Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Marco de nar (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Marco de nar
Afbeelding van Marco de narToon afbeelding van titelpagina van Marco de nar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.49 MB)

Scans (26.84 MB)

ebook (3.87 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Illustrator

Herman Ramaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Marco de nar

(1949)–Joh. Ram–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

Zevende hoofdstuk.
Het spel van Nar en Edelman

Ja. Marco had goed gezien. Terwijl hij al grappenmakend rondging, was ook edelman Heinrich verschenen en er was geen twijfel mogelijk, hij volgde de nar. Marco hield zich natuurlijk, alsof hij nergens van wist, maar zorgde toch wel, op een der meest stille plekjes van de tuin terecht te komen. Daar zette hij zich neer, zonder op of om te kijken en begon wat op zijn harp te spelen. Weldra galmde ook zijn vrolijke stem door de stilte. Het leek wel of er niets anders voor hem bestond dan zijn muziek en zang; toch wist Marco, dat edelman Heinrich naderde. Plotseling plaatste deze zich vlak voor Marco. De nar schrok overeind en staarde, met buitengewoon goed gespeelde verbazing, de edelman aan:

‘U doet me schrikken!’ sprak de nar. ‘Ik dacht, dat U uit de lucht gevallen kwam!’

‘Dergelijke wonderen gebeuren hier niet!’ spotte Heinrich. En hij vervolgde: ‘Maar wonderlijk is wel, dat de nar, die toch zo dicht bij de keizer verkeert, door zulke luidruchtige vrolijkheid, uiting aan zijn droefheid geeft’.

‘Inderdaad schoon gezegd!’ spotte Marco. ‘Maar als ik vragen mag edele Heer: Hebt gij van louter droefheid de ganse nacht geen oog gesloten?’

‘Natuurlijk niet, Marco’, lachte Heinrich, ‘maar veel mensen lijden het zwaarst, als het noodlot hen zelf treft’.

‘Wat bedoelt mijn wijze en welsprekende Heer met deze woorden?’ vroeg Marco alsof hij er niets van begreep....

‘Wie was Otello het naast?.... Van wie hield hij het meest, van jou nar of van mij?’

[pagina 67]
[p. 67]

‘Van de keizer natuurlijk’, sprak de nar onnozel.

‘Heel goed geantwoord, Marco!’ lachte Heinrich. ‘Je verstaat het spel der woorden. Het keizerlijk hof en zeker ook de keizer zelf, is het meest bedroefd over de verdwijning van Otello! Logisch nietwaar?’

‘Een nar redeneert nooit zo logisch’ antwoordde Marco.

‘Dat is mogelijk’ gaf Heinrich toe. ‘Maar de nar zal toch wel voelen, dat hij voorlopig aan het hof gemist kan worden. Zijn grappen zullen nu helemaal niet in de smaak vallen, nietwaar Marco!’

‘Edelman Heinrich vergist zich. Juist nu moet ik trachten de keizer te troosten. Het is alleen zeer moeilijk in deze dagen de juiste snaar te treffen’.

‘Dat is het zeker! Luister eens Marco’.

Heel vertrouwelijk zette de edelman zich naast Marco op de grote steen, legde zijn hand op de arm van de nar en begon toen buitengewoon vriendelijk:

‘Ik wou eens even met je praten, Marco. Maar strikt vertrouwelijk hoor. Weet je eigenlijk wel, wat de meeste van mijn vrienden denken?’

‘Dat ze edellieden zijn!’ was het onmiddellijke en rake antwoord van de nar. Maar Heinrich vervolgde:

‘Nee, Marco, nu geen grappen, ik zal het je zeggen. De meeste van ons denken veel, maar durven weinig te zeggen. Nogmaals, in volkomen vertrouwen zou ik jou willen vragen, wil jij hun gedachten bekend maken? Er is maar één middel om aan alle ellende een eind te maken; om vooral de lieve Otello weer in de armen zijner ouders terug te voeren’.

‘En dat is?’ vroeg Marco, schijnbaar ten hoogste verwonderd.

‘De keizer moet afstand doen van zijn troon’, was het duidelijke antwoord. Marco maakte een schrikbeweging, zodat Heinrich onmiddellijk vervolgde:

‘Ja, daar schrik je van. Dat verwondert me niets; want er is haast niemand, die daarover durft te spreken. Wel

[pagina 68]
[p. 68]

denken, maar spreken niet! Ik voor mij, Marco acht maar één man in het gehele paleis in staat, dat de keizer duidelijk te maken’.

Het gelaat van de nar was één en al verbazing en langzaam zei hij:

‘Ja edelman Heinrich, ik geloof wel, dat gij die moed bezitten zult’.

Een ogenblik was de edelman door deze onverwachte woorden uit het veld geslagen. Maar hij herstelde zich spoedig:

‘Nee Marco. Ik spreek niet over mijzelf. Ik kom te weinig met zijne Majesteit in aanraking, dan dat ik mij zulke vrijmoedige taal veroorloven kan. Nee, de enigste man, die ik tot het spreken van de juiste woorden in staat acht, ben jij: jij als nar!’

‘Als nar?’ mompelde Marco.

‘Ja!’ ging Heinrich hoopvol voort.

‘Een nar kan en mag nu eenmaal veel meer zeggen dan een ander. Hij kan onder allerlei geestige woordspelingen en zinswendingen de keizer laten voelen, dat het onverantwoordelijk is zijn zwakke, ziekelijke zoon in handen van zijn tegenstanders te laten, terwijl toch een klein beetje toegevendheid van de keizer, de knaap onmiddellijk de vrijheid teruggeven kan’.

‘Een schone zin’, prees Marco. ‘Maar de nar twijfelt aan de juistheid ervan!’

‘Haha! Marco!’ lachte Heinrich. ‘Je weet niet, wat ik weet. Bij mij bestaat geen twijfel! Weet je dan niet, dat de ridders Boudewijn en Floris de keizer hebben doen weten dat het leven van zijn zoon de grote losprijs is?’

Je moest eens weten, wat ik weet, dacht Marco. Maar hij sprak niet. Heinrich vervolgde:

‘Marco! Luister! Ik voel veel voor de persoon van de keizer. Heel veel voor de lieve Otello. Beiden zijn mij dierbaar. En daarom zou het mij en vele anderen zeer aan het hart gaan, als hun nog meer leed werd aangedaan....

[pagina 69]
[p. 69]

terwille van het keizerschap. En daarom - Marco.... als ik je één raad mag geven: Doe alles wat je kunt, om de keizer te bewegen afstand van zijn troon te doen. Je zult daarmede niet alleen hem en Otello, maar het gehele rijk een grote dienst bewijzen. Bedenk goed Marco, het lot van keizer en zoon ligt eigenlijk in jouw handen. Jij kunt beiden redden!’

Ja, waarlijk, de geslepen verrader speelde zijn spel goed. Zo goed, dat het niet anders leek, dan dat de nar daarop in moest gaan.

Vol spanning wachtte Heinrich het antwoord.

Plotseling rees Marco overeind. Zijn ogen straalden en zijn lippen openden zich voor een gulle lach. Als muziek klonk het de edelman in de oren: ‘U hebt gelijk, edele Heer, ik alleen kan die twee dierbare levens redden. Natuurlijk. Ik voel het als mijn plicht, alles te doen, om dat doel te bereiken. Niet voor niets zal Marco de nar, aan het hof van de keizer gekomen zijn. Marco zal hen en het hele rijk redden! Reeds vanavond zal de nar zijn eerste lied zingen. Je kunt op mij rekenen, edelman Heinrich!’

‘Denk er om Marco!’ zei de edelman, verrukt over zoveel vurigheid. ‘Niet te haastig! Niet overijld. Langzaam. Druppel voor druppel moeten Uw raadgevingen doordringen in het gemoed van de keizer’.

‘Natuurlijk!’ lachte de nar. ‘Marco kent de weg en weet wat hem te doen staat!’

‘Goed zo!’ lachte ook Heinrich. ‘Tot morgen dan!’

De mannen scheidden en gingen ieder hun eigen weg. In beider harten jubelde het: victorie! Alleen Marco wist, dat hij de sterkste was.

 

De volgende dag was Marco vrolijker dan ooit. Het leek wel of alle narigheden vergeten waren. Marco's gezang klonk volop in paleis en tuin en.... wat de hovelingen opviel.... er was iets bijzonders in zijn verzen. Hoe gek ze ook begonnen, hoe vreemd ze ook klonken, ze kwamen

[pagina 70]
[p. 70]

steeds op hetzelfde neer. De woorden vaderliefde en offervaardigheid, heerszucht en landsbelangen kwamen er telkens in voor. Het was duidelijk, die verzen sloegen rechtstreeks op de keizer. In het begin had deze net gedaan of hij niets bemerkte, maar toen de zinspelingen op de toestand steeds duidelijker werden, kon de keizer ze niet langer onbeantwoord laten. Weldra klonk het dan ook:

‘De nar moet niet de spot drijven met omstandigheden, die verre van aangenaam zijn!’

Maar Marco wees, ten aanhore van de aanwezigen, duidelijk elke beschuldiging af:

‘Vergeef me majesteit, maar uw nar spot niet. Uw somberheid denkt kwaad, waar slechts belangstelling en medeleven is. De nar meent het goed met de keizer’.

‘Zo lang hij keizer is, nietwaar?’

‘Wie zou de nar anders dienen?’

De edelen, die deze en andere dergelijke gesprekken hoorden, keken elkander eens aan, zwegen zolang ze in de onmiddellijke nabijheid van de keizer waren, maar lieten hun gedachten werken. Weldra vormden zich hier en daar kleine groepjes, waar het vreemde gedrag van de nar besproken werd. En typisch, dan hier, dan daar, dook edelman Heinrich op. Hij zorgde wel, dat het vuur opgerakeld werd.

‘Wat bedoelt die nar toch?’ vroeg hij aan een groepje edelen. ‘Zijn verzen zijn zo vreemd!’

‘Je ziet toch wel!’ antwoordde een ander dadelijk, ‘de verhouding tussen keizer en nar deugt niet. Het is water en vuur de laatste dagen’.

‘De nar maakt het er ook naar!’ meende Heinrich. ‘Hij maakt, vind ik, vrij eigenaardige zinspelingen’.

‘Ik geloof vast’, sprak weer een ander, ‘dat de nar, indien het hem gevraagd wordt, de keizer aanraden zou, afstand van de troon te doen!’

‘Een zeer gewaagd advies’, meende edelman Heinrich. ‘Maar.... onder ons gezegd.... nog niet zo dom. Wij

[pagina 71]
[p. 71]

kunnen het natuurlijk zo niet beoordelen.... maar.... zou het misschien niet het beste zijn, dat de keizer het deed?.... Wat een lijden en ellende nu! En we zijn nog heus niet aan het eind. De samenzweerders schijnen meer macht en invloed te bezitten dan wij vermoeden....’

Ziezo! Het eerste zaad was gestrooid. Dit groepje had voorlopig stof tot praten. Heinrich had zich alweer bij een ander groepje gevoegd en op nog meer plaatsen speelde hij hetzelfde valse spelletje. En met succes. Heel het paleis had weldra als voornaamste onderwerp van gesprek: de afstand van de troon door de keizer, terwille van zijn zoon. Niet dat alle hovelingen plots tot de ontrouwen gerekend moesten worden. Maar terwille van de keizerlijke familie en de rust in het land, leek hun dit de beste oplossing. Vanzelfsprekend werd Marco het middelpunt van de belangstelling. En zijn beurs vaarde er wel bij. Al menig goudstukje was weggeborgen onder zijn narrenpak.

‘Die kunnen te pas komen!’ lachte Marco in stilte. ‘Goud is machtig; goud opent vele poorten en doet de mensen spreken. Zij moeten zelf hun nederlaag betalen!’

Toch deed het Marco menigmaal pijn, dat hij, al was het maar in schijn, afvallig en ontrouw moest zijn. Zulk werk ging hem, de eerlijke en trouwe dienaar niet zo vanzelf af. Maar het moest! Des te heerlijker werden daardoor de enkele avonduren, die hij met de keizer doorbracht en waarin zij samen de plannen voor de komende dagen bespraken.

 

Weer was het nacht. Weer zou er, volgens afspraak, een samenkomst in de donkere tuin plaats vinden en dus gleed er na het middernachtelijk uur, weer diezelfde donkere gedaante langs de kasteelmuur, en verdween in de struiken bij de plek waar de twee nachtelijke samenzweerders elkander ontmoet hadden. Marco's geduld werd op grote proef gesteld. Maar eindelijk wist hij, dat de twee lang verwachten aanwezig waren.

[pagina 72]
[p. 72]

‘De nar doet zijn werk geweldig!’ hoorde hij Heinrich vertellen. ‘Heel het hof praat over 's keizers afstand’.

‘Wij verwachten ook niet anders,’ klonk de andere stem koel.

‘Luister nu goed naar de volgende plannen. Over twee dagen komen de rijksgroten in het keizerlijk paleis bijeen. Dat wordt voor de nar een prachtgelegenheid, zijn groot en alles beslissend vers te zingen. Je zorgt wel, dat het aan duidelijkheid niets te wensen overlaat’.

‘De nar weet de juiste toon aan te slaan en de goede woorden te plaatsen’.

‘Uitstekend, dan kunnen we kort zijn, deze nacht! Wees op je hoede! Het uur der vergelding nadert’.

Bracht deze nacht weinig nieuws, ook de dag, die daarop volgde, bood zo goed als geen afwisseling. Voor Marco werd hij zelfs eentonig, omdat hij van de heel geheimzinnig doende edelman Heinrich dezelfde berichten nogmaals te horen kreeg. Natuurlijk hield Marco zich stomverbaasd en aanvaardde hij met werkelijke vreugde de goudbuidel, die hem tot het maken van een schoon en goed inslaand vers bewegen moest. Zo naderde de avond voor de dag van de grote bijeenkomst. Het moest een afscheidsavond worden voor keizer en nar. Al heel veel hadden ze samen behandeld, toen de keizer vriendelijk sprak:

‘Marco.... als morgen.... na het zingen van je lied - mijn woorden bitter zijn en je zullen bedroeven misschien, als ik je.... in mijn schijnbare woede, als een hond mijn paleis zal uitgejaagd hebben, dan Marco.... ja dan is het misschien maar beter, dat je werkelijk heengaat. Voorgoed heengaat’.

‘Maar waarom majesteit?’ vroeg Marco verbaasd.

‘Omdat je je leven op het spel zet, Marco’.

‘Het is mogelijk majesteit! Maar het wordt een spel, dat we winnen zullen en bovendien.... majesteit.... wat is een narrenleven, vergeleken bij dat van de keizerlijke familie? En is ook het belang van het hele volk er niet

[pagina 73]
[p. 73]

mee gemoeid? Maar.... geen vrees keizer, Marco is slim. En hij voelt zich sterk, omdat hij weet, dat God en zijn Heilige Moeder hem altijd bijstaan’.

‘Zonder hun hulp zijn we tot niets in staat!’ stemde ook de keizer mee in.

‘Mocht U’ vervolgde Marco, ‘een lange tijd niets meer van mij vernemen, wanhoop dan niet. De taak is niet eenvoudig en de oplossing zal veel tijd kosten. Maar op het meest onverwachte moment kan ik U het bericht van de verlossing komen brengen!’

‘Dank Marco!’ sprak de keizer aangedaan. ‘Ik wist, dat ik op je vertrouwen kon. Weet Marco, dat ook de keizerin al haar vertrouwen op je gesteld heeft en dat haar vurige, aanhoudende gebeden je zullen vergezellen. En nu - voor het scheiden - is er misschien nog een wens, die je graag vervuld zou zien?’

‘Een wens’, herhaalde Marco en plotseling, alsof een grote gedachte hem inviel, riep hij op juichende toon: ‘Ja Majesteit, de nar heeft een wens. Nog nooit heb ik U verteld, dat ik kwam uit het land van graaf Otto, die zijn onderdanen op vreselijke wijze verdrukt. Nu vraag ik U - mocht ik nimmer van mijn onderneming terugkeren - ontferm U over mijn volk, dat zoveel te lijden heeft en dat ik verlaten moest. Ik bid U.... vergeet de onderdanen van graaf Otto niet. Neen neen.... vraagt U nu niet verder. Voor de vervulling van die wens is nu de tijd nog niet gekomen. Andere zorgen drukken U nu te veel. Grotere belangen hebben voorrang. Ik vraag het U alleen voor later.... later, als.... ik niet.... terugkeren mocht. Majesteit.... Uw nar groet U’.

‘Dank Marco, ik zal je wens nooit vergeten. God geleide je. Goede nacht!’

Een stevige handdruk, een laatst vaarwel en de nar verdween met een haastige beweging in zijn kamer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken