Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Over-Ysselsche sangen en dichten (1930-1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Over-Ysselsche sangen en dichten
Afbeelding van Over-Ysselsche sangen en dichtenToon afbeelding van titelpagina van Over-Ysselsche sangen en dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.47 MB)

Scans (21.47 MB)

XML (1.34 MB)

tekstbestand






Editeur

W.A.P. Smit



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Over-Ysselsche sangen en dichten

(1930-1935)–Jacobus Revius–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Danckbaerheyt
Op de veroveringe der stadt Rijnberck, ende andere overwinningen inden aenvanc des jaers 1633.Ga naar voetnoot*

Aen M.H. Henricum Reneri Meester inde vrye consten ende derselven Professor inde hoge Schole van Deventer.

 
I.
 
Reinier, indien de By' een bloeme wist te vinden
 
Die aller bomen cracht, en aller bloemen locht,
 
En aller cruyden sap versamelt met haer brocht,Ga naar voetnoot3
 
Oock honich die noch cou noch hitte dee verswinden,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ick meyn, sy niet en sou haer vlogelen ontwindenGa naar voetnoot5
 
Te garen wijt en sijt het smakelijcke vocht,Ga naar voetnoot6
 
Den thijm, de marjoleyn sou blyven onbesocht.
 
Aen dese soeticheyt sous' al haer wellust binden.Ga naar voetnoot8
 
Dit ist, Reinier, waerom mijn Musa niet en sweeft
10[regelnummer]
Ront-om de helden, die, oyt hebbende geleeft,Ga naar voetnoot10
 
Den roem wel-eer van deucht en dapperheyt genoten;
 
Sy volget onsen Prins, en scheydet daer niet af,
[pagina 154]
[p. 154]
 
In wien, al wat natuyr haer eelste spruyten gaf
 
By dees' of d'oude eeuw, ten vollen is besloten.Ga naar voetnoot14
 
 
 
II.
15[regelnummer]
Ghy streelt my met de hoop van Rijnberck te vereerenGa naar voetnoot15
 
O Spanjen, soo ick wil bedaren mynen moet,Ga naar voetnoot16
 
Ghy dreycht my, doe ickt niet, te baden in mijn bloet.
 
U bieden is gewelt, u bidden is braveren.Ga naar voetnoot18
 
Maer siet, hoe mynen Prins, dat werck-getuych des Heeren
20[regelnummer]
De Stat daer ghy mee praalt u stropers ruymen doet.Ga naar voetnoot20
 
Het water vanden Rijn brant onder haren voet,
 
Niet wetende waer heen, veltvluchtich, haer te keeren,Ga naar voetnoot22
 
O hoeders van het lant, o wachters vanden staet,Ga naar voetnoot23
 
Aenschout, hoe in den strijt God self u voren gaet.
25[regelnummer]
En, speurende in my sijn wonderlijcken segen,
 
Toont, als ghy doet, dat ghy den Spanjaert niet en acht,
 
Wiens dreygementen zijn een blixem sonder cracht,
 
En wiens beloften sijn een wolcke sonder regen.Ga naar voetnoot15-28
 
 
 
III.
 
Terwijl ghy aen den Rijn in drymael seven dagenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Het rijcke wapen-huys van Spanjen overmant,Ga naar voetnoot30
 
Waer voor van Arragon den grooten Amirant,Ga naar voetnoot31
 
Waer voor den Genovees sijn gantsen treyn most wagen:Ga naar voetnoot32
 
U vlaggen in Brasijl den Portugees verjagenGa naar voetnoot33
[pagina 155]
[p. 155]
 
En brengen onverwacht sijn vloten inden brant,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Verknopende met ons in eenen vasten bant
 
Die over zijn gewelt soo jammeren en clagen.Ga naar voetnoot36
 
De werelt is al-om in twyfel en beraet
 
Hoedanigen gevlecht, na eysch van dese daet,Ga naar voetnoot38
 
Op u gesegent hooft te planten haer betame:
40[regelnummer]
Want de verwinners die den lauwer heeft gecroont
 
Die hebben altemael haer vyanden gehoontGa naar voetnoot41
 
Met hare wapenen, maer ghy met uwen name.Ga naar voetnoot42
 
 
 
IV.
 
O! had' ick Davids herp, en dat mijn losse snarenGa naar voetnoot43
 
Een goddelijcke hant aendraeyde, om het werck
45[regelnummer]
Van Godes mogentheyt, van hier tot aen het perckGa naar voetnoot45
 
Der aerden, elckerlijck na wensch te openbaren!Ga naar voetnoot46
 
Ick sou eerst inde Palts my spoedigen te varen,Ga naar voetnoot47
 
En daer, van Heydelberch de nieus gevryde kerckGa naar voetnoot48
 
Bootschappen, sonder meer, het winnen van Rijnberck,
50[regelnummer]
Vervullende haer oor met alte blyde maren.Ga naar voetnoot50
 
Het Oden-walt verheucht sou hooren mijn geluyt,Ga naar voetnoot51
 
Trots-Keyser soudet weer tien-voudich geven wt.Ga naar voetnoot52
 
Mijn dicht sou swieren op de vleugels vande Fame.
 
Nu isser wel de lust, maer 'thapert aende macht.
55[regelnummer]
Dies myne Sangerin moet sterven ongeacht,Ga naar voetnoot55
 
En de Vergetenheyt sal zijn haer erfgename.
[pagina 156]
[p. 156]
 
V.
 
Aenschout, genadich Vorst, hoe, om te laten blijcken
 
De liefde uwes naems, het danckbaer VaderlantGa naar voetnoot58
 
Soo menich huys bynae soo menich baken brant,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En niemant zijn gebuyr in vreugde denckt te wijcken.
 
De aerd' in desen nacht den hemel schijnt te lijcken
 
Die cierlijck boven ons sijn blaeuwe tente spant
 
Opt schoonste oversaeyt met menich diamant,
 
En heerlijcker als oyt sijn rijckdommen laet kijcken.
65[regelnummer]
Maer wilt, als ghy dit siet, o Prins van hogen moet,Ga naar voetnoot65
 
Ten hemel alte-haest niet keren uwen voet,
 
Maeckt rekening' by ons noch lange te verbeyden:Ga naar voetnoot67
 
Dewijl de borgers van soo veel vermaerde stee'nGa naar voetnoot68
 
Met sulcken menichte van lichten, hier benee'n
70[regelnummer]
Als een cleyn Hemelrijck u soecken te bereyden.Ga naar voetnoot70
 
 
 
VI.
 
Het gantsche Gelderlant buycht onder uwen degen,Ga naar voetnoot71
 
O hooch-geboren Prins. alleen de fiere maecht
 
Van wien dien ee'len stam sijn schilt en name draechtGa naar voetnoot72-73Ga naar voetnoot73
 
Blijft tot verandering' noch steech en ongenegen.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
'Tstaet Frederick, aen u haer herte te bewegen,
 
S'en is de quaetste niet, maer wil eens sijn gevraecht.
 
Wie twyfelt, ghy en crijcht van haer dat u behaecht?Ga naar voetnoot77
 
Sy moet oock aenden rey, al houtse noch wat tegen.Ga naar voetnoot78
 
Gelijck, wanneermen wort den dageraet gewaer,
80[regelnummer]
De lichten vanden nacht verschooyen t'eenegaer,Ga naar voetnoot80
 
Alleenlijck Phosphorus blijft staende totten lesten:Ga naar voetnoot81
[pagina 157]
[p. 157]
 
Die nochtans, als den dach sijn vensters open-doet,
 
Gelijck de rest, almee de bane ruymen moet,
 
En geeft de schoone son het hemelrijck ten besten.Ga naar voetnoot84
 
 
 
VII.
85[regelnummer]
Als mijn Urania Ernst Casimir beschreyde,Ga naar voetnoot85
 
De doot, indien het had gestaen in hare macht,
 
Hem garen wederom ten leven had gebracht,Ga naar voetnoot87
 
En tot zijn volck en lant gegeven het geleyde.
 
Het geen de droeve doot, haers ondancx, ons ontseyde,
90[regelnummer]
Heeft Henrick, eerste spruyt sijns Vaders, wt gewracht,Ga naar voetnoot90
 
Den roem van Casimir bewarend' in gedacht,
 
En doende dat sijn glants hem meer en meer verspreyde.Ga naar voetnoot92
 
Rijnberck is dies getuych, daer onder Henrix oog'Ga naar voetnoot93
 
(Opt wencken vanden Prins) de Vriessche vane vloog'
95[regelnummer]
Doe Spanjen sulcken tack sach breken van sijn crone.Ga naar voetnoot95
 
Geluckich Casimir, die eens verloren heeft
 
Sijn leven, maer alsnu tweevoudichlijcken leeft,
 
In God daer boven, en alhier in sijnen Sone.
 
 
 
VIII.
 
Maurits, die draecht den naem waer voor de GaditanenGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Wanneermense maer rept in erenst of in boertGa naar voetnoot100
 
Noch werden in haer hert en aderen ontroert,
 
Den naem soo dodelijck den bloedigen Maranen.Ga naar voetnoot102
[pagina 158]
[p. 158]
 
Den name van dien Vorst die door de witte swanenGa naar voetnoot103
 
Verr' boven het gebou der sterren is gevoert;
105[regelnummer]
Ick merck, dat ghy (als hy) op uwen vyant loert,
 
En tot zijn hogen roem den wech begint te banen.
 
Wat isset dat u maeckt, o Spanjen, preuts en stout?Ga naar voetnoot107
 
Ist Tagus, die sijn stroom doet rollen door het gout?Ga naar voetnoot108
 
Ey, wilt dan u gesicht tot Nederlant eens keren,
110[regelnummer]
Daer het Nassousche saat is als een gouden vloet
 
Die Helden geeft, waer van 'tonwinbare gemoet
 
Met al der werelt schat men niet en can waerderen.
 
 
 
IX.
 
Dien Lutzenborger droes, die, op het gelt ver-apetGa naar voetnoot113
 
Soo veel heeft binnen Berck gerapet en geschrapet
115[regelnummer]
Die niet en heeft geacht op deugde noch op eer,
 
Op segel noch gebot van eenich Over-heer,Ga naar voetnoot116
 
Die in het vrye wout des Princen niet en schroomde
 
Met syne diefsche bijl te storten het geboomde,Ga naar voetnoot117-118
 
God geef dat het hem gae (dit seggen is niet mijn
120[regelnummer]
Maer van een crijchsman wt het leger aenden Rijn)
 
Alst Erysichthon ginck. Van welcken men vertelletGa naar voetnoot121
 
Als hy den groenen bos van Ceres had gevellet
 
Dat hem tot straffe quam een wreeden hongers-noot
 
Gedurich even heet, gedurich even groot.
125[regelnummer]
Steedts twintich cloecke mans hem dienden met gerechten.
[pagina 159]
[p. 159]
 
Den wijn wiert staech getapt van twalef stercke knechten.
 
De ouders hielden hem met sorge binnens huys
 
Op datmen niet vernaem soo ongehoorden cruys.Ga naar voetnoot128
 
Wanneer tot synent hem sijn mede-mackers sochten
130[regelnummer]
De vader en de moer veel praetjens overdochtenGa naar voetnoot130
 
Om hem te lochenen. ‘hy is niet by der hant,Ga naar voetnoot131
 
Hy is eens gaen besien ons nieu-gecochte lant.’
 
Bat yemant hem te gast? ‘hy is alree versproken.’Ga naar voetnoot133
 
Ter feeste? ‘'tcan niet sijn, sijn cleeren sijn gebroken.’Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Te wandelen? ‘hy heeft sijn voeten meer of min
 
Vertree'n,’ of, ‘is van huys en maent mijn schulden in.’Ga naar voetnoot136
 
Een van het naeste bloet wiens dochter soude trouwenGa naar voetnoot137
 
Comt bidden dat hy mach de stacy helpen houwenGa naar voetnoot138
 
Met Triopas sijn vaar: ‘och!’ sey de goede vrou,
140[regelnummer]
‘Mijn man sal met u gaen, maer denckt eens watten rou,
 
Een swijn heeft op de jacht mijn lieve soon geslagen
 
Ter doot, het is gelee'n wel meer als negen dagen.’Ga naar voetnoot141-142
 
Ah moeder, om de eer van u ellendich kint,Ga naar voetnoot143
 
Wat hebdy niet versiert! wat hebdy niet versint!Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Terwylen lach den bloet gescholen inder muytenGa naar voetnoot145
 
En vrat ront-om hem heen al watmen niet con sluyten.Ga naar voetnoot146
 
Sijn buyck was als een swalch geworden sonder grontGa naar voetnoot147
 
Die alles tot hem nam, en altijt ledich stont.
 
Gelijck als voor de vlam het weeke was verdwynet,
150[regelnummer]
Gelijck de sneeu verloopt wanneer de sonne schynetGa naar voetnoot150
 
Soo smolt in sijn gewey hoe vele men hem gaf,Ga naar voetnoot151
 
En lijckwel hadde hy noch groey noch bloey daer af.Ga naar voetnoot152
 
Men sach als door een glas sijn aderen en senen,Ga naar voetnoot153
 
Het losse vel hem hinck en drilde om sijn benen.Ga naar voetnoot154
[pagina 160]
[p. 160]
155[regelnummer]
Hoe schreyde die hem had ter werelt voortgebracht!
 
Hoe claegden alle by sijn susters dach en nacht!
 
De Minne die hem dick haer borsten had gegeven!Ga naar voetnoot157
 
De maegden die in dienst hem waren by gebleven!
 
De Vader sloech de hant aen sijnen grijsen cop
160[regelnummer]
Aensiende dat zijn goet was t'saem gegeten op.Ga naar voetnoot160
 
De tafels waren leech, de schouwen niet meer roockten,
 
De slachters hielden stil, de cockx niet meer en coockten.
 
Hy vrat het ruych en raeu: de ossen wt den ploech,Ga naar voetnoot163
 
Het peirt dat hem te voor op sijnen rugge droech,
165[regelnummer]
De muylen die wel-eer sijn coets te mennen plagen,Ga naar voetnoot165
 
De cater die soo gaeu de muysen plach te jagen.Ga naar voetnoot166
 
Soo lang' daer binnen was te eten groot of cleen
 
Wist niemant vande saeck als 'thuys-gesin alleen:
 
Maer doe het al gegaen was door sijn holle tandenGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Doe liep hy byde straet, en met gevouwen handenGa naar voetnoot170
 
Bat om de minne Gods een stuck verlegen broot,Ga naar voetnoot171
 
Tot dat, nae lange quael, hy raeckte aenden doot.
 
Dit wenschte den soldaet dien viller (soo hy seide)Ga naar voetnoot173
 
Wiens woning' binnen Berck soo menich man beschreyde
175[regelnummer]
Dien suyper onversaet van armer luyden sweet.Ga naar voetnoot175
 
Voor my, ick gunde noyt mijn vyant soo veel leet,
 
Maer sie, dat Godes hant straft sonder ogen-luyckenGa naar voetnoot177
 
Die haren staet en ampt soo schandelijck misbruycken.Ga naar voetnoot178
voetnoot*
Danckbaerheyt, Rijnberck: een sterke vesting op den linker-Rijnoever (ten Z. van Wezel), die 2 Juni 1633 door Frederik Hendrik werd veroverd; andere Overwinningen: bedoeld worden een reeks kleine successen in Brazilië, waar de Nederlanders vasten voet hadden sinds de verovering van Olinda en 't Recief van Pernambuco door Loncq in 1630. In Januari 1633 werd een fort aan de Rio Formoso in Pernambuco veroverd; in Maart verraste Laurens van Rembach het fort Emilia en nog een tweede schans; in Juni werd het eiland Hamaraca vermeesterd; in Juli bezette Jan Jansz. van Hoorn de stad Truxillo in Honduras en in Augustus San Francisco op het eiland Yucatan; Opdracht. M.H.: Mijn Heere; Reneri: professor in de philosophie aan het Athenaeum te Deventer (zie over hem de aant. bij ‘Laurus Rediviva’ op pag. 95).
voetnoot3
met haer brocht: met zich meebracht, bevatte.
voetnoot4
verswinden: verdwijnen (de bedoeling is: ‘en die winter en zomer honing bevatte’).
voetnoot5
ontwinden: ontplooien.
voetnoot6
garen: verzamelen.
voetnoot8
‘alleen bij de zoetheid van deze bloem zou ze vreugde en bevrediging zoeken’.
voetnoot10
oyt: te eeniger tijd.
[tekstkritische noot]15. B heeft na ‘my’ een minder goed passende komma; 27. B heeft een drukfout: souder; 28. B heeft een drukfout: wies.
voetnoot14
by: gedurende.
voetnoot15
Rijnberck te vereeren: mij Rijnberk af te staan. Heelemaal juist schijnt dit niet. Bij de vredesonderhandelingen van 1632-'33 was er slechts door de Nederlanders geëischt, dat Rijnberk neutraal zou worden, waarin de onderhandelaars van het Zuiden hadden toegestemd.
voetnoot16
moet: drift, driftige dapperheid.
voetnoot18
‘als gij iets aanbiedt, wilt gij het met geweld opdringen; als gij iets vraagt, zit er een uitdaging in’.
voetnoot20
‘uw plunderaars (stropers) de stad ontruimen doet, waar gij zoo mee praalt’.
voetnoot22
veltvluchtich: van het slagveld gevlucht, voortvluchtig.
voetnoot23
hoeders van het lant: de leden der Staten-Generaal.
voetnoot15-28
In dit sonnet wordt de Republiek sprekende ingevoerd.
voetnoot29
in drymael seven dagen: de belegering van Rijnberk begon op 13 Mei en duurde tot 2 Juni.
voetnoot30
wapen-huys: opslagplaats van oorlogsbehoeften.
voetnoot31
van Arragon den grooten Amirant: Mendoza, die Rijnberk in 1598 veroverde.
voetnoot32
den Genovees: Spinola, die het in 1606 heroverde, nadat Maurits het in 1601 had vermeesterd. treyn: (hier voor:) leger.
voetnoot33
in Brasijl den Portugees verjagen: zie de aanteekening bij den titel van dezen cyclus; den Portugees: sinds 1580 behoorde Portugal tot Spanje.
[tekstkritische noot]49. B heeft: Rijn berck; 53. B heeft een drukfout: be vleugels.
voetnoot34
sijn vloten inden brant: het totale aantal der in 1633 door de vloten der West-Indische Compagnie vermeesterde en verbrande schepen bedroeg 90.
voetnoot36
die over zijn gewelt....clagen: nl. de inboorlingen. Misschien denkt Revius in het bijzonder aan den mulat Calabar, die eerst de Portugeezen had geholpen, maar in het begin van 1632 de partij der Nederlanders koos en hun als gids groote diensten bewees bij de expedities van 1632 en '33.
voetnoot38
gevlecht: krans.
voetnoot41
gehoont: geschaad.
voetnoot42
met uwen name: ook in Brazilië bezielde immers de naam en de roem van den Prins.
voetnoot43
losse: niet voldoende gespannen en daardoor onbruikbare.
voetnoot45
mogentheyt: macht; perck: einde.
voetnoot46
elckerlijck: iedereen.
voetnoot47
my spoedigen te varen: mij haasten te gaan.
voetnoot48
de nieus gevryde kerck: het pas bevrijde Protestantisme. In 1631-'32 had Gustaaf Adolf de Rijnpaltz op de Katholieken heroverd en daarmee het Protestantisme in deze streken hersteld.
voetnoot50
alte: zeer.
voetnoot51
Oden-walt: gebergte ten N. van Heidelberg.
voetnoot52
Trots-Keyser: vermoedelijk wordt hiermee Heidelberg bedoeld als residentie van Frederik V van de Paltz, die het gewaagd had in Bohemen den Keizer te trotseeren.
voetnoot55
Sangerin: Muze (hier voor:) dichterlijke aandrift, gedicht.
[tekstkritische noot]60. B mist de punt aan het einde van den regel; 61. B eindigt ten onrechte met een punt; 70. B heeft: bereijden.
voetnoot58
uwes naems: voor uw naam.
voetnoot59
‘(zoo illumineert, dat) bijna ieder huis als een vuurbaken brandt’.
voetnoot65
van hogen moet: edel.
voetnoot67
maeckt rekening': reken er op.
voetnoot68
dewijl: terwijl.
voetnoot70
als een cleyn Hemelrijck; cf. reg. 61.
voetnoot71
Gelderlant: Opper-Gelre, dat door de verovering van Venlo, Stralen en Roermond in 1632 vrijwel geheel in handen van Frederik Hendrik gevallen was.
voetnoot72-73
de fiere maecht van wien...draecht: de fiere stedemaagd van Gelder, dat nog in Spaansche handen was.
voetnoot73
‘aan wie dit edele geslacht (nl. der Geldersche hertogen, hier gebruikt voor: het hertogdom zelf) zijn wapenschild en naam ontleent’.
voetnoot74
steech: onwillig.
voetnoot77
In 1638 echter mislukte het beleg door Frederik Hendrik.
voetnoot78
moet oock aenden rey: moet ook aan den dans, moet er ook aan gelooven.
voetnoot80
verschooyen: zich wegpakken; 'teenegaer: ten eenenmale.
voetnoot81
Phosphorus: Lucifer, de morgenster..
[tekstkritische noot]102. B heeft een drukfout: dodelijcken.
voetnoot84
geeft het hemelrijck ten besten: geeft het hemelrijk prijs.
voetnoot85
Urania: de Muze der sterrenkunde, (hier voor:) de Muze in 't algemeen (cf. de aant. bij reg. 141 op pag. 142); Ernst Casimir beschreyde: cf. de ‘Treur-dichten’ op pag. 123.
voetnoot87
garen: gaarne.
voetnoot90
Henrick: Hendrik Casimir, oudste zoon van Ernst Casimir en Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel; wt gewracht: uitgewerkt, verricht.
voetnoot92
doende: er op uit; sijn: nl. van Casimirs roem; hem: zich.
voetnoot93
onder Henrix oog': als stadhouder van Friesland (Groningen en Drente) stond Hendrik Casimir aan het hoofd der Friesch-Groningsche regimenten.
voetnoot95
crone: (steden)krans.
voetnoot99
Maurits: Johan Maurits, graaf van Nassau-Siegen, de latere ‘Braziliaan’ (1604-1679) nam deel aan de verovering van Rijnberk; den naem: nl. van Prins Maurits, onder wiens bewind de tocht naar Cadix plaats vond; Gaditanen: de inwoners van Cadix, dat in 1596 door een Engelsch-Nederlandsche vloot onder Howard en Duivenvoorde veroverd en geplunderd werd, om in 1607 tijdens Heemskerks tocht naar Gibraltar opnieuw bedreigd te worden.
voetnoot100
rept in erenst of in boert: in ernst of scherts vermeldt.
voetnoot102
Maranen: scheldnaam voor: Spanjaarden (cf. de aanteekening bij reg. 16 van het ‘Gebet der over-heerde Nederlantsche Provincien’ op pag. 151).
[tekstkritische noot]112. B. heeft: der werelts; 113 vlgg. Met een anderen aanhef had Revius ditzelfde gedicht over Erysichthon reeds eerder willen gebruiken voor den hertog van Buckingham, die in 1627 de Hugenoten in La Rochelle aan hun lot had moeten overlaten. Het bleef echter bij den in C bijgeschreven aanhef, dien hu later weer doorhaalde. Zie de tekstcritische aanteekeningen op pag. 42; 118. geboomde: ter wille van het rijm voor ‘geboomte’ (Ned. Wrdb, IV, 445).
voetnoot103
door de witte swanen: zooals Revius zelf het had voorgesteld in zijn ‘Hemel-vaert van Prins Mauritz van Orangien’, reg. 38 vlgg. op pag. 36.
voetnoot107
preuts: moedig.
voetnoot108
Tagus: de Taag is een goudhoudende rivier.
voetnoot113
dien Lutzenborger droes: bedoeld wordt waarschijnlijk de Spaansche commandant van Rijnberk: Alexander Sybrecht de Diesdorf; droes: duivel; ver-apet: verzot.
voetnoot116
segel noch gebot: schriftelijk (en dus gezegeld) noch mondeling bevel; Over-heer: meerdere.
voetnoot117-118
‘die niet schroomde te plunderen op het gebied van den Prins’ (de beeldspraak is ontleend aan het verhaal van Erysichthon, zie reg. 121-124).
voetnoot121
Erysichthon: zoon van den Thessaliër Triopas; omdat hij de boomen uit het heilige woud van Demeter (Ceres) geveld had om zich daarvan een eetzaal te bouwen, werd hij gestraft met een onverzadelijken geeuwhonger.
[tekstkritische noot]131 vlgg. De aanhalingsteekens ontbreken bij Revius, maar zijn door mij ter wille van de duidelijkheid aangebracht.
voetnoot128
vernaem: zou gewaarworden;.
voetnoot130
praetjens overdochten: leugentjes verzonnen.
voetnoot131
hem te lochenen: te zeggen, dat hij niet thuis was.
voetnoot133
is alree versproken: heeft al een afspraak.
voetnoot134
gebroken: gescheurd.
voetnoot136
vertree'n: verstuikt (cf. Hgd. ‘sich den Fusz vertreten’); maent in: vordert in.
voetnoot137
het naeste bloet: de naaste familie.
voetnoot138
de stacy helpen houwen: de plechtigheid bijwonen.
voetnoot141-142
geslagen ter doot: levensgevaarlijk (met zijn slagtanden) gewond.
voetnoot143
ellendich: rampzalig.
voetnoot144
versiert: verzonnen.
voetnoot145
inder muyten: in zijn schuilhoek.
voetnoot146
sluyten: wegbergen.
voetnoot147
swalch: (draai)kolk.
voetnoot150
verloopt: verdwijnt.
voetnoot151
gewey: ingewanden.
voetnoot152
lijckwel: evenwel.
voetnoot153
als door een glas: zoo ‘doorzichtig’ was nl. zijn lichaam geworden; senen: spieren.
voetnoot154
hinc en drilde: hing te beven.
[tekstkritische noot]163. Ter wille van de duidelijkheid is de punt achter ‘raeu’ door mjj veranderd in een dubbelpunt; 176. B eindigt den regel met een minder goed passende punt.
voetnoot157
dick: vaak.
voetnoot160
t'saem: volkomen.
voetnoot163
ruych en rau: met huid en haar.
voetnoot165
mennen: (zeer ongewoon voor:) trekken.
voetnoot166
gaeu: slim, flink.
voetnoot169
holle: (voor:) onverzadigbare.
voetnoot170
byde: langs de.
voetnoot171
om de minne Gods: om Gods-wil; verlegen: door het liggen bedorven.
voetnoot173
viller: vilder, roover.
voetnoot175
‘die zich zoo onverzadelijk te goed deed aan het zweet van arme menschen (lett.: het dronk)’, d.w.z. hen van alles beroofde, wat zij met hard werken hadden gewonnen.
voetnoot177
sonder ogen-luycken: zonder iets door de vingers te zien.
voetnoot178
staet: positie.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken