Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeventien (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeventien
Afbeelding van ZeventienToon afbeelding van titelpagina van Zeventien

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (17.56 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeventien

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

14 Januari.

Ik ging Vrijdag weer eens naar het park, ik had Fred in zoo lang niet gezien en ik moest hem toch toonen, dat ik niet boos was gebleven. Ik zag hem werkelijk, en ik trachtte onbevangen te zijn, maar het was mij, of hij mij mijn geheim uit de oogen las en dat maakte mij vreemd-verlegen. Hij was ook niet gewoon; ik kan niet zeggen onvriendelijk, maar toch terug-getrokkener, dan hij ooit tegen mij is geweest. Er was iets tusschen ons, wij voelden het beiden, en konden het toch niet uit den weg ruimen. Omdat ik zoo vervuld van Karel ben, kon ik bijna niet over hem zwijgen; ik merkte zelfs, dat ik iets over hem aan het

[pagina 149]
[p. 149]

vertellen was, zonder het mij, vooraf, bewust te hebben voorgenomen. Dat was gevaarlijk, en eens brak ik midden in een verhaal af, vuurrood blozende, en bang, dat Fred met het familiariteitsrecht van een goeden, ouden vriend: Is er iets tusschen Revers en jou? zou vragen.

Maar dat deed hij niet. Hij sprak heel weinig, dien middag. Alleen, toen ik zei, dat ik weg wilde gaan, vroeg hij, en keek mij, voor de eerste maal, recht in de oogen:

- Ben je nog boos... over wat 'k dien middag tegen je zei?...

- O, nee! zei ik dadelijk. Volstrekt niet! Ik vond 't niet prettig, dat was al... Maar Fred, - 't is toch niet allemaal inbeelding van me.

Dit doelde op Karel, en hij begreep het, geloof ik. Maar hij vroeg niets, zei niets dan: O! maar op zoo'n vreemden toon, dat ik mijn neergeslagen oogen haastig ophief, maar hij had zijn gezicht afgewend. Een oogenblik flitste het angstig door mij heen (was dat ook ijdelheid?): zou Fred ook... van mij... maar ik drong die gedachte dadelijk weg. Onzin! onzin! Hij heeft mij zelf gezegd, dat hij mij nog maar een kind vindt, een kind, - men wordt toch niet verliefd op een kind?

Fred was wel afgetrokken en stil, maar er zijn misschien omstandigheden, die hem preoccupeeren, waarom zou dat niet kunnen?

Vrijdag om 12 uur zei ik tegen Van Beveren, gewoon weg, dat Bernard mij niet meer kwam halen. Hé! zei mevrouw. Waarom dát? vroeg meneer. Ik kon de ware reden niet zeggen, en

[pagina 150]
[p. 150]

verzon er op, dat Bernard altijd zoo haastig liep, en tante dit zeker niet goed voor hem vond. Vanmorgen was het iets later geworden, en ik liep hard, om Bernard tòch nog voor te zijn, toen ik hem over de brug, tot mijn schrik, op eens eenige passen vóor mij bemerkte. Ik ging natuurlijk langzaam loopen, en zag, dat hij dit ook deed, ofschoon zijn lange beenen den weg anders als 't ware overvleugelen. Ik treuzelde nog meer, stond kinderachtig even te kijken naar een brandput, die werd geprobeerd, haalde mijn zakdoek uit, snoot mijn neus, en borg hem weer op, en liep toen weer, voetje voor voetje, voort. Maar de jongen kroop nog erger dan ik. Toch wilde ik hem niet inhalen, wat tante natuurlijk aan het een of ander lage doeleinde zou hebben toegeschreven, en eindelijk, eindelijk, draaide hij, tot mijn verlichting, het hek in, en belde. (Hij heeft nog geen sleutel. Nog? Wanneer zal hij dien dan krijgen?) Tóen liep ik ook naar binnen, expres vlak achter hem, en Bernard riep tegen tante, die hem had opengedaan, vol dépit:

- We hebben 'n wedstrijd in 't langzaam loopen gehouën!

Hij wist dus, dat ik achter hem liep! Nu, des te beter was ik voldaan.

Zondagmorgen aan het ontbijt vond ik mijn eersten brief van Karel. Ik las hem dadelijk, want ik was het eerst beneden; maar het epistel viel mij een beetje tegen, want mijn ventje schrijft niet zoo aardig als hij spreekt. Nu, men kan ook niet àlle deugden te gelijk bezitten. Ik ben heel

[pagina 151]
[p. 151]

tevreden met hem. Hij vroeg, of ik 's middags bij de Veldenaar's kwam, maar ik durfde geen woord van een bezoek reppen, en offerde mij op, door in een sneeuwjacht met Moeder en zoon te gaan wandelen. Tante vond het zulk ‘echtgezond’ weer. Altijd even uit-middelpuntig, die dame!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken