Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Voor eenzaamen (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Voor eenzaamen
Afbeelding van Voor eenzaamenToon afbeelding van titelpagina van Voor eenzaamen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.10 MB)

ebook (4.71 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jacobus Buys



Genre

proza
poëzie

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Voor eenzaamen

(1790)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 296]
[p. 296]

In de Sterfkamer.

Eenzame doodsche kamer! eertijds geliefd verblijf van den zaligen overledenen, wat zijt ge mij nu akelig! Ik huiver, daar ik u intrede; mijne kniën beven; mijn boezem zwoegt; en mijne tranen weigeren te vloeien. Een allerpijnelijkste herinnering van 't voorledene - een droevig gevoel van het tegenwoordige, en eene verwarde vrees tegen het toekomende, bestormen te gelijk mijn diepgetroffen hart, daar ik - deze plaats betrede. Een onuitdrukbare eenzaamheid, een onvervulbare ledigheid, omringt mij hier. Het voorbijgegaane is onherroepelijk. Hij die zoo lang hier dagelijks vertoefde, zal hier nooit meer gezien worden: zijne plaats zal altoos ledig blijven. - Zij kent hem niet meer. ‘Hij is weg;’ roept alles mij hier toe, en de

[pagina 297]
[p. 297]

holle muren, bij elke mijner voetstappen, die de treden van mijnen Vader noch naklinken, roepen ook na ‘Hij is weg!’ Die droevige toon doordringt mijn geheele ziel; ik wil hem ontvluchten maar hij boeit mij, ik luister en - hartverligtende tranen ontspringen mijnen oogen.

 

Hier vind ik nu alles, wat de altijdwerkzame, de ijverige man agterliet: half afgedane, geheelvolbrachte zaken, alle getuigen van zijn ijver en beleid, maar ook van zijne - sterfelijkheid. Hier aan deze tafel, op dezen stoel zat hij, daar schreef, daar las, daar dacht hij, daar overpeinsde hij zijn lot, daar maakte hij een menigte vruchtelooze ontwerpen. Daar gevoelde hij zijn ongeluk. Daar weende hij mismoedige tranen. Maar daar ook, als de Godsdienst troost gaf, daar hoopte en vertrouwde hij. Daar vatte hij gelovig moed, in dit; daar zag hij uit na dat leven, dat hij nu geniet. Hier is nu alles voor hem afgedaan - voor altijd afgedaan - de dood ontsloeg hem van allen aardschen arbeid. Zijne bezigheden en betrekkingen, - zijne lasten en genoegens houden nu allen op. Zijn vlugge hulpvaardige handen zijn nu eeuwig roerloos. Niets van al die dingen, die hij dagelijks gebruikte, zal hij weer aanroeren, alles zal in die sombere rust blijven liggen zoo

[pagina 298]
[p. 298]

als hij het liet, tot dat de hand van een ander die stoort.

 

En ik; - ik zit nu daar Hij zat. - Ik denk na wat Hij deed. - Ik gevoel dat Hij weg is - de brave Man! de goede Vader! heete kindertranen wijde ik aan die gedachtenis - en dit zal ik dagelijks doen. - Hij bewoont nu het zwijgende graf! Wat zeg ik? - Hij leeft bij Jezus. Hij is nu veel beter, dan hij, in zijn gelukkigste oogenblikken, immer op aarde was. Geen kommer - geen ongeluk kan hem daar meer bestormen, met een woord; hij is zalig! Eerbied - heilige eerbied, mengt zich onder mijne droefheid, op deze gedachten: ‘Dit was eens het verblijf van eenen die nu zalig is.’

 

Doodsche kamer! gij zaagt den braven man binnen uwe muren, de laatste jaren van zijn stil, maar werkzaam leven slijten. - Gij zaagt het hem gelukkig - gelukkig voleindigen. Wel te vrede zaagt gij hem aftreden van het leerzaam toneel, daar hij zoo veel treurige bedrijven volvoerde. Ja hier - hier op deze plaats stond het leger zijner krankheid - daar leed - daar zuchtte hij - daar ondermijnde de ziekte zijne wegstervende krachten - daar bezweken zij, - daar nam hij bij het aannaderen des doods een ze-

[pagina 299]
[p. 299]

genend afscheid, het afscheid van eenen tederen, maar in God getroosten Vader. Daar worstelde - daar overwon hij - daar kuschte ik zijn koude en van het zweet des doods klamme hand. Daar zeide ik, knielende aan zijn leger, hem eeuwig vaarwel! Daar zag ik hem sterven. Daar schreiden wij allen hartetranen. Daar konden wij niet schreien en onze gefolterde ziel leed namenlooze smerten. Daar, - toen mijne Moeder hare geliefde wederhelft; toen hare kinderen den besten vader verloren, - daar scheen ons de aarde een akelige kerker……

 

O nog zie ik hem; - en ook nooit kan of wil ik dit gezichte vergeten - nog zie ik hem, in de laatste uren zijnes levens, stil, gelaten, onder de pijnen van het vermagerd lichaam, hier hijgen naar de rust; nog hoor ik hem weigerend smeeken hem in die rust, zelf door geen verkwikkingen te storen. Noch treft mij zijne bedaarde afwachting van den dood - zijn levendig gevoel dat de wereld, die hij verliet, een dal van tranen; en de zaligheid, waarop hij als Jezus verloste hoopte, veel begeerlijker was - zijne moeilijke, en daar de stem bezweken was, vruchtelooze poging, om meer van zijne laatste, voor ons zoo belangvolle, gedachten uittedrukken; die vragende blikken van het reeds half gebroken

[pagina 300]
[p. 300]

oog, dit alles is mij als noch tegenwoordig voor mijnen geest, en zijn voorleden gevoel wordt ogenblikkelijk vernieuwd. En die laatste druk der stervende hand - die laatste vaderlijke zegen: ‘Het zal u wel gaan,’ o die is mij eeuwig onvergetelijk! Nog dunkt mij hoor ik het bange zwoegen van zijn benaauwde borst - den schielijken - naar den afloop des levens hijgenden, den allengs verminderenden adem, tot hij eindelijk op verbleekte lippen stierf. Gelijk een lamp die verteerd is, nog even flikkert, maar dan verdoofd, zo was dit verdwijnende leven. - Zonder benaauwde snikken, zonder akelige trekken, verliet, de na vrijheid zuchtende ziel, haren kerker, en het moede lichaam sluimerde zachtjes in. Heb ik ooit den dood min akelig, en het sterven als een ontslapen beschouwd, het was bij uw verscheiden, mijn eeuwigdierbare Vader! Eeuwig dierbaar - ja, kan ik ooit een dag vergeten aan u te denken, dan zal ik op den avond van dien dag in deze kamer gaan; de plaats aanzien, daar gij stierft, en al mijn gevoel zal herleven: - want deze plaats zal mij een heiligdom van edele, van verbeterde kinderliefde blijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken