Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Over-Ysselsche sangen en dichten (1930-1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Over-Ysselsche sangen en dichten
Afbeelding van Over-Ysselsche sangen en dichtenToon afbeelding van titelpagina van Over-Ysselsche sangen en dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.47 MB)

Scans (21.47 MB)

XML (1.34 MB)

tekstbestand






Editeur

W.A.P. Smit



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Over-Ysselsche sangen en dichten

(1930-1935)–Jacobus Revius–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Tweede Vreuchden-rey,
op den voortganck der victorien desselven jaers, besloten met de veroveringe van Orsoy.Ga naar voetnoot*

Blytschap.
 
Den stroom van Rhodanus, die soo geweldich dryvetGa naar voetnoot1
 
Dat niemant zijns gelijck in snellicheyt en vont,
[pagina 136]
[p. 136]
 
Wert lopend' op het seerst, verswolgen in den gront,
 
Datmen noch sien en can noch speuren waer hy blyvet.Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
Den stroom die Belgica (in droefenis verstyvet:Ga naar voetnoot5
 
Om soo veel helden doot) wt hare oogen sontGa naar voetnoot6
 
Door 'sPrincen dapperheyt soo haestelijck verswont
 
Dat yder een van vreucht nu singet ende schryvet.
 
Het lust my, Herckmans, oock (in lager toon als ghy)Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Te prijsen desen Mars, die, om te maken vryGa naar voetnoot10
 
Ons palen van gewelt, ons Godes-dienst van lasterGa naar voetnoot11
 
Heeft wederom gewaecht sijn Vorstelijcke bloet,
 
En onse Vaderlant oogschijnlijck werden doetGa naar voetnoot13
 
Of schooner in den vree, of inden oorloch vaster.
Overwinninge.
15[regelnummer]
De macht van Asia, van India, van Spanjen,Ga naar voetnoot15
 
Van Naples, van Milaen, Castilia, Leon,
 
'tGewelt van Portugal, Minorque, Arragon,
 
Lothrijck, Sicilia, Majorque, en Sardanjen,Ga naar voetnoot15-18Ga naar voetnoot18
 
Den trots van Oostenrijck, Borgonjen, Allemanjen,Ga naar voetnoot15-19Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Den rijckdom vande op-en-neder gaende SonGa naar voetnoot20
 
Op eenen hoop gebracht niet hinderen en con
[pagina 137]
[p. 137]
 
In Brabant het geluck en d'eere van Oranjen.Ga naar voetnoot22
 
‘De seege t'aller tijt haer segen niet en geeft
 
Den geen die 'tmeeste volck en sterckste wapen heeft:
25[regelnummer]
Voorsorge, rijpen raet en wackerheyt bemintse.
 
Sy rijst (gelijck het werck wtwyset) int gemeynGa naar voetnoot26
 
Niet wt de handen, maer, als Pallas, wt het breyn.Ga naar voetnoot23-27Ga naar voetnoot27
 
En haren Jupiter is onsen braven Prince.Ga naar voetnoot28
Seven Oversten.Ga naar voetnoot*
 
De Hydra, die het vier wt seven kelen spouwetGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
En aenden Tyber heeft haer setel opgericht
 
Aen wien van langer hant lijf-eygen is verplichtGa naar voetnoot31
 
Den Spaenschen Geryon daer yder een voor grouwet,Ga naar voetnoot32
 
Haer reddelose nest in Brabant heeft betrouwetGa naar voetnoot33
 
Aen seven die het docht te wesen wonder licht
35[regelnummer]
Het leger vanden Prins te jagen van Maestricht
 
Al waer het noch soo sterck omsettet en benouwet.Ga naar voetnoot36
 
Maer God, die heylichlijck geknopet heeft den bant
[pagina 138]
[p. 138]
 
Der seven leden van het moedich Nederlant,Ga naar voetnoot38
 
Heeft dese seven soo de vlagge leeren strijcken
40[regelnummer]
En met een ogenwinck doen voelen zijne cracht:
 
Dat zy die eenen wech had in het lant gebracht
 
Door seven wegen daer beginnen wt te wijcken.Ga naar voetnoot41-42
Soma.Ga naar voetnoot*
 
'Tis Etna niet alleen waer onder zijn begraven
 
De reusen die wel-eer den hemel boden trots,Ga naar voetnoot43-44Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Maer Soma wort alsnu door 't eeuwich oordeel Gods
 
Het rustelose graf der goddelose Graven.Ga naar voetnoot46
 
Des Roomschen donderaers en Spanjens trouwe slaven
 
Van wien des Heeren kerck gelee'n heeft soo veel spots
 
Sijn om haer moorderij in dese heete rots
50[regelnummer]
Vergaderet als in een ongestuyme haven.
 
Daer liggen na haer doot en snuyven roock en vier
 
Den Grave van Bucquoy, den Grave van Dampier,Ga naar voetnoot52
 
Gods onversoenlijcke gesworene vyanden.
 
Daer heeft zijn eygen bat den Grave van Tilly,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En comter nu den Graef van Papenheym oock by,Ga naar voetnoot55
 
O! hoe wil Soma dan als Sodoma staen branden!Ga naar voetnoot56
[pagina 139]
[p. 139]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Limborch.Ga naar voetnoot*
 
Noch macht, noch argelist, noch tegenspoet sal crokenGa naar voetnoot57
 
U wassende geluck. de nimmer-stille tijt
 
Heeft haer getandde vijl die alle dingen slijt
60[regelnummer]
Opt stael van uwen naem (dien rakende) gebroken.
 
Gedachtenis gans breet haer slippen heeft ontlokenGa naar voetnoot61
 
Om-armende daer in (voor 't blasen vande Nijt
 
Die al wat goet en groot is door het herte snijt)
 
'tGeruchte dat van u soo hooge heeft gesproken.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Een yder tong' en pen, en redelijck gemoet
 
U sonder fleem of sucht eenstemmich heeten moetGa naar voetnoot66
 
Beschermer, Vrede-Vorst, en crijger groot van daden.
 
Soo sprack de Herderin van Limburch, en altansGa naar voetnoot68
 
Begiftede den Prins met een gemengde crans
70[regelnummer]
Van eycken, lauwerier, en dichte oly-bladen.Ga naar voetnoot70
Vrede.
 
O Brabant, die alsnoch sitt' inde droeve schimmenGa naar voetnoot71
 
Vant domme by-geloof, en stomme dienstbaerheyt,
 
Siet hoe een clare son u nevelen verspreyt,
 
Siet hoe hy hem alree toont boven uwe kimmen.
75[regelnummer]
Hy wackert zynen loop, en laet niet af van climmenGa naar voetnoot75
 
Tot dat hy over u sijn stralen heeft gebreyt,
 
Verlichtende het ooch dat lange heeft geschreyt,
 
En qualijck noch verdraecht dit ongewoonlijck glimmen.
 
Het is dien goeden Prins, dien Godes hooge hant
80[regelnummer]
Tot rust van u en ons gevoert heeft in u lant.
 
Wiens deugden men alleen sijn grootheyt mach gelijcken.Ga naar voetnoot81
 
Den Prince, die met recht geducht wert en bemint,
 
Dewijl sijn vromicheyt de vyanden verwint,Ga naar voetnoot83
 
En sijne soeticheyt haer vyantschap doet wijcken.Ga naar voetnoot84
[pagina 140]
[p. 140]
Oorloch.
85[regelnummer]
Wie is hy die het schip van Nederlant can stieren
 
Als onsen Admirael? hy kent de Noorder as,Ga naar voetnoot86
 
Hy weet de diepten, en de streken vant compas,
 
Hy siet de haven al eer hy den schoot gaet vieren.Ga naar voetnoot85-88Ga naar voetnoot88
 
Derf Brabant tegen hem noch spartelen en tieren,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Comt haer sijn vriendelijck aenbieden niet te pas,
 
Hy sal, en twyfelt niet, de bootschap haer wel rasGa naar voetnoot91
 
Aenseggen met den mont van vlammende mortieren.
 
Vaer voort, Prins Frederick, den wieroock vant canon
 
Laet tot des vyants schrick benevelen de son
95[regelnummer]
Terwijle wy tot God opclimmen in gebede;
 
Versekert, dat, gelijck een fellen donderslach
 
Het onweer stilt, wanneer 't niet anders wesen mach,
 
Alsoo den oorloch ons aenbrengen moet den vrede.
Voortganck.
 
De deugde vanden Prins, de grootheyt sijner wercken
100[regelnummer]
Groeyt sonder onderlaet, en ryset dach op dach,Ga naar voetnoot100
 
Veel hooger als of oog' of stem bereycken mach,Ga naar voetnoot101
 
Veel wijder als den Geest is doenlijck te omperken.Ga naar voetnoot102
 
Sijn Fame draget hem op soo geswinde vlercken
 
Datmen hem elcke reys siet hoger alsmen plach,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
En, die van zynen lof deed gisteren gewach
 
De nieticheyt sijns doens van dage comt te mercken.
 
Homerus vint voor hem geen tonen op zijn lier,
 
Demosthenes can hem niet malen op papier,Ga naar voetnoot108
 
Apellis trecken zijn onbruyckelijck in desen.Ga naar voetnoot107-109Ga naar voetnoot109
[pagina 141]
[p. 141]
110[regelnummer]
Want wat door hare hant waer huyden afgedaen
 
Op morgen alte slecht en ongelijck sou staen,Ga naar voetnoot111
 
Dewijl het voorbeelt dan noch heerlijcker sal wesen.
Beelt des Princen.Ga naar voetnoot*
 
Het gout, wiens mogentheyt soo hoge is gevlogenGa naar voetnoot113
 
Dat yder het byna aenbiddet als zijn Heer
115[regelnummer]
Is merckelijck aen dien verbonden, die wel-eerGa naar voetnoot115
 
Het wt den swarten gront der aerden heeft getogen:Ga naar voetnoot116
 
Maer watten danckbaerheyt ist schuldich u te toogenGa naar voetnoot117
 
O Prins, door wien het rijst tot dese nieuwe eer
 
Dat het u wapenen mach voeren, en, noch meer,
120[regelnummer]
U voorhooft, uwen mont, u minnelijcke oogen!Ga naar voetnoot120
 
Ick achte dat den arm die wracht dit costel werckGa naar voetnoot121
 
Wiert vlugger als een veer, en als een yser sterck
 
Al was hy van te voor met moedicheyt bevangen.Ga naar voetnoot123
 
En dat het edel gout wiert sacht gelijck een was,
125[regelnummer]
Ja daer in wenschte te veranderen, om ras
 
En op het suyverste dien stempel te ontfangen.
Stromen geopent.Ga naar voetnoot*
 
Rivieren water-rijck, ghy Diese en ghy Dommel
 
Die op des Princen wenck belegerdet den Bos,Ga naar voetnoot128
 
Ghy Slinge, die het juck van Gelder maeckte los,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Ghy Wael, die met u vocht vergroenet Tiel en Bommel,Ga naar voetnoot130
 
Ghy Yssel, danssende opt spelen vande trommel
 
Doe 'tOostenrijcksche heyr te voete en te rosGa naar voetnoot132
[pagina 142]
[p. 142]
 
Opcraemde, en ghy droecht voort laetste zynen trosGa naar voetnoot133
 
En wagenen gewoel, en raderen gerommel:
135[regelnummer]
Ghy Roer, die 'tCleefsche lant doorsnydende verblijt,Ga naar voetnoot135
 
Ghy Schelde, Maes, en Rijn wt dienstbaerheyt bevrijt,Ga naar voetnoot136
 
Ey! wilt des Heeren roem danckseggende gewagen.
 
En hecht voor zijn altaer de cluysters en de sweep
 
Waer mee u, eer den Prins de wapenen aengreep,
140[regelnummer]
Den Spaenschen Xerxes had gesloten en geslagen.Ga naar voetnoot140
Opweckinge.
 
Urania, voogdes der hooge SangerinnenGa naar voetnoot141
 
Heeft onlangs door den creyts vant bondich NederlantGa naar voetnoot142
 
Een snel-gewieckte boo wt Helicon gesantGa naar voetnoot143
 
Aen alle die haer gunst (constlievende) beminnen,
145[regelnummer]
En prestse, datse (nu of nimmermeer) beginnen
 
Te nemen yverich de veder inde hant
 
Tot roem van onsen Mars, die aende Mase-cant
 
Sijn vyant en de haer dees somer quam verwinnen.Ga naar voetnoot148
 
Wie op het suyverste sijn maten heeft gestelt
150[regelnummer]
Diens veersen wilse aen het hooch lazuyren veltGa naar voetnoot150
 
Ter eeren vanden Prins met goude sterren schryven,
 
En de gedachtenis des dichters die 't soo raemtGa naar voetnoot152
 
Sal neven onsen helt waer hy oock wert genaemt
 
Geduyrichlijck bewaert en onvergeten blijven.
[tekstkritische noot]Tweede Vreuchden-rey. Zonder eenigen twijfel is ook deze sonnettencyclus afzonderlijk uitgegeven, maar de oorspronkelijke uitgave heb ik niet teruggevonden.

voetnoot*
Tweede Vreuchden-rey, veroveringe van Orsoy: Orsoy (ten Zuiden van Wezel, aan den Rijn) werd door Frederik Hendrik bij zijn terugkeer uit Limburg in November 1632 bezet.
voetnoot1
Rhodanus: Rhône; dryvet: stroomt.
voetnoot3-4
de z.g. ‘Perte du Rhône’ kort na de Zwitsersche grens, waar vroeger de Rhône bij lagen waterstand onder rotsblokken verdween (sedert 1828 grootendeels verwijderd).
voetnoot5
Belgica: Nederland.
voetnoot6
soo veel helden doot: o.a. dien van Ernst Casimir, 23 Mei 1632 (2 Juni n. st.) voor Roermond gesneuveld (zie ‘Treur-dichten’ op pag. 123).
voetnoot9
Herckmans: de Amsterdamsche dichter Elias Herckmans (± 1596-1644), die in 1631 ter eere van Gustaaf Adolf een ‘Sweedsche Zeeg-trompet’ had uitgegeven en voor wiens in 1634 verschenen ‘Der Zee-vaert Lof’ Revius een lofdicht schreef (zie pag. 161).
voetnoot10
desen Mars: Frederik Hendrik, (in tegenstelling met den door Herckmans bezongen Mars: Gustaaf Adolf).
voetnoot11
ons palen: ons gebied; laster: schande, hoon.
voetnoot13
oogschijnlijck: duidelijk.
voetnoot15
India: oude benaming voor Amerika, met zijn uitgestrekte Spaansche bezittingen.
voetnoot15-18
op Lotharingen na behoorden al deze streken tot de Spaansche monarchie.
voetnoot18
Lothrijck: Hertog Karel van Lotharingen sloot zich tijdens den Dertigjarigen oorlog bij den Keizer aan, in de (vergeefsche) hoop daardoor aan de dreigende overheersching van Frankrijk te ontkomen.
voetnoot15-19
de vele eigennamen in dit en enkele volgende sonnetten zijn waarschijnlijk een navolging van Ronsard (zie ‘De dichter Revius’, pag. 240 v.v.).
voetnoot19
Borgonjen: Franche Comté, het eenige deel van 't hertogdom Bourgondië, dat aan de (Spaansche) Habsburgers gebleven was(?); Allemanjen: het Duitsche Keizerrijk.
voetnoot20
vande op-en-neder gaende Son: van Oosten en Westen.
[tekstkritische noot]32. B mist de komma aan 't eind van den regel.
voetnoot22
in Brabant: niet geheel juist, daar de veroveringen van Frederik Hendrik zich bepaalden tot Opper-Gelre en Limburg, terwijl de inval in het eigenlijke Brabant door 't uitblijven van een opstand in de Zuidelijke gewesten achterwege bleef. Revius duidt met dezen naam echter blijkbaar het heele Spaansche gebied in de Zuidelijke Nederlanden aan.
voetnoot26
int gemeyn: gewoonlijk.
voetnoot23-27
De gewoonte om algemeen-geldende waarheden door aanhalingsteekens aan te duiden, ontleent Revius aan de Fransche Renaissancisten.
voetnoot27
als Pallas: Pallas Athene kwam in volle wapenrusting uit het hoofd van haar vader Zeus te voorschijn.
voetnoot28
haren Jupiter: (in verband met het vorige) haar vader.
voetnoot*
Seven Oversten: Vermoedelijk bedoelt Revius: den Spaanschen opperbevelhebber Santa Cruz, Cordova en Jan van Nassau (zie sonnet op pag. 133), Hendrik van den Berg (id. op pag. 131), Pappenheim (id. op pag. 133 en 134), den verdediger van Maastricht Baron De Lede en Don Carlos Coloma, gouverneur van Antwerpen, die tevergeefs getracht had de verovering der Schelde-schansen door Willem van Nassau te voorkomen. Dat Revius deze laatste veroveringen als een onderdeel van den veldtocht langs de Maas beschouwde, blijkt uit de sonnetten ‘Ses schanssen’ en ‘Geusen-bril’ op pag. 129-130.
voetnoot29
de Hydra: de veelkoppige slang van Lerna, die door Heracles gedood werd, (hier voor:) de Paus; wt seven kelen: misschien met een bijgedachte aan de zeven heuvelen, waarop Rome gebouwd is.
voetnoot31
van langer hant: reeds lang; lijf-eygen is verplicht: als lijfeigene ondergeschikt is, toebehoort.
voetnoot32
Geryon: een reus met drie lichamen, die door Heracles overwonnen werd.
voetnoot33
in Brabant: in den ruimsten zin voor: in de Zuidelijke Nederlanden (zie de aanteekening bij reg. 22).
voetnoot36
het: nl. Maastricht; omsettet: omsingeld.
[tekstkritische noot]40. B eindigt, blijkbaar ten onrechte, met een punt; 46. B eindigt den regel met een, minder goed passende, komma.
voetnoot38
der seven leden: nl. der zeven provinciën.
voetnoot41-42
deze regels zijn niet al te letterlijk op te vatten: ‘dat zij, die oorspronkelijk allen hetzelfde doel hadden, nu ieder op zijn eigen houtje beginnen terug te trekken’.
voetnoot*
Soma: Het is mij niet duidelijk geworden, wat Revius met dit woord kan bedoelen. Met den naam σωμα of σημα werd de koninklijke begraafplaats in Alexandrië aangeduid, waar zich ook het graf van Alexander den Groote bevond. Ter wille van de woordspeling met Sodoma (zie reg. 56) gebruikt Revius dezen naam dus misschien voor de plaats van begraving der genoemde graven, ook al waren deze in verschillende steden bijgezet. Dat hij hun graf met een berg vergelijkt, zou zijn oorzaak kunnen vinden in het feit, dat deze beroemde legeraanvoerders met een praalgraf waren geëerd, zoodat zich een heel monument boven hun lichaam verhief. Bevredigen doet deze verklaring mij echter niet.
voetnoot43-44
toen de Gyganten, die den strijd aangebonden hadden tegen Zeus en de andere Olympische goden, waren overwonnen, werden zij onder bergen bedolven, ‘waarin ze nog dikwijls door hun pijnlijke stuiptrekkingen vulkanische woelingen en uitbarstingen veroorzaken’.
voetnoot44
boden trots: trotseerden.
voetnoot46
rustelose: waarin zij geen rust vinden.
voetnoot52
de graaf van Bucquoy was een Zuid-Nederlandsch, de graaf van Dampierre een Oostenrijksch generaal, die beiden in het begin van den Dertigjarigen Oorlog tegen den Winterkoning gestreden hadden.
voetnoot54
den Grave van Tilly: deze was 30 April 1632 gestorven aan de wonden, die hij in den slag aan de Lech tegen Gustaaf Adolf had opgedaan.
voetnoot55
de graaf van Pappenheim sneuvelde nog in hetzelfde jaar in den slag bij Lützen.
voetnoot56
als Sodoma: cf. Genesis 19:24-28.
[tekstkritische noot]68. B heeft een drukfout: Soosprack.
voetnoot*
Limborch: Limburg werd 8 September 1632 door de ruiterij van Stakenbroek namens den Prins bezet.
voetnoot57
croken: knakken.
voetnoot61
haer slippen heeft ontloken: heeft de slippen van haar mantel opengehouden.
voetnoot64
'tGeruchte: de Faam.
voetnoot66
fleem: vleierij; sucht: (partijdige) genegenheid.
voetnoot68
de Herderin: (voor:) Jonkvrouw, Stedemaagd; altans: terstond.
voetnoot70
als zinnebeeld resp. van kracht, overwinning en vrede (oly-bladen = olijfbladeren).
voetnoot71
Brabant: cf. de aanteekening bij reg. 22; schimmen: schaduwen.
voetnoot75
wackert: versnelt.
voetnoot81
wiens deugden: (datief:) by wiens deugden.
voetnoot83
vromicheyt: dapperheid.
voetnoot84
soeticheyt: goedertierenheid.
voetnoot86
de Noorder as: het Noorden, de Noordpool.
voetnoot85-88
waarschijnlijk een reminiscens aan Huygens' ‘Scheepspraet’, tevens met een bijgedachte aan het admiraal-generaalschap van den Prins.
voetnoot88
de zin is: ‘hij viert den schoot niet, voordat hij de haven ziet, d.w.z. zijn doel bereikt heeft'.
voetnoot89
derf: durft; Brabant: zie de aanteekening bij reg. 22 en 71; spartelen en tieren: zich met daden en woorden verzetten.
voetnoot91
en..niet: dubbele ontkenning voor: niet.
voetnoot100
sonder onderlaet: zonder ophouden.
voetnoot101
mach: kan.
voetnoot102
als den Geest is doenlijck te omperken: als het voor den geest mogelijk is te omvatten.
voetnoot104
elcke reis: iederen keer.
voetnoot108
malen: (hier: met woorden) schilderen.
voetnoot107-109
In deze regels worden de namen van resp. den beroemdsten dichter, redenaar en schilder der Oudheid slechts gebruikt om de ontoereikendheid van poëzie, proza en schilderkunst in het algemeen te accentueeren.
voetnoot109
trecken: lijnen, penseelstreken; onbruyckelijck: niet te gebruiken.
voetnoot111
alte slecht en ongelijck: al te simpel en niet gelijkend.
voetnoot*
Beelt des Princen: bedoeld wordt een gouden gedenkpenning.
voetnoot113
mogentheyt: macht.
voetnoot115
merckelijck: kennelijk; verbonden: nl. door dankbaarheid.
voetnoot116
getogen: getrokken, te voorschijn gehaald.
voetnoot117
toogen: toonen.
voetnoot120
minnelijcke: vriendelijke.
voetnoot121
costel: kostelijk.
voetnoot123
moedicheyt: vermoeidheid.
voetnoot*
Stromen geopent, geopent: nl. voor de eigen scheepvaart, omdat zij uit de macht van den vijand zijn bevrijd.
voetnoot128
door het verleggen der bedding van de Dommel en de Aa (die zich in Den Bosch zelf vereenigen tot de Dieze) had Frederik Hendrik in 1629 zijn eigen kwartieren versterkt en tevens de stad van water beroofd.
voetnoot129
Slinge: deze stroomt langs Grol, vanwaaruit het Spaansche garnizoen voortdurend strooptochten op Staatsch gebied ondernam, totdat de stad op 19 Augustus 1627 door Frederik Hendrik werd ingenomen.
voetnoot130
De Betuwe was vóór de verovering van Den Bosch steeds blootgesteld aan strooptochten uit deze stad.
voetnoot132
'tOostenrijcksche heyr: het Spaansch-Keizerlijke leger onder Van den Bergh en Montecuculi, dat tijdens het beleg van Den Bosch een inval deed in de Veluwe. Dat ‘Oostenrijksch’ bij Revius ook wel kan beteekenen ‘Spaansch-Habsburgsch’ blijkt uit de Eerste Vreugden-rey, reg. 26 en 75.
voetnoot133
opcraemde: zijn biezen pakte.
voetnoot135
Roer: bevrijd bij de verovering van Roermond op 6 Juni 1632.
voetnoot136
Schelde, Maes en Rijn: bevrijd resp. door de verovering der zes Schelde-schansen (zie ‘Ses schanssen’ op pag. 129), door die van Venlo, Roermond en Maastricht, en door die van Wezel (1629) en Orsoy.
voetnoot140
den Spaenschen Xerxes: de Spaansche koning, met Xerxes vergeleken, omdat deze laatste na het wegslaan van zijn brug over den Hellespont de zee met driehonderd zweepslagen had gestraft en haar had willen kluisteren door een stel voetboeien in de diepte neer te laten (Herodotus VII, 34); gesloten: gekluisterd.
voetnoot141
Urania: de Muze der sterrenkunde, door Revius waarschijnlijk om haar naam (‘de hemelsche’) als leidster (voogdes) der Muzen beschouwd.
voetnoot142
creyts: (hier:) gebied; bondich: verbonden, vereenigd.
voetnoot143
Helicon: berg in Boeotië en woonplaats der Muzen.
voetnoot148
en de haer: de Spanjaarden worden dus beschouwd als vijanden van kunst en wetenschap. Waar Revius hun strijd als een oorlog tegen God en Zijn volk beschouwde, moesten zij uit den aard der zaak ook vijanden zijn van al het goede en schoone.
voetnoot150
het hooch lazuyren velt: de hemelboog.
voetnoot152
die 't soo raemt: die 't zoo mikt, die dit bereikt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken