Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kluchtige avonturen van Baron von Münchhausen (ca. 1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kluchtige avonturen van Baron von Münchhausen
Afbeelding van Kluchtige avonturen van Baron von MünchhausenToon afbeelding van titelpagina van Kluchtige avonturen van Baron von Münchhausen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

XML (0.02 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
vertaling: Brits-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kluchtige avonturen van Baron von Münchhausen

(ca. 1885)–Rudolf Erich Raspe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 1]
[p. 1]

[Kluchtige avonturen van Baron von Münchhausen]

 
Münchhausen die naar Rusland trekt,
 
Komt op een veld met sneeuw bedekt.
 
 
 
Hij ziet geen huis of gastvrij dak,
 
En bindt dus 't paard aan eenen tak.
[pagina 2]
[p. 2]
 
Hij legt zich op zijn mantel neêr,
 
En denkt dra aan het beest niet meer.
 
 
 
Ontwakend in den morgenstond,
 
Ziet hij verbaasd nu in het rond.
[pagina t.o. 2]
[p. t.o. 2]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 3]
[p. 3]
 
Hij ligt op 't kerkhof op een zerk,
 
En 't paard hangt boven aan de kerk.
 
 
 
Want boven 't dorp, door sneeuw bedekt,
 
Had hij zich 's avonds uitgestrekt.
[pagina 4]
[p. 4]
 
De sneeuw was 's nachts weêr weggedooid.
 
En onze vriend omlaag gegooid.
 
 
 
Dus wat hij aanzag voor een tak,
 
Bleek nu de spits van 't torendak.
[pagina t.o. 4]
[p. t.o. 4]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 5]
[p. 5]
 
Maar hij bedenkt zich niet, meteen
 
Schiet hij zijn paard weêr naar beneên.
 
 
 
Eens als hij door het venster ziet,
 
Bemerkt hij eenden in het riet.
[pagina 6]
[p. 6]
 
De Vrijheer grijpt zijn jagtgeweer,
 
En snelt naar d' oever van het meer.
 
 
 
Daar komend merkt hij, schoon te laat,
 
Dat op den haan geen vuursteen staat.
[pagina t.o. 6]
[p. t.o. 6]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 7]
[p. 7]
 
Die nog te halen vordert tijd,
 
Ligt is hij dan de eenden kwijt.
 
 
 
Maar peinzend en bedroefd van zin,
 
Schiet hem op eens een middel in.
[pagina 8]
[p. 8]
 
Münchhausen niet bevreesd of bang,
 
Legt fluks 't geweer aan zijne wang.
 
 
 
En slaat zich op het regteroog,
 
Zoodat er eene vonk uit vloog.
[pagina t.o. 9]
[p. t.o. 9]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 9]
[p. 9]
 
Hoe vreemd, de vonk ontsteekt het kruid,
 
En zeven eendjes zijn nu buit.
 
 
 
Dus knapen wat u ooit ontmoet,
 
Ziet dat gij als de Vrijheer doet.
[pagina 10]
[p. 10]
 
Eens dat hij zich op straat bevondt,
 
Vervolgde hem een dolle hond.
 
 
 
Hij, voor de beet des honds beducht,
 
Neemt dus natuurlijk snel de vlugt.
[pagina t.o. 11]
[p. t.o. 11]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 11]
[p. 11]
 
Maar werpt zijn jas eerst op de straat,
 
Daar dan het loopen beter gaat.
 
 
 
De hond die in het jasje bijt,
 
Geeft hem tot redding juist de tijd.
[pagina 12]
[p. 12]
 
Een voordeur die geopend was,
 
Kwam hier den Vrijheer goed van pas.
 
 
 
De hond wordt spoedig afgemaakt,
 
Waardoor hij weêr in vrijheid raakt.
[pagina t.o. 13]
[p. t.o. 13]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 13]
[p. 13]
 
Zijn huisknecht hangt op zijnen last,
 
Het jasje in de kleederkast.
 
 
 
Verbaasd komt 's andren daags de knecht,
 
Wijl hij tot zijnen meester zegt:
[pagina 14]
[p. 14]
 
‘Naar mijne meening is 't gewis,
 
Dat heel de kast bezeten is!’
 
 
 
Men kijkt er na, en zonderbaar
 
De heele kast is dol voorwaar.
[pagina t.o. 14]
[p. t.o. 14]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 15]
[p. 15]
 
Hij wilde zijnen bijstand biên,
 
Om eene vesting te bespiên.
 
 
 
Een stuk geschut dat men ontbrandt,
 
Geeft hem een middel aan de hand.
[pagina 16]
[p. 16]
 
Juist als de bom haar baan begint,
 
Springt hij er op, vlug als de wind.
 
 
 
Pas is hij echter halver weg,
 
Of hij, bij nader overleg,
[pagina t.o. 16]
[p. t.o. 16]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 17]
[p. 17]
 
Denkt als ik in de vesting kwam,
 
Waar 't mooglijk men mij 't leven nam.
 
 
 
Ik kan terug, daar dat gewis
 
Voor mij de beste keuze is.
[pagina 18]
[p. 18]
 
Men schiet van uit een fort op hem,
 
En daardoor raakt hij uit de klem.
 
 
 
Hij springt op d' andren bom nu vlug,
 
En is dra in het kamp terug.
[pagina t.o. 18]
[p. t.o. 18]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 19]
[p. 19]
 
Münchhausen rijdt op zeekren dag,
 
Een poort in na een grooten slag.
 
 
 
Komt op de markt bij een fontein,
 
Zijn paard drinkt 't water frisch en rein.
[pagina 20]
[p. 20]
 
Maar hoe hij 't beest ook drinken laat,
 
Het wordt van 't water niet verzaad.
 
 
 
Waardoor hij eindlijk ommeziet,
 
Hetgeen hem 't vreemdste schouwspel biedt.
[pagina t.o. 21]
[p. t.o. 21]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 21]
[p. 21]
 
Zijn paard mist 't gansche achterdeel,
 
Dus helpt het water ook niet veel.
 
 
 
Gij vraagt wat de oorzaak is geweest,
 
Van dees verandering aan het beest.
[pagina 22]
[p. 22]
 
't Kwam daardoor toen hij binnen reed,
 
Dat men juist 't poortluik vallen deed.
 
 
 
Hierdoor was 't arme dier gekloofd,
 
En van zijn achterlijf beroofd.
[pagina t.o. 23]
[p. t.o. 23]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 23]
[p. 23]
 
Hij komt daarna in 't open veld,
 
En zie, hoe vreemd is 't daar gesteld!
 
 
 
Daar loopt het achterlijf van 't beest,
 
Als waar 't steeds zonder kop geweest.
[pagina 24]
[p. 24]
 
Naauw wordt hij dit met vreugd gewaar,
 
Of hecht de stukken aan elkaâr,
 
 
 
Met doornen die men in het rond,
 
Daar op de vlakte groeijen vondt.
[pagina t.o. 25]
[p. t.o. 25]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 25]
[p. 25]
 
En beter dan hij had gedacht,
 
Heeft hij dit werk tot stand gebragt.
 
 
 
't Paard groeide aan tot een geheel,
 
Maar ook de doorn werd een priëel.
[pagina 26]
[p. 26]
 
En 't bragt den vriend een groot gemak,
 
Want hij had nu op 't paard een dak.
 
 
 
Eens kwam hij weder bij een plas,
 
Die gansch bezaaid met eenden was.
[pagina t.o. 26]
[p. t.o. 26]
 


illustratie

[pagina 27]
[p. 27]
 
Helaas en nu juist deze keer,
 
Mist onze vriend zijn jagtgeweer.
 
 
 
Daar vindt hij echter in zijn zak,
 
Iets dat hem redt uit 't ongemak.
[pagina 28]
[p. 28]
 
Een stukje spek, een eindje touw,
 
Dat geeft hem ook een middel gaauw.
 
 
 
Hij bindt het spek aan 't touw, de guit,
 
En werpt het in het water uit.
[pagina t.o. 28]
[p. t.o. 28]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 29]
[p. 29]
 
De eerste eend verslindt het vlug,
 
Maar 't komt in 't water weêr terug.
 
 
 
Hetgeen van dit gevolg ook is,
 
Elk eendje ras gevangen is.
[pagina 30]
[p. 30]
 
Hij vloog er toen meê door de lucht,
 
De schoorsteen in met groot gerucht.
 
 
 
Münchhausen klimt den Etna op,
 
En staat welhaast op 's Kraters top.
[pagina t.o. 30]
[p. t.o. 30]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 31]
[p. 31]
 
Wijl hij het stoute plan nu heeft,
 
Te zien waar of Vulcanus leeft.
 
 
 
De vriend bedenkt zich ook slechts kort,
 
En heeft zich naar omlaag gestort.
[pagina 32]
[p. 32]
 
Daar valt door rook en vuur en gruis,
 
Hij nu omlaag met groot gedruisch.
 
 
 
En hoe verwonderd keek Vulcaan,
 
Toen hij een mensch voor zich zag staan.
[pagina t.o. 33]
[p. t.o. 33]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 33]
[p. 33]
 
Wat keken die Cyclopen raar,
 
Als of 't een geestverschijning waar.
 
 
 
Maar men ontving hem echter goed,
 
En hij nam afscheid welgemoed.
[pagina 34]
[p. 34]
 
Hij ziet eens ganzen in de lucht,
 
Die nemen overhaast de vlugt.
 
 
 
Hij heeft geen hagel in de tas,
 
Dat gansch door hem vergeten was.
[pagina t.o. 35]
[p. t.o. 35]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 35]
[p. 35]
 
Maar in verlegenheid gebragt,
 
Heeft hij een middel ras bedacht;
 
 
 
Hij doet zijn laadstok op 't geweer,
 
En schiet er zes in ééne keer.
[pagina 36]
[p. 36]
 
Münchhausen wandelt in een bosch,
 
Daar komt een leeuw nu op hem los.
 
 
 
Het beestje maakt zich juist gereed,
 
Den vriend te vatten bij zijn kleed.
[pagina t.o. 37]
[p. t.o. 37]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 37]
[p. 37]
 
De Vrijheer echter ook niet mis,
 
Weet hoe de leeuw te krijgen is.
 
 
 
Hij pakt hem bij den bek alreê,
 
En scheurt het ondier zoo in twee.
[pagina 38]
[p. 38]
 
Münchhausen op een verren togt,
 
Heeft ook den Sultan toen bezocht.
 
 
 
De Sultan zegt: ‘uw smaak is fijn,
 
En proef nu eens dit glaasje wijn.’
[pagina t.o. 38]
[p. t.o. 38]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 39]
[p. 39]
 
Hij proeft het met zorgvuldigheid,
 
En geeft den Sultan dit bescheid:
 
 
 
‘'t Is lekker, maar voor een miljoen,
 
Zal ik 't u beter proeven doen.’
[pagina 40]
[p. 40]
 
‘Heel goed, maar gij weet wel, o maat,
 
Dat ik mij nimmer foppen laat.
 
 
 
Staat hier de flesch om vier uur niet,
 
Weet dat ik u onthoofden liet.’
[pagina t.o. 40]
[p. t.o. 40]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 41]
[p. 41]
 
De Vrijheer echter heeft een knecht,
 
Die een uur per minuut aflegt.
 
 
 
Die man doet nu ook goed zijn pligt,
 
En heeft de boodschap ras verrigt.
[pagina 42]
[p. 42]
 
Eens dat hij aan het zwemmen is,
 
Wordt hij verzwolgen door een visch.
 
 
 
Maar door zijn vlugheid en verstand,
 
Komt hij tot in de maag te land.
[pagina t.o. 42]
[p. t.o. 42]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 43]
[p. 43]
 
Een zeeschip dat daar juist passeert,
 
Heeft ras den haai geharpoeneerd.
 
 
 
Men brengt het monsterdier aan land,
 
En opent hem het ingewand.
[pagina 44]
[p. 44]
 
Maar naauw is deze daad geschied,
 
Of 't is verbazing wat men ziet.
 
 
 
Een man stapt uit de groote visch,
 
Dat niemand dan de Vrijheer is.
[pagina t.o. 45]
[p. t.o. 45]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 45]
[p. 45]
 
Bedankt hen die zoo juist van pas,
 
Hem redden uit het haaikarkas.
 
 
 
Mimi des Vrijheers hazewind,
 
Was door de jaren bijna blind.
[pagina 46]
[p. 46]
 
Waarom hij, tot gemak, den hond,
 
Een lamplicht aan zijn staart vast bond.
 
 
 
Maar het gebeurde op zeekren tijd,
 
Daar raakt hij zijnen hond toch kwijt.
[pagina t.o. 47]
[p. t.o. 47]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 47]
[p. 47]
 
Het dier was afgedwaald van 't spoor,
 
En liep al snuffelend nu maar door.
 
 
 
Dat duurde zoo een jaar of tien,
 
Doch van den hond was niets te zien.
[pagina 48]
[p. 48]
 
Tot eens op zeekren schoonen dag
 
Men op het slot hem komen zag.
 
 
 
De pooten echter van Mimi
 
Half afgesleten - tot de knie.
[pagina t.o. 49]
[p. t.o. 49]
 


illustratie
Lith. Emrik & Binger.


[pagina 49]
[p. 49]
 
Wat nood dus sprak de Vrijheer strak,
 
'k Gebruik hem voortaan slechts als brak.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken