Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeventien (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeventien
Afbeelding van ZeventienToon afbeelding van titelpagina van Zeventien

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (17.56 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeventien

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

7 December.

Ik heb Fred gezien... Neen, ik wil alles, zooals altijd kalm en van het begin af beschrijven. Het was zoo'n prachtig-zachte, herfstige dag, dat ik het warm genoeg in mijn kort zwart astrakan manteltje had, en vanmiddag, om naar het park te gaan, in plaats van mijn grooten, ruig-vilten hoed, mijn rond, zwart astrakan mutsje op zette. Gauw zag ik Fred; ik geloof, dat hij op mij wachtte, en met mijn hartelijkste woorden dankte ik hem voor zijn cadeau.

- Hoe moet ik jou dan bedanken, zei hij, en zag mij aan, met dien zachten, vriendelijken blik van hem. 't Is zoo allerliefst van je, dat voor me te hebben gemaakt... zèlf.

Hij had mijn hand op zijn arm gelegd, en wij wandelden, prettig pratend, het vierkant om, toen de slingerpaadjes door, en eindelijk gingen wij zitten op de groote, ronde bank, waar wij het zoo heerlijk vinden, omdat er nooit iemand komt.

Fred had zijn arm langs de hooge leuning achter mijn rug gelegd; vertrouwelijk vleide ik mijn hoofd daartegen, en op eens, terwijl wij daar zoo zwijgend zaten, kwam helder het besef in mij, hoe zalig, alles-overheerschend zalig het moest wezen,

[pagina 100]
[p. 100]

om zóo, stil, samen te zijn, met iemand, dien ik liefheb... liefheb, algeheel en voor eeuwig, - zonder wien de wereld mij niets is, mij nooit iets wezen kan... En ik dacht mij in die heerlijkheid in, totdat ik mij geheel-en-al in droomen verloor... en Fred, toen hij een lichte beweging maakte, aankeek, met verteederden, afwezigen blik. Hij zag dat, en het moet hem getroffen hebben: hij kent mij niet, zoo innerlijk, zacht-stil ontroerd... want plotseling boog hij zijn gezicht naar het mijne, en zei: ‘Mag 'k je 'n zoen geven?...’ zoo fluisterend, dat ik het nauwelijks verstond.

Ik schrikte wakker uit mijn gedroom. En wou 't hem, half-lachend, half verbaasd, weigeren, mijn hoofd reeds afwendende, maar hij wachtte mijn antwoord niet af; hij drukte zijn lippen op mijn mond, warm, innig, - niet lang, gelukkig. Maar in dat moment kwam nogmaals, maar nu veel intenser en aangrijpender, een sensatie in mij op, van de bedwelmende, diepe verrukking, die ik zou ondervinden, als iemand, dien ik liefhad, mij kuste... en ik voelde, in welk een hartstochtelijk geluk, ik hem dan wéer-zoenen zou, terwijl nú mijn lippen onbeweeglijk bleven en mijn hersenen van andere dingen waren vervuld... En toen Fred mij losliet, boog ik onwillekeurig mijn hoofd, alsof ik beschaamd was over zijn daad. Ik stond op, en liep langzaam den kant naar huis weder op; Fred ging naast mij, en wij spraken niet meer.

Alleen, toen wij bij het tuinhek stonden, om afscheid te nemen, hield Fred mijn hand vast, en vroeg mij ernstig:

[pagina 101]
[p. 101]

- Had 'k 't je niet moeten vragen?...

Ik had dat zeker liever gehad, maar ik wilde, noch kon hem dat zeggen, - en ontkende daarom, zoo luchtig, als ik kon:

- Welnee, hoor!... waarom niet! Je dacht toch niet, dat ik d'r boos om was?...

Hij lachte, en het onrustige verdween uit zijn oogen. Nú pas begrijp ik, waarom hij die vraag mij deed: misschien was hij bang, dat ik door zijn handelen aan liefde zou kunnen denken... en hij houdt wél veel van mij, héel veel, (dat weet ik) maar niet zóo. (Dat weet ik óok, hoe zou dat kunnen, nietwaar!) Het was maar zoo'n onbeteekenende, spontane opwelling van hem, omdat hij mij lief en zacht vond, op dat oogenblik... zóo ingebeeld en sentimenteel ben ik niet, dat ik daar iets meer in zou zoeken.

Maar ik voel me wel vreemd en zenuwachtig, nu. En ik geloof, dat dit komt, omdat ik op eens in mijzelf den ernst heb ontdekt, den ernst, die de grondslag der liefde is. Ik was altijd zoo luchtig, zoo vluchtig, zoo wuft, ik vond verliefdheid een spel, en lachte altijd om menschen, die met vuur over ‘liefde’ spraken. Maar nu, ik weet niet, hoe zoo op eens, zie ik alles heel anders in...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken