Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ondergang (1965)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ondergang
Afbeelding van OndergangToon afbeelding van titelpagina van Ondergang

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.26 MB)

Scans (72.51 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/Tweede Wereldoorlog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ondergang

(1965)–J. Presser–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 410]
[p. 410]

Cijfers

De treinen, uit Nederland vertrokken, de ongeveer honderd treinen met een honderdduizend bannelingen, kwamen ook aan. Honderdduizend bannelingen, tot aan de grens toe Nederlandse Joden met een geringer aantal niet-Nederlandse, eenmaal over de grens Joden, als alle andere, aangevoerd uit de gebieden, waar de Duitsers heersten. Evenals die andere reisden zij in slecht geventileerde, afschuwelijke wagons om na een tocht, die op zich zelf dikwijls al een ellendige beproeving vormde, voor het overgrote deel in daarvoor opgerichte kampen hetzij dadelijk, hetzij in de loop des tijds, gedood te worden. Misschien moet men zeggen: meteen afgemaakt of gaandeweg doodgemarteld te worden. Klein, als het geen levende wezens gold, zou men moeten zeggen: verwaarloosbaar klein was het aantal diergenen, die het vaderland terugzagen en ook van hen moet men wel uitspreken: had de oorlog wat langer geduurd, dan hadden zij het evenmin overleefd. Die kleine minderheid heeft overal willen getuigen, ook in Nederland. Reeds dadelijk na het einde van de oorlog kwamen de publicaties te voorschijn. Men weet het: vooral die vroege ‘onthullingen’ of hoe zij meer heetten, dient de historicus met behoedzaamheid tegemoet te treden, al slaat Nederland o.i. geen slecht figuur; wanneer al misplaatste sensatiezucht of winstbejag een rol hebben gespeeld, wanneer al ondraaglijk verdriet of tomeloze wrok verleid hebben tot het aanzetten van bepaalde toetsen, gemeten tegen de onuitsprekelijke verschrikking, die er de achtergrond van vormt, betekent de overdrijving of de enkele bewust of onbewuste onjuistheid al heel weinig. Te meer, omdat, zoals reeds meer aangegeven, het de getuigenissen zijn van hen, die nog konden spreken, terwijl de inderdaad vermoorden het zwijgen was opgelegd.

De eerste deportaties, die van 1941, waren bestemd geweest voor Mauthausen. Zij waren nog incidenteel; de aldus weggevoerden heetten ‘gijzelaars’; men had nog niet beweerd, dat zij wegmoesten voor ‘de arbeidsinzet in Duitsland’. Dat laatste was het doel, het voorwendsel beter, van de systematische wegzending, die uit Westerbork begon met de trein van 15 juli 1942 en die eindigde met die van 13 september 1944. Zeker in het eerste jaar van de wegvoering handhaafde men van Duitse zijde - en ook van de kant van de Joodse Raadde voorstelling, dat men naar Duitsland ging en wel om te ‘arbeiden’. Twee ficties. Men ging immers niet naar Duitsland, maar naar Polen,

[pagina 411]
[p. 411]

wat ook formeel de status van Auschwitz geweest moge zijn. En toen steeds meer invaliden, zieken, krankzinnigen, ouden van dagen en kinderen werden weggevoerd, werd de voorstelling meer en meer onhoudbaar van een Joods volk, dat aan de rivieren van Babylon, in dit geval: aan de Weichsel, voor een vreemde overheerser arbeidde, desnoods zwoegde en sloofde, maar zo toch het leven behield.

In het geheel hebben acht-en-negentig deportatietreinen het land verlaten, waarvan drie-en-negentig uit Westerbork, vijf uit andere plaatsen in Nederland. Van die treinen is uit zes-en-twintig geen enkele inzittende teruggekeerd, uit sommige andere niet meer dan één. Het is niet gemakkelijk, hier met precieze cijfers te werken, omdat een aantal treinen onderweg in verschillende delen gesplitst is, zodat in Auschwitz, het voornaamste eindstation, zeven-en-zestig aankwamen, met circa 60 000 personen, waarvan 500 zijn teruggekeerd, nog eens: het kan niet precies, maar preciesheid is hier niet het allereerste vereiste.

Het Nederlandse Rode Kruis heeft tussen juni 1947 en maart 1952 in een aantal rapporten de bevindingen neergelegd van een onderzoek naar de lotgevallen van de weggevoerde Joden. In vele gevallen moest men zich wel behelpen met onvolledige gegevens; niettemin is in hoofdzaak wel het volgende komen vast te staan.

Van 15 juli tot 24 augustus 1942 vertrokken uit Westerbork dertien transporttreinen met ruim 11 000 Joden, circa 6200 mannen, 4800 vrouwen; dat was gemiddeld dus twee per week. De leeftijdsgroepen van 16 tot 32 jaar overwogen in deze transporten heel sterk doordat de Duitsers hun het karakter verleenden van een bestemming voor de arbeidsinzet, als hierboven vermeld. Hierop volgde de periode van 28 augustus tot 12 december 1942, de zogenaamde Cosel-periode, zo geheten omdat een aantal transporten, ook uit België en Frankrijk, op het station Cosel, 80 kilometer ten westen van Auschwitz, de volgens de Duitsers voor arbeid geschikte mannen uitlaadden, die in de omliggende kampen moesten werken. In die periode waren er negen-en-twintig transporten, dus ook twee per week. Hiervan werden er achttien in Cosel gesplitst; de elf andere gingen in hun geheel naar Auschwitz. Die achttien transporten omvatten ruim 16 000 gedeporteerden, waarvan er in Cosel ongeveer 3500 mannen tussen 15 en 50 jaar uitstapten. Wij kennen hiervan 181 overlevenden, waarvan 126 uit het kamp Blechhammer, dat na de overneming door de SS op 1 april 1944 relatief draaglijk was geworden. De vrouwen en kinderen

[pagina 412]
[p. 412]


illustratie
De voornaamste ter sprake komende kampen


uit deze negen-en-twintig transporten blijken volledig vernietigd; van de elf genoemde naar Auschwitz doorgestuurde heeft het van vijf geen enkele man overleefd, van de 6 andere in totaal 26 mannen.

Na het transport van 12 december 1942 trad een Kerstpauze in, die de beulen en beulsknechten, voor zover zij gemist konden worden, veroorloofde het gewijde feest in de schoot hunner familie te vieren. Op 11 januari hervatten zij hun arbeid, zichtbaar gesterkt, zoals zal blijken.

Men kan in 1943 drie perioden onderscheiden, waarvan wij de middelste, de z.g. Sobibor-periode, apart zullen behandelen. De eerste, die van 11 januari tot 23 februari, omvatte negen transporten, waarvan acht uit Westerbork en één uit Apeldoorn. Deze droegen al openlijker het karakter van vernietigingstransporten. Het Reichssicherheits-hauptamt in Berlijn had een geheime order uitgevaardigd, om uit Nederland tussen 11 en 31 januari 3000 Joden te deporteren, maar dankzij de toewijding van de Duitse instanties hier te lande bereikten zij in de vijf transporten binnen die drie weken het aantal van 3600 personen, waarmee men 600 boven het vereiste minimum uitkwam;

[pagina 413]
[p. 413]

de vier daarop volgende voerden het tempo op en kwamen zelfs tot 4300. Hieronder vele door arbeid minder of niet geschikten, onder meer 4000 personen boven 50 jaar, 800 kinderen beneden 16 jaar alsook de geesteszieken uit het ‘Apeldoornse Bos’. Van deze negen transporten hebben het 33 personen overleefd, 26 mannen en 7 vrouwen. Van dat van 23 januari bijvoorbeeld overleefde het alleen één man, doordat hij als musicus een plaats had gekregen in het kamporkest van Auschwitz. De acht najaarstransporten, van 24 augustus tot 16 november (zeven uit Westerbork, één uit Vught) omvatten in totaal 8127 personen. Hiervan waren 897 kinderen tot 15 jaar, 2624 mannen van 16 tot 50 jaar, 2829 vrouwen idem en 1777 personen boven die leeftijd. In deze transporten overtreft het aantal vrouwelijke overlevenden (121) dat van de mannelijke. Uit drie dezer transporten (24 augustus, 14 september, 21 september) zochten de Duitsers immers vrouwen voor de beruchte experimenten; zij werden niet onmiddellijk vernietigd en hadden een betere kans het te overleven. Van de vijf andere transporten is in drie gevallen niet één vrouw teruggekomen.

In 1944 vertrokken uit Westerbork en ook uit Vught rechtstreeks naar Auschwitz acht transporten, met in totaal circa 5500 personen, circa 600 kinderen, 1650 mannen en 1150 vrouwen van 15-50 jaar, circa 2100 personen boven 50 jaar. In totaal overleefden dit 234 mannen en 315 vrouwen; in deze transporten kwamen nogal wat personen voor, die bij de zogenaamde ‘eerste selectie’, die bij aankomst, gespaard bleven, zoals in het algemeen de Schutzhäftlinge (gemengd-gehuwden en halfjoden, die toch in een Nederlands kamp waren terechtgekomen). Van één transport, dat van 3 juni 1944, bleven zelfs 5 kinderen in leven, 3 jongens van ongeveer 10 jaar, 2 meisjes van ongeveer 13 jaar. Het laatste transport, dat naar Auschwitz uit Nederland vertrok, was dat van 3 september 1944; van de ruim 1000 personen hebben 127 het overleefd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken