Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stijfkopje op school (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stijfkopje op school
Afbeelding van Stijfkopje op schoolToon afbeelding van titelpagina van Stijfkopje op school

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (8.85 MB)

ebook (3.22 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Vertaler

M.A. de Goeje



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stijfkopje op school

(1904)–Emmy von Rhoden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[15]

Vlier en mei waren uitgebloeid en de rozen openden hare welriekende kelken. Nellie en Ilse wandelden na het avondeten in den tuin, en toen zij een nachtegaal in de struiken hoorden zingen, bleven zij luisterend stilstaan.

‘Hoe liefelijk!’ riep Nellie, ‘kom laat wij hier op de bank gaan zitten.’

Zij hielden den arm om elkanders middel en spraken geen woord. De heerlijke, zachte avondlucht, het zilveren maanlicht, het welluidend gezang van den nachtegaal, brachten de meisjes in eene weeks stemming.

‘O Ilse,’ brak Nellie met een zucht de plechtige stilte af, ‘nu ga je al zoo gauw heen en laat mij alleen achter! Ik ben erg treurig, als ik dat bedenk!’

De gedachte, van Nellie te scheiden, maakte ook Ilse's oogen vochtig. Maar moedig onderdrukte zij die tranen, en zeide troostend: ‘Het duurt nog lang, eer ik de kostschool verlaat, je weet immers dat ik pas den eersten September naar huis ga, dus zijn wij nog acht weken samen, Nellie, denk eens, acht volle weken!’

Nellie schudde treurig het hoofd. ‘O, neen, het is een zeer kort tijd,’ antwoordde zij, ‘het is ook niet acht weeks vol, je moet goed rekenen. Vandaag heb wij 7 Juli, - dat

[pagina 192]
[p. 192]

maakt tot den eerst van September vier en vijftig daag - dus mist nog twee daag aan de achtste week’

Ilse moest lachen. ‘Jij lieve, aardige Nellie,’ riep zij en gaf haar een hartelijken kus, ‘je bent toch altijd even grappig, zelfs als je treurig bent. Kom, wij zullen nu niet tobben over onze scheiding. Voorloopig zijn we nog bij elkander. En dan nemen we niet voor lang afscheid! Je komt heel gauw bij ons logeeren - is het niet?’

Maar Nellie was niet uit hare droefgeestige stemming te lokken en Ilse zweeg. Zij verheugde zich zeer hare familie terug te zien, en vooral kennis te maken met het kleine broertje, doch de vreugde werd eenigszins vergald door de gedachte dat zij Nellie zou moeten missen.

‘Hier zijn ze! Komt hier! Zij zitten samen onder den vlierboom!’

Het was Grete, die met dezen luiden uitroep de droomenden opschrikte. Onbemerkt was zij langs een zijweg komen aansluipen en stond nu plotseling voor hen.

Ilse sprong op en liep de andere meisjes eenige schreden te gemoet. Nellie droogde terluiks hare tranen en zette weer een vroolijk gezicht.

Wij hebben jullie overal gezocht,’ zeide Orla, ‘wat doe jullie hier?’

‘Ik geloof wezenlijk, dat je in den maneschijn hebt zitten dwepen,’ lispelde Melanie, ‘je ziet er allebei zoo smachtend uit; heb je geschreid?’

Grete moest het naadje van de kous weten en zag hen beiden vlak in het gelaat. ‘Jij hebt tranen in de oogen, Nellie - en jij ook, Ilse -’ verzekerde zij. ‘Wat is er dan? Waarom heb je geschreid?’

[pagina 193]
[p. 193]

‘Om niets!’ antwoordde Nellie, geërgerd over Grete's gebrek aan fijngevoeligheid.

‘Neen, dat kan niet,’ ging deze voort, ‘kom, zeg wat er is.’

‘Vraag niet zoo onbescheiden,’ berispte Flora, en ging voort: ‘Als zij nu eens zeiden: “De zilveren maan, de geurende rozen, de heerlijke zomeravond, zoo recht geschapen voor liefde en weemoed, heeft ons hart tranen ontlokt,” zou jij dat begrijpen? Welneen! Want je hebt geen begrip van het zweven in hoogere sferen - je bent te prozaësch!’ Tevens sloeg zij hare lichtblauwe oogen smachtend omhoog.

Flora's hoogdravende zin bracht dadelijk eene vroolijke stemming onder het troepje. Nellie vergat haar verdriet en zeide lachend: ‘O Flora, wat een teer ziel heb jij! Wees bedankt, groote dichteres, je hebt ons begrepen!’

‘Houdt nu op met dien onzin, kinderen,’ viel Orla hier in, ‘ik heb jullie eene zeer gewichtige mededeeling te doen!’

Eene gewichtige mededeeling! Grete sperde mond en oogen open en drong zich zoo dicht mogelijk tenen Orla aan.

‘Niet hier!’ ging deze voort, ‘volgt mij naar de linde!’

‘Laten wij liever hier blijven!’ stelde Annemie angstig voor, ‘het is al zoo donker onder dien ouden, dikken boom!’

‘Ja, en wij moeten ons haasten, veel tijd hebben wij niet meer,’ meende Flora, die ook wat vreesachtig was uitgevallen.

‘Hoort en verbaast u!’ sprak Orla. ‘Daar het vandaag mijn verjaardag is, heeft juffrouw Raimar op mijn dringend verzoek de hooge genade gehad vanavond ons verblijf in den tuin tot tien uur te verlengen!’

‘Goddelijk! Heerlijk! Verrukkelijk!’ werd er door elkaar geroepen en Grete maakte zelfs een kleinen, onbevalligen luchtsprong.

[pagina 194]
[p. 194]

‘Dus naar de linde!’ beval Orla en sloeg den weg daarheen in. De anderen volgden, en weldra waren zij onder den zwaren boom vereenigd. Orla klom op eene bank, die dicht bij den stam geplaatst was, sloeg de armen over elkander en keek zwijgend naar de meisjes, die in een halven kring om haar heen stonden.

‘Lieve vriendinnen,’ begon zij, - daar ritselde iets in de takken boven hen. De meisjes schrokken in elkaar.

‘Wat was dat?’ vroeg Annemie sidderend. ‘God, als zich iemand in den boom verstopt had!’

‘Of een spook!’ fluisterde Melanie met bevende lippen.

‘Hoe griezelig is het hier!’ viel Grete in, ‘ik ben bang!’

‘O ja, een spook met groot brandend oogen en vliegend haar,’ zeide Nellie en stootte Ilse aan, ‘dat was vreeselijk!’

Orla bleef onbeweeglijk staan, zij kende geene vrees. ‘Schaamt je!’ riep zij, ‘zjjn dat nu volwassen meisjes? Laat je je door eene onschuldige vleermuis op de vlucht jagen? Gaat maar heen, als je bang bent, voor kinderen zijn mijne woorden niet bestemd!’

De nieuwsgierigheid behaalde de overhand en allen bleven.

‘Hoort mij dan nu aan! Laat ons op deze plaats, onder de beschutting van onze geliefde linde, een vriendschapsbond sluiten voor ons geheele leven. Na eenigen tijd verlaten wij allen de school en het lot verwaait ons naar alle vier de winden!’

‘Het lot verwaait ons!’ herhaalde Flora halfluid.

‘Nu vraag ik u: zal het ons voor altijd scheiden? Ik antwoord: neen! wij zullen elkaar wederzien! Wij zijn steeds trouw aaneengesloten geweest, onze vriendschap mag niet als eene ijdele waan verdampen.’

[pagina 195]
[p. 195]

Als een ijdele waan,’ klonk de echo van Flora's lippen.

‘Stil!’ bevalen de anderen, ‘laat Orla spreken!’

‘En nu vraag ik u: wilt gij met mij in dit plechtig oogenblik de gelofte afleggen, dat gij heden over drie jaar terugkeeren zult? Hier, onder de linde, den zevenden Juli, des morgens om elf uur, komen wij weer zamen. Keurt gij mijn voorstel goed?’

‘Ja, ja,’ riepen allen vol geestdrift, ‘wij komen!’

‘Zweert het!’

Zij stak twee vingers der rechterhand op en alle overigen volgden haar voorbeeld. Slechts Rosi aarzelde.

‘Er konden immers gebeurtenissen zijn, die een reis hierheen onmogelijk maakten,’ bracht zij met hare zachte stem te berde.

‘O natuurlijk, gewichtige belemmeringen ontslaan van den eed!’ verklaarde Orla, ‘in dit geval is de niet komende verplicht in een uitvoerigen brief de reden van haar wegblijven mee te deelgin. Bezweert dat ook!’

Weder werden de handen opgeheven en ditmaal draalde ook Rosi niet den eed mede af te leggen.

‘Nu hebben wij ons voor eeuwig verbonden!’ nam Orla weder het woord, ‘en ieder van ons zal haren eed houden; ik doe u echter een voorstel, opdat wij er altijd aan zullen denken. Wij laten ter herinnering aan dit heilig uur eenvoudige, zilveren ringen maken, die wij aan de pink der linkerhand zullen dragen, en die wij niet afleggen mogen vóór onzen dood.’

‘Niet vóór onzen dood!’ sprak Flora langzaam en plechtig na.

Het ringvoorstel werd door allen opnieuw met warme

[pagina 196]
[p. 196]

geestdrift aangenomen. Orla, die van hare verheven plaats afgesprongen was, werd omringd en op de meest vleiende wijze gevierd. Melanie voorspelde haar een grootsche toekomst als redenaarster, zij had ‘fameus goed’ gesproken.

Allen waren eenigszins in den zevenden hemel, zij omarmden en kusten elkander en zwoeren elkaar de innigste vriendschap, die slechts met den dood zou eindigen.

Zij gaven die belofte in vollen ernst; geen twijfel aan de waarde er van rees in hunne onschuldige harten. Maar het mannetje in de maan spiedde tusschen de takken door en keek spottend naar het roerende schouwspel. Misschien begreep de oude boom hem, misschien beduidde het zachte rutschen zijner bladeren:

‘Gij twijfelaar daar boven, spot niet met de jeugd, die alles hoopt en alles gelooft. Weet ge niet, dat het altijd zoo geweest is en altijd zoo zijn zal’ Droomen en idealen behooren in eene jonge ziel, zooals de dauw op eene roos. Teleurstelling en het proza des levens dooden deze bloesems der eerste Meidagen vroeg genoeg.

‘Orla,’ sprak Flora, toen zij langzaam naar huis terugkeerden, ‘ik heb ook een voorstel. Als eene van ons in het huwelijk treedt, dan moet het haar plicht zijn, hare vriendinnen, die met haar tot in den dood verbonden zijn, op dat hooge feest uit te noodigen.’

‘Ja,’ gaf Orla toe, ‘dat is eene goede gedachte, wij zullen die afspraak met een handdruk bezegelen.’

Zij vormden een kring en reikten elkaar de hand, alles in den diepsten ernst. Alleen Ilse kon een glimlach niet onderdrukken, de gedachte aan een huwelijk kwam haar nog te dwaas voor.

[pagina 197]
[p. 197]

‘Ik zal wel nooit sluiten een heilig huwelijk,’ zeide Nellie, ‘maar ik geef er toch de hand op, dat ik u allen zal uitnoodigen.’

Flora werd boos. ‘Spot niet met zulke ernstige dingen, wij zijn nu niet in een stemming voor je aardigheden.’

‘O, ik wil geheel niet aardig zijn, maar hoe zal een arm leelijk Engelsche met zeer vele zomersproet op de neus vind een man!’

Deze komische opmerking maakte een einde aan den ernst, en lachend en schertsend zochten allen hunne kamers op.

Voor Flora zich ter guste begaf, schreef zij in haar dagboek:

‘Welk een groote, merkwaardige dag! O, nog sidder ik, als ik daaraan denk! Maneschijn! rozengeur! linde! Philomela's zang! Orla meeslepend gesproken! (Mijne eerstvolgende heldin Orla noemen!) Vriendschapsbond! Eed! Huwelijksbelofte! (Mijn uitstekende inval). Daarop elkaar de hand gegeven! Hoe heet de zalige, die het eerst die belofte vervult? Geheimzinnige toekomst, gesluierde nimf, last mij uwen sluier opheffen! Zou ik geloof mogen hechten aan voorgevoelens? Zou ik! -’

Zij legde de pen neer, sloot het boek en borg het zorgvuldig weg. Hare hand trilde en hare gedachten warden zonderling dooreen. Dien nacht zag zij zichzelve in den droom in eene witte zijden bruidsjapon en met den bruidskrans op het hoofd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken