Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen
Afbeelding van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

Scans (6.18 MB)

ebook (4.27 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.D. Hoogendoorn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kerstschoof. Een bundel kerstverhalen voor kinderen

(1945)–C.E. Pothast-Gimberg–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 23]
[p. 23]

Jaaps Kerstkind

*

 

Roef, oef,’ ging het fijne zaagje van Jaap's figuurzaag door het gladde triplex.

‘Roef, roef,’ het werden kleine voorzichtige haaltjes, die zorgvuldig de lijnen van het voorbeeld volgden. Tevreden bekeek hij nog eens het plaatje: het Kerstkind, dat in de kribbe lag.

Vanmiddag had hij het ineens gezien in de huisvlijtwinkel, waar hij altijd zijn zaagjes kocht. Voor het raam stond de stal van Bethlehem met het kindje in de kribbe. Jozef en Maria bogen er eerbiedig overheen en de herders knielden met gevouwen handen. Er waren ook schapen, en de os en de ezel keken dromerig toe.

Eerst moesten alle figuren worden uitgezaagd en dan gekleurd.

De bouwplaat met alle voorbeelden hing er achter.

‘Die koop ik,’ had Jaap toen ineens gedacht. ‘Die maak ik voor Kerstmis af en zet de hele stal stilletjes onder de boom.’

Toen hij thuiskwam, was hij meteen doorgelopen naar zijn kamertje. Niemand had hem gezien gelukkig. Onder het kussen van zijn bed had hij de plaat voorzichtig uitgespreid.

Hij popelde van ongeduld, om eraan te kunnen beginnen. Maar die hele dag was er van zagen niets meer gekomen: pianoles, huiswerk maken, dat moest allemaal voorgaan.

En Vader had nog even met hem willen schaken. Hij moest het nog leren, en hoe prettig Jaap dat anders vond, nu was hij alleen maar vol verlangen om aan zijn za$gwerk te beginnen.

Het schaakbord met de stukken stond nog op het tafeltje naast Vaders bureau, net zoals ze het daarstaks hadden achtergelaten.

[pagina 24]
[p. 24]

‘Morgen gaan we ermee verder,’ had Vader gezegd. Toen was het alweer bedtijd geweest, maar Jaap kon de slaap niet vatten, zo vol was hij van zijn verrassing.

Hij lag maar te draaien en te woelen.

Zou hij het kleed van Maria grijs of blauw verven? En de herders, wat voor baarden moesten die hebben?



illustratie

Daar zat hij weer rechtop. Zouden de ogen van het Kerstkind bruin zijn?

En ineens had hij het niet meer kunnen uithouden. Hij was vlug het bed uitgewipt, had zijn sloffen aangeschoten en was zachtjes de gang overgeslopen naar de studeerkamer, waar zijn knutseltafel stond.

En nu zat hij te zagen in zijn pyama, met een kleur van inspanning op zijn wangen.

‘Roef! Roef!’ Wat maakte dat een leven! Hij streek nog eens zorgvuldig wat kaarsvet langs het zaagje. Nu ging het gelukkig zachter, want niemand beneden mocht het horen.

[pagina 25]
[p. 25]

Hij was begonnen met het kribbetje. Het kindje werd goed! Het voorbeeld was ook zo mooi: een fijn rose gezicht met appelwangetjes, en stralende ogen!

Toen het eindelijk klaar was, pakte hij meteen zijn verfdoos om te gaan kleuren.

Gezellig: de radio in de huiskamer onder hem speelde zachtjes allerlei Kerstliedjes. Als van veraf drongen de melodieén tot hem door.

IJverig verfde Jaap voort. Het haar van het kindeke werd prachtig goudblond, en toen het helemaal klaar was, boog hij voorzichtig een stukje koperdraad als een aureool om het fijne kopje.

Een klein plukje houtwol werd op de kribbe geplakt. Dat was het stro.

Hoe zouden Vader en Moeder wel kijken! En dan zijn zusje Ine. Hij zag al, hoe ze het voorzichtig in haar handen zou nemen en met haar vingers over de wangetjes van het Kerstkind gaan.

Voorzichtig zette hij de kribbe tegen de muur voor zich. Nu begon hij aan den os, die zo'n brede kop had met grote horens.

Telkens keek Jaap even op van zijn werk naar het Kerstkind. Wacht, er moest eigenlijk een lichtje bij branden.

Hij zou zijn eindje kaars, dat hij bij het zagen gebruikte, even aansteken, dan was het al haast helemaal Kerstmis!

Hij zette het stukje in het blikken deksel van de glutonpot. Zo was er geen gevaar.

Wat brandde zo'n kaarsvlam stil.

Op zijn tenen liep hij naar de schakelaar en draaide het grote licht uit.

Ja, nu leek het echt Kerstmis! Hè, was er nu maar iemand, die het ook zag.

Stil bleef Jaap een poosje zitten, de handen tussen de knieën, het hoofd dromerig voorover. Zachtjes speelde de radio:

 
Ere zij God, ere zij God!

Steeds zachter neuriede Jaap mee:

 
‘Ere zij God, ere... zij...’
[pagina 26]
[p. 26]

Maar wat was dat? Op het schaakbord leek beweging te komen. De pionnen, boeren, zoals Vader het ook wel noemde, kwamen heel rustig uit het spel gelopen. Ze zweefden langzaam van het schaakbord naar het werktafeltje en schoven eerbiedig tot dichtbij het Kerstkind. Toen bogen ze deemoedig de ronde koppen en rijden zich in een boog om het brandende licht.

‘De herdertjes lagen bij nachte,’ klonk het uit de verte. Het kind lachte zo lief, dat Jaap er van binnen warm van werd. Hij had het gevoel, dat hij in een kerk was, waar het orgel plechtig speelde. De herders, want dat waren deze boeren, dat wist Jaap heel zeker, bleven een poosje eerbiedig staan, toen schoven ze opzij om ruimte te maken voor de paarden van het spel. Wat hadden die mooie, trouwe koppen! Dat zag Jaap nu voor het eerst. Die waren eens ook in de stal geweest, naast den os en den ezel. Dat moest wel: zulke goede dieren.

Ze kwamen langzaam naderbij en bleven voor de kribbe staan, terwijl hun hoofden naar het kind toe bogen. Dat lachte en streelde de zwarte en witte manen.

 
‘De heilige drie koningen
 
Uit zo verren land...’

klonk het in Jaaps oren.

Toen weken herders en paarden eerbiedig op zij, want statig en langzaam kwamen de koningen en de koninginnen naderbij.

Het kaarslicht flakkerde even en gaf een gouden glans aan hun gekroonde hoofden. De lopers liepen achter hen; het leek, of ze gebogen gingen onder de schatten, die ze droegen voor hun meesters.

 
‘Ze offerden ootmoediglijk
 
Myrrhe, wierook ende goud...’

Het Kerstkindje lachte helder op van verrukking en klapte in de handjes. Zachtjes neurieden allen de Kerstliederen mee. Dat klonk als het houten muziekinstrument, dat Jaap eens gekregen had en dat zo'n diep, donker geluid gaf, als hij er met een hamertje op sloeg.

[pagina 27]
[p. 27]

Een nieuw liedje gonsde door de kamer. Liefelijk neigden de koninginnen naar de kribbe en begonnen zoetjes te wiegen. Het kind knipperde met de ogen en ging slaperig liggen.

De paarden trokken met voorzichtige lippen het stro wat warmer over de kleine voeten...

 
‘Kindje slaap, slaap gerust;
 
Moeder heeft je zacht gekust.’

Daar ging de deur van de studeerkamer open. Moeder kwam binnen en bleef verbaasd staan kijken naar haar jongen, die, het hoofd op de armen, lag te slapen. Een kort eindje kaars brandde rustig met een lange vlam in het dekseltje. Het Kerstkind aan de muur zag vriendelijk neer op het slapende jongenshoofd.

Verrast wachtte Moeder een ogenblik op de drempel en zag het gezicht van het kindeke, dat onder Jaap's handen zo'n lieve uitdrukking had gekregen.

‘Hij heeft iets begrepen van het Kerstfeest: het feest van vrede en liefde,’ dacht ze en kwam zachtjes dichterbij. Maar Jaap werd er toch wakker door. Hij wreef zich de ogen uit en keek verbaasd naar het schaakbord, waar de stukken nog net zo stonden, als Vader en hij ze die middag hadden achtergelaten.

Toen werd hij pas klaar wakker en hield meteen zijn handen voor het kribbetje, zodat Moeder het niet langer zien kon.

‘Nu weet U het toch,’ zei hij teleurgesteld.

‘Ja,’ antwoordde Moeder, ‘dat wel, maar toen ik dit allemaal zag, was het voor mij al een ogenblik echt Kerstmis. 't Was hier zo mooi met dat stille kaarsje en dat vriendelijke Kerstkind. En ik hoorde tegelijk de Kerstliederen, die van beneden doorklonken. Dan is het toch ook goed hè?’

Jaap knikte even. Samen keken ze nog een poosje naar het rustige lichtje, dat nu bijna opgebrand was en toen liet hij zich als een kleine jongen door Moeder naar bed brengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken