Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

7

's Morgens om acht uur stond ik voor het postkantoor in Punda. Daar zou Yose me oppikken. Maar hoe ik ook uitkeek, een bus zag ik nergens. Toen stopte er een grote taxi langs de stoeprand en even later hoorde ik dat wat wij een bus noemen op Curaçao een konvooi heet en dat het vervoermiddel van Yose een AC busje heet.

Overigens had zijn keurige, ruime chevrolet dezelfde functie als een bus, hij reed er een bepaalde route mee. Afwijking hiervan is strafbaar. Ik voelde me dan ook helemaal niet zo gelukkig dat hij, nadat we nauwelijks een half uur hadden gereden, afzwenkte van het voorgeschreven traject. Dat gevoel van onbehagen werd nog groter toen we een brede oprijlaan opgingen en een kleurling woedend zijn vuist opstak en ons een stortvloed van Papiaments achterna schreeuwde. Yose lachte ontspannen en riep iets terug dat me, hoewel ik het niet verstond, kalmerend, zelfs bijna bezwerend voorkwam.

‘Wat is er?’ vroeg ik.

‘Ach, niks bijzonders. De man herinnerde me eraan dat ik geen toeristen mag rijden. Dat mogen alleen de echte taxi's. Hij kent mijn route en liet even merken dat hij heel goed wist dat ik er van afweek. Hij reed vroeger zelf ook in een busje. We kennen elkaar goed, hij zal me niet aanklagen.’

‘Ik vind het echt een beetje moeilijk hoor,’ merkte ik op.

‘En dat is helemaal niet nodig. Ik geloof dat mevrouw

[pagina 38]
[p. 38]

de likeurfabriek nog niet gezien heeft. Daarom gaan we daar nu eerst kijken.’

‘En als je er dan last mee krijgt?’

‘Laat u dat maar aan Yose over.’

Zo gebeurde het dat ik op het uur van een Hollands ontbijt likeur stond te drinken in een minifabriekje. Alles glom er en was zo proper dat het meer op een filmdecor leek dan op een fabriek waar vele flessen worden klaargemaakt om verzonden te worden. Het was kennelijk een oud landhuis.

In wat vroeger de zaal was - wij zouden dat salon noemen - stond de grote distilleerketel, het rook er heerlijk. De deuren naar een prachtig aangelegde tuin stonden open. Er zijn op het eiland maar weinig echt groene tuinen. Water is kostbaar en gespoten wordt er zelden. Werkelijk frisse tuinen vind je bijna alleen in de beide Shelldorpen, waar de bewoners op rekening van de oliemaatschappij verplicht zijn te sproeien. Maar hier achter de likeurstokerij was een kleine wondertuin, waar de bonte troepialen vrolijk van bloem naar bloem wipten. Er moesten er veel meer zijn dan ik zag, want hun fluiten vulde de tuin met een blij muziekje. Verder was het een verstild stukje wereld dat weggeknipt leek uit de werkelijkheid.

Toch werd er gewerkt in de zaal, maar zonder gerucht. De sprookjessfeer van de tuin hing ook over de werkende meisjes, over de koperen buizen van de ketel en de flessen die klaar stonden om gevuld te worden. Ze leken op heldere bellen die uit de bellenblaaspijp van een kind gekomen waren.

Ik kreeg gedroogde lemoenschillen als souvenir, dronk nog een niet te weigeren glas en schoof weer in de auto.

Het leven leek me op dat ogenblik feestelijk en goed. Likeur op een pril ochtenduur zal daar wel iets mee te maken hebben gehad. Iets, maar niet alles. Het kwam vooral door Yose dat ik me zo prettig voelde. Er ging

[pagina 39]
[p. 39]

een zekere kracht, een fluïdum van hem uit, dat me verwarmde en ontspande.

Hij was een blijmoedig mens en volstrekt vrij. Er was tussen ons geen sprake van rassen- of - zoals men pleegt te zeggen - standsverschil, ik onderging het contact met hem als de meest natuurlijke relatie die ik ooit met iemand voelde. Na de likeurstokerij reed hij een poos zijn vaste traject, pikte klanten op, zette ze weer af. Voor iedereen was hij even attent, charmant en hartelijk. Ik was zijn enige niet gekleurde passagier, maar hij behandelde ons allemaal hetzelfde. Hij vertelde over zijn gezin, dat katholiek was gebleven en hoe hij ertoe gekomen was protestant te worden. Hij sprak over zijn geloof met een vanzelfsprekendheid die ik hem benijdde. Hij citeerde psalmen en profetieën met het gemak van een kenner. En hij kon er maar niet genoeg van krijgen zijn dominee te bejubelen.

‘Ik geloof,’ zei ik plagend, ‘dat er niemand is die u zo bewondert als hem.’

‘Ik houd van de dominee, ik houd zo geweldig veel van hem, want hij brengt mij steeds weer bij God.’

Zo nu en dan stokte zijn stem, dan kon hij het Hollandse woord niet vinden. Een enkele keer articuleerde hij zo sterk dat ik hem verkeerd begreep. Na zijn lof op de dominee ging hij zonder overgang verder: ‘Nu rijd ik u naar Zuikertuintje voor een kop koffie met een kickje.’

De koffie leek me een super idee, maar na de likeur, die me nog in de maag brandde, kwam een kickje me minder geslaagd voor. Achteraf bleek dat ‘cakeje’ te zijn, zodat ik me geen zorgen had hoeven te maken. Zuikertuintje is ook een oud landhuis, dat eens in een plantage stond. Nu is het een grote supermarkt met een gezellige koffie- en snackbar. Het enige merkwaardige van Yose was, dat hij geen portemonnaie had. Zijn autosleutels en het rittengeld van de passagiers bewaarde hij in een blikken sigarentrommeltje. Hij

[pagina 40]
[p. 40]

zette het voor zich op de bar, legde er zijn magere, bruine hand overheen, bestelde koffie en het ‘kickje’ en praatte rustig en plezierig verder. We zaten daar samen als oude vrienden die nooit uitgepraat raakten. Het was niet bij me opgekomen dat ik naast een kleurling zat. Waarom ook, hij gedroeg zich zoals ik van iedere kennis of vriend gewend was. Maar ineens merkte ik dat er over ons gepraat werd. Zag hij het ook? Zag hij hoe er vrouwen naar ons keken en achter hun hand iets over ons zeiden? Voelde hij hoe discriminerend hun gedachten waren? Het kon hem toch niet ontgaan hoe spottend hun ogen keken?

Een kleurling - een blanke vrouw - een sigarenblikje.

Later heb ik begrepen dat hij al deze dingen wel registreerde, maar hij was als mens zo groot, zo vrij dat het hem niet beroerde. Het was geen schijnbaar vrij-zijn, geen bravour of hoogmoed, het was een wezenlijk los zijn van alle ingewikkeldheden die mensen krampachtig in leven houden. Het geheim van die vrijheid zat in zijn geloof, dat diep en ongecompliceerd was.

Bij de tweede koffie herinnerde ik hem eraan dat Zuikertuintje niet op zijn route lag en dat hij veel te veel tijd spendeerde aan een toerist.

Hij haalde de sleutelbos uit zijn geldtrommeltje, maakte een manuaal alsof hij een denkbeeldig slot opendraaide en zei: ‘Mevrouw is geen toerist.’

Er klonk geen nieuwsgierigheid in zijn stem, hij stelde eenvoudig het feit vast. Daarna draaide hij de sleutel nog eens om en stopte hem toen weer in het sigarenblikje. ‘Zullen we verder gaan?’ stelde hij glimlachend voor.

Eer er nieuwe passagiers instapten, zei ik: ‘Je hebt gelijk, Yose, ik ben geen toerist. Eigenlijk zou ik je graag willen vertellen waarom ik naar jouw doeshi Corsow gekomen ben. Het is een soort opdracht, waar

[pagina 41]
[p. 41]

je me waarschijnlijk bij zou kunnen helpen, als je wilt tenminste.’

‘Als ik kan...’ was het enige commentaar.

We reden zwijgend verder, het liep tegen half twaalf. De wind die door de open raampjes naar binnen woei, werd warmer en warmer.

Het verbaasde me dat hij niets vroeg, geen enkele poging deed mij aan de praat te krijgen. Er kwamen geen andere mensen meer in de auto.

‘Ik moet nu schoolkinderen halen,’ legde hij na een poosje uit. In Julianadorp, de gesloten Shellgemeenschap, stopte hij bij de B.L.O. school. Acht kinderen tuimelden de auto binnen.

‘Zegt niemand mevrouw gedag?’ vroeg Yose.

‘Dag mevrouw,’ klonk het gehoorzaam.

Er werd lekker gekift, gegeind, gerommeld, gegeten en met pitten gegooid.

‘En geeft niemand mevrouw tamarinde?’

Iemand stak mij een soort tuinboon toe. Ik had er geen idee van wat ik met het ding aan moest en gluurde achterom om de kunst af te kijken.

Toen schoten twee stakerige armpjes naar voren, twee vieze handjes braken de boon open en wipten de vruchten eruit. Ik zag behalve de zwarte nagels van het kind, kleine, zwarte beestjes in de dop van de boon lopen en griezelde.

‘Tamarinde,’ merkte Yose op, ‘is heerlijk en gezond. Mevrouw moet wel op de pit passen.’

‘Lekker,’ loog ik moedig, het weinige vruchtvlees van de pit los zuigend; het was krijtzuur. ‘Heel lekker, bedankt jongens.’

Nadat hij de kinderen had afgeleverd, bracht Yose me thuis. Het was inmiddels bloedheet geworden. Doodmoe was ik van de hitte en het autorijden. Merkwaardigerwijs had ik nauwelijks aan Marina gedacht, bewust naar haar gespeurd zelfs helemaal niet. Correct nam Yose afscheid van me, ineens meer chauffeur dan goede

[pagina 42]
[p. 42]

vriend, waardoor er onverwachts toch een vreemde afstand tussen ons ontstond.

‘Yose, wanneer mag ik je mijn verhaal vertellen?’ Op een verfomfaaid papiertje schreef hij zijn telefoonnummer.

‘Mevrouw kan mij altijd bellen. Dan maken we een afspraak.’

Ik heb nooit begrepen waarom hij zo vormelijk werd. Wilde hij niet gemengd worden in de besognes van een ander? Was het bescheidenheid? Ik heb het nooit gevraagd, ook later niet toen ik naar Holland terug ging en hem als een stukje van mijn eigen leven achter liet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk