Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje' (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'
Afbeelding van Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'Toon afbeelding van titelpagina van Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

Scans (89.78 MB)

ebook (4.19 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'

(1898)–Hilda Ram–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]


illustratie

Het Slot Limburg
Voorzang.

 
Welke is die sterke burchte,
 
die eeuwenoude vest?
 
Welke aadlaar koos die hooge rots
 
voor 't bouwen van zijn nest?
 
Haar grauwe arduinen muren,
 
onwrikbaar staan ze daar:
 
Wal vijand ook haar aanviel,
 
nooit kende ze vrees nog vaar.
 
 
 
Beheerschend blikt ze neder
 
en dreigend, van omhoog,
 
Als waakte ze op de delling:
 
elk schietgat is een oog.
 
Op borstweer en op bruggeschans
 
blonk voortijds menige lans,
 
En menige helmkam schitterde
 
op tinne en torentrans.
 
 
 
Over de vestingmuren
 
sloop nimmer laag verraad;
 
Te sterk de vrees der straffe,
 
die wreken zou de daad!...
 
Geen stap, hoe licht en sluipend,
 
dien de wacht niet werd gewaar;
 
Al wien de brug genaakte,
 
klonk dreigend luid: ‘Wie daar?’
[pagina 81]
[p. 81]
 
Maar zoo een vreemde ridder,
 
vermoeid en afgemat
 
Van 't lange, lange rijden,
 
de vesting binnentrad,
 
Bleek aanstonds wat een gul onthaal,
 
hem vriendelijk wachtte hier:
 
Een helm hing boven d'ingang
 
met opgelicht vizier.
 
 
 
Als hij zijn ros, op 't binnenplein
 
aan de zorg der knechten liet;
 
Verscheen weldra de burggraaf,
 
die blij hem welkom hiet.
 
Want menschenliefde en mildheid
 
bewoonden 't sterke slot,
 
En vrij en eigen vond er
 
deelneming in zijn lot.
 
 
 
Nu blijft er van die sterkte
 
alleen het naakt geraamt;
 
Verlaten is de vesting,
 
voorheen zoo wijd befaamd.
 
Heur grauwe granieten wallen,
 
verrotten onder 't gras,
 
En vorst en regen halen neer
 
wat eens onwinbaar was!
 
 
 
Van uit de diepe delling
 
blikt iemand stil omhoog,
 
Peinst aan vervlogen tijden...
 
en droomend tuurt zijn oog.
 
De kraaien wonen heden
 
op 't grafelijk kasteel:
 
Hun zwarte zwermen zweven
 
langs toren en kanteel.
[pagina 82]
[p. 82]
 
Diep slapen zij in de aarde,
 
de knechten met den heer:
 
Van onderscheiding tusschen hen
 
is lang geen sprake meer.
 
Hun stof bevrucht den akker
 
of wordt vertreden door 't vee;
 
Hun stof bevrucht den akker:
 
hun ziele ruste in vree!
 
 
 
Maar hem, die staat te droomen,
 
hem spreekt een stem in 't hart,
 
Van vreemde dingen fluisterend,
 
met woorden, half verward.
 
Doch klaarder wordt die stemme,
 
verstaanbaar meer en meer:
 
Zijn boezem zwelt, begeesterd,
 
‘Ja!’ klinkt het, keer op keer.
 
 
 
‘Die dood zijn, doen herleven,
 
dat, dichter, ja kunt gij,
 
Laat vrij uw tonen galmen,
 
sla uit uw vlerken, vrij!
 
Het 't nieuwe kiemt in 't oude,
 
de bladlaag voedt het zaad,
 
Gelijk uit der ouden beker,
 
de jonge zijn dorst verslaat!
 
 
 
Nog immer stroomt de Wezer;
 
nog met denzelfden trots
 
Verheft zich tot de wolken
 
de burchtbekroonde rots.
 
Het leve, 't oude Limburg,
 
het Limburg van weleer:
 
Beziel die doode wallen.
 
herbouw wat zonk ter neer!’
[pagina 83]
[p. 83]
 
Is 't droomerij of waarheid,
 
wat spreekt des dichters lied?
 
Geen waan, geen leugen kan het zijn,
 
wat hij gevoelt en ziet;
 
Wat hem de borst doet jagen
 
van weelde, vreugd en pijn.
 
Der dooden stem, die spreekt tot hem:
 
uit het schrift op oud velijn.
 
 
 
Is 't droomerij of waarheid?
 
Is waarheid ook geen droom?
 
Verzinken niet beiden even ras
 
in des levens vlietenden stroom?
 
Wat blijft er van 't verleden?
 
Als ware 't er nooit geweest,
 
Zoo staat zijn beeltenis onbepaald
 
en scheemrend in 's menschen geest.
 
 
 
Maar zing, gij, zing toch, dichter!
 
Laat hooren uw snaren en stem;
 
Geef lucht aan de innige ontroering
 
en zing met kracht en klem.
 
Want voelen is genieten,
 
en weemoed streelt het hart!
 
Laat ons beleven 't verleden
 
met al zijn vreugd en smart!


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken