Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1
Afbeelding van De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

Scans (4.00 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Editeur

Johan Carl Zimmerman



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1

(1896)–E.J. Potgieter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 182]
[p. 182]

Versjes uit ‘de medeminnaars’.Ga naar voetnoot1

I
Haarlemsch liedje.

 
Is er zoeter spelevaren
 
Dan op 't zilv'ren vlak van 't Sparen,
 
Tusschen bloemen van weêrszij?
 
Of zijn Maas- en IJselstroomen
 
Trotsch op even fraaije zoomen,
 
Wijs mij zulk een Hout er bij!
 
 
 
Wat genot daar rond te dolen,
 
Voor den middaggloed verscholen
 
In de koele Spanjaardslaan,
 
En des avonds van de kruinen
 
Gindscher blanke, hooge duinen
 
't Zonlicht te zien ondergaan!
[pagina 183]
[p. 183]
 
'k Zwijg nog van de zoetste weelde; -
 
Als de lentezanger kweelde
 
Stijgt hier Flora zelv' ten troon;
 
't Oog wordt blind van al de kleuren,
 
't Oosten heeft geen rijker geuren, -
 
Haarlem! gij zijt éénig schoon!

II
Liefde en eer.

 
O! 't Is wellust den beker des levens te drinken,
 
Ons door jeugd en gezondheid gevuld tot den rand,
 
Als het oog in de verte de lauw'ren ziet blinken
 
En de roos van de min in haar schaâuw is geplant!
 
't Paradijs keert terug voor wie beide mag plukken,
 
Doch het aardrijk blijft woest wie niet beide verwerft;
 
Want de krans, zonder roos, rijt verveling aan stukken,
 
En de roos, zonder krans, kwijnt een wijle en versterft.

III
De schoonste taal.

 
Wat kwelt men dart'le knapen,
 
Voor liefde en lust geschapen,
 
Met Grieksch en met Latijn, -
 
Of dwingt hen 't hoofd te breken
[pagina 184]
[p. 184]
 
Om ook de taal te spreken
 
Van Seine en Theems en Rhijn?
 
De lieflijkste aller talen,
 
Waarbij geene oude halen,
 
Die 't van de nieuw're wint,
 
En meesters eischt noch tolken,
 
Is één bij alle volken: -
 
Verstaat gij haar, schoon kind?
 
 
 
Haar kent de negerinne
 
Die 't voorwerp harer minne
 
In schaâuw der banans kust; -
 
Haar kent de blonde schoone
 
Wanneer der bruide kroone
 
Op hare lokken rust;
 
Haar - woudnymf en najade;
 
Die, waar zij jage of bade,
 
Haar schoonheid ziet bespied;
 
Zij huldigen 't vermogen
 
Der taal van 's minnaars oogen, -
 
Ach! waarom doet gij 't niet?
 
 
 
Wie duizend schoonen tartte,
 
Verliest bij u zijn harte,
 
Gij geeft hem de eerste les,
 
Gij schenkt der wijsheid zinnen
 
En doet den strengste minnen,
 
Aanvallige godes!
 
Maar koel gelijk Diane,
 
Gaat gij alleen uw bane
[pagina 185]
[p. 185]
 
En spot met hunne pijn!
 
Doch ook haar hart sloeg teeder;
 
Zij daalde op Latmos neder, -
 
Laat mij uw herder zijn!
 
 
 
De zijden wimpers dekken
 
Wie mij tot starren strekken,
 
Een blosje verwt uw koon...
 
Schroomt gij de taal te spreken,
 
Blijft 't antwoord mij ontbreken
 
In blikken, zacht en schoon;
 
In 't rozenrood der wangen
 
Mag ik het blijk ontvangen
 
Dat mij uw hart verstond; -
 
Wat oog en lippen zwegen,
 
Het heil, door mij verkregen,
 
Heeft mij uw blos verkond.
 
 
 
1836.
voetnoot1
De Medeminnaars is een romantisch verhaal, door den schrijver in 1836 uitgegeven in den bundel, getiteld: ‘Romans en Verhalen’ bij G.J.A. Beyerinck.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Magazijn van Romans en Verhalen. Deel 4. Romans en verhalen


plaatsen

  • Haarlem