Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ondergang (1965)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ondergang
Afbeelding van OndergangToon afbeelding van titelpagina van Ondergang

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.26 MB)

Scans (72.51 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/Tweede Wereldoorlog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ondergang

(1965)–J. Presser–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Diamant-Juden

Voor het vervolg van dit hoofdstuk hebben wij de behandeling van één onderwerp bewaard, dat wegens zijn verschillende aspecten op meer dan een plaats in dit boek ter sprake had kunnen komen, op de ene echter misschien te vroeg, op de andere mogelijk te laat. Aangezien het o.i. belangrijkste aspect van de liquidatie van de Amsterdamse diamantindustrie - want daar gaat het hier om - de poging tot roof vanwege de bezetters vormt, behandelen wij deze zaak toch maar hier. Zo ergens onthult het hele verloop van deze aangelegenheid (om meteen maar een ander treffend aspect ervan aan te geven), hoezeer het demonische fanatisme, waarmee de Duitsers de Joden vervolgden, triomfeerde over overwegingen van utilitair-rationeel karakter, overwegingen die er toe hadden moeten leiden, dat men terwille van de Duitse oorlogseconomie een buitengewoon nuttige en betrekkelijk kleine groep Joden spaarde. Dat is ook van Duitse zijde geprobeerd, het is vrijwel nergens zo handig geprobeerd, maar men heeft daarmee alleen maar kunnen rekken, niet redden.

Vóór de tweede Wereldoorlog kon men in de diamantwereld een klein aantal monopolies onderscheiden: de mijnen in Zuid-Afrika, de leveranciers van ‘ruw’ in Londen, de handel en bewerking in Amsterdam en Antwerpen. In dit Amsterdam waren 80% van de ondernemers en 2100 van de 3400 geregistreerde arbeiders Joden; men bedenke echter dat maximaal 1200-1500 als actief waren te beschouwen, van wie in 1940 minder dan 1000 inderdaad in het vak werkten, waar-

[pagina 224]
[p. 224]

van weer een goede 60% Joden. Deze werklieden behoorden tot de hoogst gequalificeerde vakarbeiders, in hun soort op korte termijn zeker niet te vervangen. Daar de Duitsers een grote behoefte aan diamant hadden, aan geslepen voor deviezen, alsook aan industriediamant, beseften niet weinigen onder hen, dat men, al was het dan niet noodzakelijkerwijs op morele of humanitaire gronden, deze Joden voorlopig beter in het leven kon houden.

In de staf van het in 1940 gevormde rijkscommissariaat bevonden zich geen deskundigen op het terrein van de diamant; men nam dan ook zijn toevlucht tot het raadplegen van experts, zo de Kriegsverwaltungsrat Lemberg in Antwerpen en, van 1941 af, de Hamburger diamant-koopman Arthur Bozenhardt. De diamantkwesties vielen in het rijkscommissariaat onder de Hauptabteilung Gewerbliche Wirtschaft im Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft, en wel spoedig onder de groep Sonstige Industrie waarbij ‘federführend’ de Assessor Hanemann was. Het heeft geen zin, hier de verdere instanties op te sommen, in Nederland en in Duitsland bij deze zaken betrokken; het ligt voor de hand, dat niet alleen de Wirtschaftsprüfstelle zich hiervoor interesseerde, maar ook de Sicherheitspolizei en tenslotte, maar zeker niet in de laatste plaats het RSHA in Berlijn, met het beruchte Referat IV B 4, de motor in het vernietigingsproces van alle Joden, die men ‘erfassen’ kon.

De eerste ‘reddingspoging’ staat geboekt in het credit van de hierboven genoemde Lemberg, die zelfs moet hebben gestreefd naar een ‘gemeinsame Front der Abwehr’, te vormen door alle betrokkenen, dus de vakbureau's en de deskundigen, teneinde de plannen van de politieke bureau's te doorkruisen. Het eerste gevaar kwam van de kant van verordening 189/1940 van 22 oktober 1940, in verbinding met nr. 48/1941 van 12 maart 1941, met welke beide, als hierboven reeds uiteengezet, de arisering op gang moest komen. Op advies van Bozenhardt maakte de Rijkscommissaris een gunstige uitzondering voor de diamantbedrijven, waarvan de grotere tot eind 1944 vrijwel van Verwalter verschoond bleven: een belangrijk succes, betrekkelijk dan.

Het werkelijke touwtrekken begon natuurlijk bij de aanvang der wegvoeringen in juli 1942. Van de Duitsers kwam de toezegging, alle actief werkzamen vrij te stellen. Inderdaad kregen 500 arbeiders en 300 ondernemers met hun gezinnen een voorlopige vrijstelling en in de herfst van 1942 een stempel, dat behoudens ‘ongelukken’ bescherming verleende. Bij het opstellen van de lijsten werkten het Rijksbureau voor Diamant en de - gelijkgeschakelde - ANDB mee. Bij de

[pagina 225]
[p. 225]

‘Abbau’ van de Rüstungsjuden, begonnen na de overval op Hollandia-Kattenburg, werden de diamantairs tot half januari 1943 met rust gelaten. Toen echter kwam de eis, de lijsten van vrijgestelden te halveren. Het Rijksbureau en zijn adviseurs uit het bedrijf weigerden medewerking, waarop de Duitse toezichthouders van dit Rijksbureau het zelf deden. Omstreeks 12 februari 1943 werden de van de lijst afgevoerden gehaald, voorzover zij geen andere vrijstelling hadden. Wij hebben hier maar buiten beschouwing gelaten een in het materiaal even opduikend bevel van Seyss-Inquart van 16 oktober 1942, alle onvoorwaardelijk nodige ‘Diamant-Juden’, in Amsterdam ‘zusammen-zufassen und ghettomässig unterzubringen’: hier is niets van gekomen.

Wèl verdient het volgende vermelding: de firma Bozenhardt (de reeds genoemde A. Bozenhardt en zijn broeder) wist op een gegeven ogenblik in 1943 gedaan te krijgen, dat de bestaande diamantvoorraden door haar langzaam zouden worden opgekocht, via in schijn vrijwillige transacties, dit in opdracht en voor rekening van de Berlijnse leiding van het Vierjahresplan, naar hunzelf pas later bleek. De details van deze strategie, een uitermate gecompliceerde actie omvattend, mogen wij hier wel buiten beschouwing laten; genoeg zij vast te stellen, dat het mede aan deze actie te danken is, dat het voortbestaan van resten van de diamantnijverheid ruim een jaar gerekt werd en, hetgeen nog veel belangrijker is, het leven van vele erbij betrokken personen.

Wij willen ook nog even stilstaan bij het z.g. ‘Hanemann-geschenk’. Tijdens de grote razzia's in mei en juni 1943 waren ook vele tot dan toe vrijgestelde Diamant-Juden naar Westerbork gevoerd en enkelen gedeporteerd; de voor de actie-Bozenhardt ‘noodzakelijke’ mochten in juli en augustus weer terug op aandringen van de meergenoemde Assessor Hanemann. Deze gaf de aldus bevrijden te verstaan, dat zij uit dankbaarheid aan het Duitse Rijk een geschenk moesten aanbieden; daarmee hoopte hij zijn persoonlijk prestige in Berlijn te versterken. Ondanks de begrijpelijke onwil bij de betrokkenen, op deze chantage-poging in te gaan, moesten zij zwichten en een twintig deelnemende firma's brachten een over hen omgeslagen offer in edelstenen tot een totaalbedrag van f 600 000, dus f 30 000 per firma. Hanemann gaf te kennen, dat hij tussenbeiden komen zou, als een van de deelnemers iets overkwam; op ongeveer 23 september reisde hij met een verzegeld pakket naar Berlijn, waar hij het op 24 september inleverde bij de Beauftragte für den Vierjahresplan. Vijf dagen later werden de dankbare

[pagina 226]
[p. 226]

deelnemers in Amsterdam opgepakt en naar Westerbork gevoerd. Ondanks alle pogingen, ondanks alle listen, ondanks de dure, door zo velen diep benijde stempels en ‘Sperren’. Hierbij overigens de aantekening, dat deze wegvoering niet een idee was geweest van Hanemann, die nog zijn best gedaan heeft, de diamantairs vrij te krijgen. Een veertigtal bleef tot mei 1944 in Amsterdam eerst geconsigneerd in de Joodse Invalide, later in de fabriek van Asscher.

Maar ook voor de reeds weggevoerden was Westerbork geen eindhalte: op 19 mei 1944 volgde de doorzending naar Bergen-Belsen, dit als een privilege overigens, waar wij in een later hoofdstuk nog op terugkomen. Het is goed, zich even rekenschap te geven van de aantallen, waar het hier om gaat: in totaal, met de families erbij, 213 personen, waarvan ruim de helft (112) kooplieden, de rest arbeiders, vooral deze laatsten vormen eigenlijk niet meer dan het jammerlijke overschot van de totale groep.

Het is hier de plaats, enige woorden te wijden aan het plan om in Vught en in Bergen-Belsen een slijperij op te richten, een plan, vermoedelijk afkomstig van Heinrich Himmler zelf. Op 3 december 1942 gaf deze tenminste bevel tot het oprichten van een slijperij in Vught, waarvoor in juni 1943 machines uit een gesloten fabriek in Amsterdam kwamen. In februari 1944 bezichtigde Himmler de - stilliggende - fabriek in Vught; het lag o.m. in zijn bedoeling, invalide SS-mannen tot slijpers te laten opleiden. In maart gaf hij bevel, met het oog op invasierisico's alle Joden uit Nederland af te voeren, waarna het plan kwam, dit werk in Bergen-Belsen te doen geschieden. Over dit plan kwamen het Rijksbureau en de overgebleven niet-Joodse fabrikanten in contact met Obersturmführer Meyer van het Wirtschaftsverwaltungs-hauptamt (WVHA) - de organisatiecentrale der concentratiekampen. In een laatste poging, iets voor de nu in Bergen-Belsen verblijvende groep te doen, verklaarde men zich bereid, het machinepark daar aan te vullen en in het kamp voor Amsterdam te laten slijpen. Twee-derde van een in augustus 1944 voor Amsterdam verkregen partij ruwe diamant werd voor de slijperij in het kamp gereserveerd; hier werden reeds verschillende afdelingen ontworpen, aan het hoofd waarvan een bekend diamantair stond, terwijl de koopman Henri Soep de leiding van het geheel zou krijgen. In de loop van de zomer kwamen er uit Vught diamantmachines, zij werden gepoetst en geolied, maar niet in bedrijf genomen bij gebrek aan ruw. Op 13 september 1944 kwam uit Westerbork nog een ploeg arbeiders naar Bergen-Belsen, ook zij

[pagina 227]
[p. 227]

tot lediggang genoodzaakt, met alle risico's van dien. Geenszins denkbeeldige, toen de ontwikkeling van de oorlog het contact bemoeilijkte en de Duitsers hun belangstelling deed verliezen. Na maanden in een betrekkelijk bevoorrechte positie te hebben geleefd (in een speciale barak, met vrijstelling van arbeid in de commando's) moesten de leden van de diamantgroep ook de rugzakken pakken. Op 4 december 1944 moesten de mannen naar Sachsenhausen, de volgende dag de vrouwen en kinderen naar Beendorf, dat wil zeggen: toen deze laatste groep het kamp Bergen-Belsen reeds uit was, kwam het bevel, de kinderen achter te laten. ‘Vooral het afscheid van de kinderen was ontzettend en behoort tot de ogenblikken, die ik nooit zal vergeten’, aldus een ooggetuige. Niettemin - zo was het toen - waren de aldus weggevoerden nog bevoorrecht: op grond van hun speciale bekwaamheid zond men ze niet naar de gaskamer, maar naar bedrijven, waar fijn-mechanisch werk te verrichten was, de mannen in de instrument-makerij van Sachsenhausen, de vrouwen in een fabriek van vliegtuigonderdelen. Van deze diamantgroep bleven twee families achter, Asscher en de zijnen vermoedelijk als onderscheiding voor zijn voorzitterschap van de Joodse Raad, de familie Soep waarschijnlijk op grond van haar Paraguayse nationaliteit. De weggevoerde mannen zijn vrijwel allen omgekomen, van de vrouwen heeft een aantal het overleefd - ook hier vrage men maar niet, hoe. Hierbij nog verder de aantekening, dat er in 1943/1944 een ‘ongeluk’ gebeurd moet zijn met de in Vught ondergebrachte groep slijpers, die naar Auschwitz gezonden werden in plaats van naar een beschermd kamp: deze zaak hebben wij niet kunnen ophelderen. Requiescant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken