Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeventien (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeventien
Afbeelding van ZeventienToon afbeelding van titelpagina van Zeventien

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (17.56 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeventien

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

7 Januari.

Alles is weer gewoon vandaag: de vacantie uit, en ik weer aan 't les nemen bij Van Beveren, Hij zei mij een paar maal, dat ik zoo verstrooid was, en de vacantie zeker nog te veel in het hoofd had, omdat ik zoo vaag uit het raam zat te staren, en niet lachte om zijn geforceerde grappen, wat ik gewoonlijk, goedig, doe. Kan het ook anders? Als ik mij even verdiep, in alles, wat er is gebeurd...

Vrijdag verbood tante mij, om naar het ijs te gaan, een flauwe plagerij, waaraan ik mij gelaten onderwierp, omdat tante in de laatste dagen zoo ‘vergiftig’ kwaad op mij is, en ik haar niet noodeloos aan den gang maken wil. Maar ik dacht aldoor aan Karel, of hij mij nu niet missen zou, even erg als ik hém...

En gisteren, Zaterdag, dooide het. Een heel klein beetje maar, en het ijs was nog best, maar tante vond er aanleiding in, om mij te antwoorden, toen ik er even van repte: Maar wat man-

[pagina 144]
[p. 144]

keer je nu! Met dien dooi! Wil je met alle geweld 'n ongeluk krijgen? Hoe komt 't in je op 't te vragen! Ik ben toch verantwoordelijk voor je! Je moest je schamen! Niets liever dan de deur uitloopen doe je! Je moest eerder aan je werk denken, aan je werk!... aan je werk!... maar dat doe je niet!

Ik haalde mijn schouders op, en zweeg haar dood, maar gisteren, toen Bernard aan de koffie zei:

- Gaan we wandelen straks? zei ik kalm (ik had het vooruit overlegd):

- Ik mag wel 'n digestie-visite bij de Veldenaar's gaan maken.

- Weer naar Veldenaar?! Een oogenblik krampte er een krachtig-wraakzuchtige uitdrukking over Bernard's gezicht.

- Wéer naar Veldenaar?! schamperde tante hem na. Wou je d'r ook liever gaan wonen, soms? De menschen gaan denken, dat je 't hier niet goed hebt, dat je daar zoo onophoudelijk naar toe loopt...

- Er is nu geen kwestie van pleizier, tante, zei ik bedaard, ofschoon ik niet kan ontkennen, dat 'k 't d'r altijd héérlijk vind...

- O, ja, de cadetten! nijdigde Bernard, onder mijn spreken door.

-... maar van beleefdheid.

- Beleefdheid! beleefdheid! waarom moet je juist die menschen beleefdheid bewijzen? Ga naar de De Ha...

- Juist die menschen, tante, zei ik, zoo bedaard blijvend als mij mogelijk was, omdat ik er laatst,

[pagina 145]
[p. 145]

u weet wel, toen u liever ‘onder ons’ wilde zijn, zóo maar ben komen eten; dat was op uw eigen verlangen, u kan er dus allerminst iets op tegen hebben, dat ik die indiscretie weer goed maken wil.

Ik had het pleit gewonnen, maar hoe! Twee gezichten, vervaarlijk genoeg, om kinderen de koorts op het lijf te jagen, maar ik ben geen kind meer, en ik danste de gang door naar boven.

Ik verlangde zóo naar Karel! Vooral omdat er, van mijn kant, iets was geweest tusschen ons, den laatsten keer. Dat moest nu in orde. Ik kon er wel zeker van zijn, Karel bij de Veldenaar's te zien, en zoo was het ook. Hij deed mij zelfs de deur open... Neen, hij zoende mij niet. Hij keek mij wel heel smeekend aan, en ik legde even, onwillekeurig, mijn wang tegen den arm om mijn hals, omdat ik het zoo lief van hem vond, dat hij mij niet weer overweldigde door zijn kracht, maar toen ging ik haastig de kamer in.

Ik ging gauw weg. Dit was een krijgslist van mij, die gelukte, want Karel vroeg, mij thuis te mogen brengen, en zoo spraken wij elkander alleen. Wij namen den buitenweg langs de Mark, en aan het einde keerden wij ons om, en liepen nog eens terug... en dit zóo dikwijls, dat het bijna te laat was geworden.

Hij herhaalde het maar steeds, dat hij zooveel van mij hield... dat geen enkel ander meisje hem ooit zoo geboeid had als ik... en, na elke verzekering, moest hij ook hooren van mij: ik heb je lief... en ik zei het, even graag en gewillig als hij.

[pagina 146]
[p. 146]

Hij is zoo vroolijk, zoo luchthartig, zoo levensblij, het is onmogelijk, in zijn gezelschap, zwaar of melancholisch van stemming te zijn. Maar ook als ik niet bij hem ben, en over hem denk, voel ik mij luchtig en opgewekt, nooit meer dan oppervlakkig ontroerd. En toch heb ik hem lief, werkelijk lief, nietwaar? Hoe komt het dan, dat de ernst, dien ik toch eenmaal, was 't ook secondenkort, in mij heb gevoeld, zoo geheel en al aan mijn liefde ontbreekt? Heb ik mij toen vergist, en is die ernst de ware kern der liefde niet, - of is mijn liefde voor Karel, daar zij dien ontbeert, niet volkomen genoeg?...

Ach, ik weet het niet. En wat komt het er ook op aan?... Ik heb er in toegestemd, dat wij ons engagement, dadelijk na zijn officier-worden, publiek zouden maken, en voorzichtigheidshalve raadde ik aan, er tot kort voor dien tijd niemand iets van te zeggen. Mijn brieven aan Ma en Meta zijn wel van Karel vol, maar ‘het’ heb ik nog niet gemeld; ik vind het ook niet goed, om het al te vertellen, omdat zij hem in 't geheel niet kennen.

Wij hebben afgesproken, elkaar eens in de week te schrijven, drukker wilde ik het niet, om uitbarstingen van tante's kant te voorkomen; nu let zij er mogelijk niet op.

De Zondagen zijn onze eenige hoop, nu zijn verlof weer om is, want hoe kom ik Woensdags of Zaterdags buiten de deur? En aan zijn komen hier zou door tante gauw paal en perk worden gesteld; bovendien, ik wil allen schijn vermijden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken