Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeventien (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeventien
Afbeelding van ZeventienToon afbeelding van titelpagina van Zeventien

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (17.56 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeventien

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

18 September.

Het is toch wel vreemd, zoo voor het eerst van huis. Ik kon er vannacht niet goed van slapen. Gisteren kon ik niet zooveel denken, ik was te moe. Ja, misschien is het toch maar beter bij familie te zijn, dan absoluut onder vreemden. Eerst dacht ik dit niet, ofschoon ik, toen Ma het zei, natuurlijk: o, zeker, zeker, ten antwoord gaf,

[pagina 4]
[p. 4]

terwijl ik inwendig dacht: het is lang niet zoo vrij. Maar ze zijn erg hartelijk tegen mij, beiden, het zou ondankbaar zijn, iets anders te durven beweren. Toch, het zal nog wel een heele poos duren, eer ik mij hier thuis vinden kan. Ik voel in tante zoo een heel andere natuur, dan die wij zoo liefhebben in Ma; ik geloof, maar ik kan mij natuurlijk vergissen, dat zij hard, eigengerechtig en zelfzuchtig is... o, hemel! neen, zoo erg meen ik het niet, zij heeft ook haar goede momenten, en zij is niet gelukkig in haar leven geweest. Dat moet ik altijd in aanmerking nemen.

Gisterenavond (Zondag) kwam daar waarlijk mijnh. Van Beveren aanzetten, om kennis te maken met zijn nieuwe leerlinge. Hij is een dik, rond- en rood-bollig kereltje, met een martialen knevel en kalenden schedel. Tante's dédaigneuse mond begon liefelijk te glimlachen, toen zij hem begroette, en haar kleine oogjes werden nog kleiner door het vriendelijk-vleiend gelonk. Hij, een-en-al buigende hoffelijkheid jegens haar, schudde haar, een kwartier lang, vertrouwelijk de hand, noemde haar ‘mevrouwtje-lief’ (dan moet je tante zien met haar plat, rood gezicht, mal krullen-kapsel en houterige houding!) en zond haar smachtende blikken toe. Toen kwam ik aan de beurt; hij nam mij goed op, glimlachte welgevallig, en informeerde, met echte onderwijzers-belangstelling, naar mijn lectuur. (Ik had een boek in de hand, en mijn vinger tusschen de bladen.) Ik antwoordde hem, dat ik de Ilias in drie talen tegelijk aan het lezen was, namelijk: Duitsch, Hollandsch en Grieksch,

[pagina 5]
[p. 5]

waarop hij mij complimentjes gaf, en zich eindelijk neerzette op den stoel, dien Bernard hem overal achterna schoof. Moeder en zoon zaten den gast met verheerlijkte oogen te beschouwen, ik kon daar niet aan meedoen, want eerlijk gezegd, stelde dit mannetje mij, na de eindelooze éloges, die ik over hem had moeten hooren, verbazend teleur. Enfin, als hij maar goed les geeft, meer heb ik niet met hem te maken. Voor tante is hij een ‘trouwe, beproefde vriend’, die haar ‘in heel moeielijke levenskwesties’ (zeker de scheiding van haar man) als een held heeft bijgestaan, voor Bernard veel meer dan een leeraar, een ‘vaderlijke vriend’, dit laatste, zegt tante, zal hij ook worden voor mij. Den heelen avond zat hij gemoedelijk grapjes te verkoopen, die elk werden gevolgd door een: ‘Is 't zoo niet, Bernard?’ of ‘Wat zegt u d'r van, mevrouwtje-lief?’ Tusschen twee haakjes, tante heeft hem geordonneerd, mij ‘Ina’ te noemen; ‘Gerardina!’ heb ik dadelijk verbeterd, want dat zou toch al erg genoeg zijn. Hij zegt evenwel, alsof hij aan een bonbon smult: Ina.

Om tien uur keek tante naar de klok.

- Heb je 't niet hooren slaan, jongen?

Ik keek verwonderd op; tante heeft vooruit gezegd, dat wij om tien uur naar bed moeten, maar hoe, als er bezoek is, óok? Ik vind het goed natuurlijk... maar vreemd tegelijk. Als ik ouder was, zou ik er misschien het mijne van denken, - maar ik ben nog te jong, om gevolgtrekkingen te maken...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken