeuwigheid eens oneindig meer wellekom is, dan nu de schoonste dageraad! - Welk een geschikte tijd (voegde zij, na een wijle zwijgens, er bij,) is de morgenstond, als ziel en lichaam verkwikt is door de kommerlooze rust, om God te looven: elk schepsel wekt er ons toe op: elk brengt zijn morgenoffer, dat de redelijke mensch, als een Priester der natuur, aan den Schepper moet toewijen. Wij hadden ons morgen ontbijt medegenomen, en vermaakten ons, onder 't gebruik daar van, met de streelendste gezigten. - Aan den voet van onzen heuvel lag eene vette, bloemvolle weide, met beekjes doorsneden; hier waren de koeien in eene vergenoegde beweging, - deze lag nog gerust te herkaauwen; - eene andere scheerde het gras, al zagtjes voordtredende af; een derde stont digt

[pagina 203]
[p. 203]

aan het hek der weide te loeien, en scheen te zugten onder zijne volgeladene uiers; - eindelijk kwam het melkmeisje, met het juk op de schouders, aantreden, om het dier te ontlasten. - O verrukkend gezigt! riep ik uit; - hoe schoon is dit kleed der velden! - welk een rijke pracht, welk eene juiste schakering vertoonen deze, onagtsaam in 't wild gestrooide bloemen! hoe schoon vermengen zig die kleuren, wat kan het fraaist geweven vloertapijt, waar aan de kunst al haar vermogen spilde, hier bij halen? in welk een oçeäan van groen zien wij neer! - hoe veel verscheidenheid in het eenvormige! - Hoe geheel verschillend is het groen van elke struik, of boom van dat van al de anderen; ja zelfs de kruidjes, hervatte Emilia, die in de weide groeijen, zijn zoo verscheiden in geur en kleur, als in smaak en vorming. Het vee, dat er weidt, kent dit onderscheid; het weet welke hem dienstig zijn; kiest deze uit; en eet nooit kruiden die hem schadelijk zijn; welk eene wijsheid die deze dieren onderrigtte! en die heilzame kragt der kruiden, in de melk overgegaan, wordt door ons genoten; en bevordert onzen welstand; welk een zegen! Ondertusschen begon de zon al hooger te rijzen, en wij gingen naar huis. Och Elize! O hoe onsmakelijk komt mij nu de stadsche levenswijs voor. - Waarschijnelijk laagt gij nog, in het zagte dons, ongevoelig neder,

[pagina 204]
[p. 204]

toen ik met zo veel verrukking, reeds uren lang mijn aanzijn genoten had, och! had ik U, en mijne dierbare Moeder hier nabij mij! ik zou geene begeerte kennen, dan hier, van zorgen vrij mijne dagen te slijten.

 

Eufrozyne.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken