Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeventien (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeventien
Afbeelding van ZeventienToon afbeelding van titelpagina van Zeventien

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (17.56 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeventien

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

17 October.

Wat ben ik toch altijd blij met zoo'n heerlijken brief van Ma en Meta! Hij maakt mijn heelen dag goed. Ma schrijft nu ook wat meer, en Meta houdt haar journaaltje trouw bij. Het moet wel heerlijk in Nice zijn; ik hoop, dat ik het volgend jaar (bij leven en welzijn) Ma en Meta mag komen halen; voor een reis heen en weer zijn de Kerst- en Paaschvacanties te kort en is de reis ook te kostbaar. Hè, wat een genot, daar met mijn lieve schatten te wandelen langs de Promenade des Anglais, en thee te drinken in het in zee uitgebouwde Casino, of over de Corniche te dwalen - en dat vooral in het besef, dat Moeder zooveel beter is! Lieverd, wat verlang ik toch naar je! Nu ik hier al zoolang ben, en het nieuwtje er heelemaal af is, kan ik zoo innig verlangen, je weer eens in je lieve, zachte oogen te zien, en je armen om me heen te voelen... Geduld maar, geduld. Ik heb nu toch al meer dan in het begin: ik heb Fred bij me gekregen.

Ik schrijf altijd maar opgeruimd, om Ma niet

[pagina 65]
[p. 65]

te bedroeven (niet, dat ik zoo dikwijls treurig ben, maar ik ben toch niet thuis) en tracht Meta niet te benijden, die bij Ma en zoo heerlijk vrij is.

Ik was bezig dit te schrijven, toen ik het hek hoorde knarsen, en opziende, bemerkte ik Fred. Ik wou naar de deur rennen, maar bedacht mij, dat het beter was, tante eerst te waarschuwen. Ik verraste tante, die zat te schrijven, door mijn binnen-hollen, maar tot mijn blijdschap antwoordde ze op mijn aankondiging:

- Och, laat 'm maar even bij jou, hè, ik ben bezig met brieven.

Ik ving Fred op in de vestibule, waar hij stond te wachten, totdat Rika zijn bezoek zou hebben gemeld.

- Kom maar mee, Fred! riep ik. Tante excuseert zich, ze heeft het zoo druk, en ik voerde hem naar de eetkamer mee.

Ik gaf hem Ma's en Meta's brieven te lezen, en terwijl hij daarmee bezig was, staarde ik uit het raam, en dacht er over, hoe heel anders het verleden jaar om dezen tijd nog was; toen zat ik hier niet alleen in een vreemde stad, met Ma zoo ver weg en nog niet eens van een ernstige ziekte hersteld...

- Wat lieve brieven... zei Fred. Dank je wel voor de lezing, hoor!

Ik staarde nog vaag voor mij uit; toen voelde ik Fred's hand op mijn schouder, en hoorde zijn stem dicht aan mijn oor:

- Is er iets, kindje? Heb je iets?

- Ach, nee... zei ik, en zag hem aan. Maar

[pagina 66]
[p. 66]

ik zou toch zoo graag Ma 's willen zien... even maar... Ik ben nog nooit zoolang van haar weg geweest... Och, 'k heb 't hier goed, ik heb heusch niet te klagen... maar 't is toch niet thúis...

- Ja, 'k begrijp je wel, zei hij, en streek mij zacht langs het haar. Maar je moet altijd maar denken: 't Is maar tijdelijk, en als je Mama weer terug is, dan is alles dúbbel goed.

- Ja, zei ik. Dank je wel Fred... je ben zoo lief voor me... 'k zal 't allemaal aan Ma schrijven, hoor!

- Goed, zei hij, en breng dan ook vooral m'n groeten over, vergeet je 't niet?

Hij ging uit de gang een pakje boeken halen, toen ik gezegd had, het dolgraag te willen hebben. Er uit kwam: de Wolfsche en Dekensche Historie van Willem Leevend, in drie deelen gebonden. Ik zal niet wéer zeggen, dat ik door zijn keuze teleurgesteld was, ik zal daarmee wachten, totdat ik over den inhoud oordeelen kan.

Ik liet hem mijn werk zien, dat ik voor Van Beveren gemaakt had, en hij bewonderde mij om mijn knapheid, bewerend, dat hij niet in staat zou zijn geweest, die sommen op te lossen. En toen amuseerde ik hem met een verhaal van mijn, sinds mijn kinderjaren, alles omvattende lectuur, van Le Juif errant tot Pilgrim's Progress, en van het Humoristisch Album tot de Psychiatrische Bladen. En ik vertelde hem van het grappig geval op mijn zevende jaar, toen Frits Kolff, een kennis van Meta, misschien was hij vijftien of zestien jaar, mij vroeg, of ik veel van lezen hield, en of hij

[pagina 67]
[p. 67]

mij eens een boek wilde leenen. Ik stemde gretig toe, en de dom-goedhartige jongen bracht mij een novellenbundel van Conscience mee, waarin notabene ‘De kwade Hand’. Den toen doorgestanen angst, nog dagen en weken daarna, zal ik zeker wel nooit vergeten.

Daar kwam Bernard thuis, en stootte de deur van de kamer, waar wij zaten, open.

- Ina, waar zit je! Heb je me niet aan de deur... hooren rinkelen, wou hij zeggen. (Hij verkiest niet te bellen, want het ventje is er op gesteld, dat ik hem kom opendoen, en geeft dan door geweld aan de deur zijn aanwezigheid te kennen), maar hij stokte plotseling, en werd door zijn ontsteltenis stug.

- Meneer Van Oosterveldt, mompelde hij, en gaf Fred een hand, zich dadelijk onhandig weer terugtrekkend, onder voorwendsel, zijn Mama te gaan groeten.

Fred nam, om maar niet erger aanstoot te geven, afscheid van mij, en ik liet hem uit, nog na-lachend om Bernard's onbeleefd-dadelijk weg stuiven. Bernard liep mij voorbij, om naar boven te gaan, toen ik terug kwam, en ik zong hem recht in zijn woedend gezicht:

- Mes filles, soyez sages, fuyez les officiers! mijn lijfdeuntje, dat altijd een lachwekkende uitwerking heeft, als hij kribberig of melancholisch is, maar nu had hij den moed het staal te negeeren. Ik zong het evenwel als gewoonlijk, met verve ten einde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken