Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

12

‘We moeten ook eens een dag naar Westpoint,’ had Max gezegd, ‘dat is zo'n prachtige tocht, de baai zelf is ook erg de moeite waard, het haventje daarnaast is een plaatje en dan kan ik je een vissoep laten proeven, zoals je in je hele leven nog niet gegeten hebt; ons aller Jantje Christiaanse kan er wat van. Op de terugweg nemen we dan een afzakkertje in een klein kroegje, waar je nog echt Curaçaose muziek kunt horen. Dat wordt een dagje vol folklore, allemaal prima stof voor dat mooie verhaal dat je schrijven moet,’ eindigde hij spottend.

Westpoint trok me wel aan, het was inderdaad een van de uitstapjes die je ‘gedaan’ moest hebben. Ik was nu aan verschillende baaien geweest; het was me opgevallen dat iedere baai een volstrekt eigen sfeer had en die van Westpoint wilde ik zeker niet missen.

Ik durfde me de luxe van zo'n uitje, nu ik steun en hulp van Yose zou krijgen, best permitteren. Maar - dan alleen en zeker niet in gezelschap van Moniek en Max. Haar vond ik echt een fijn mens, maar door Max kreeg ik nooit de kans een wat persoonlijker relatie met haar op te bouwen en na die afschuwelijke ervaring met hem aan de noordkust, leek een gezamenlijke tocht gewoon vervelend. Op zijn eigen badinerende manier deed hij weliswaar nog steeds zijn best alles voor mij te regelen en het mij naar de zin te maken, maar ondanks dat vond ik zijn gezelschap niet aantrekkelijk.

[pagina 71]
[p. 71]

Daarom besloot ik de tocht naar het uiterste westpuntje van het eiland alleen te maken.

Vroeg in de ochtend ging ik op weg, in een wat jolige uitgelaten stemming. Het was gelukt Max van me af te schudden, hij zou straks voor een dichte deur komen, niet wetend waar ik was. De wetenschap de dag erna met Yose een plan op te kunnen stellen, maakte me moedig, zelfs sterk. Ik had veel vertrouwen in hem, in zijn inzichten, maar vooral in zijn oprechte inzet.

Toen ik de stad achter me had, nam ik niet de rechtstreekse route naar het doel van de tocht. Eerst volgde ik het pad de knoek in, dat ik al eerder gereden had achter de witte Renault aan. Op een weg die ik niet kende, voelde ik me wat onzeker, niet uit vrees dat ik verdwalen zou, maar omdat het nieuwe en onbekende mijn aandacht zo afleidde. Het was steeds zo tegenstrijdig toerist te zijn en tegelijkertijd te speuren in de hoop een glimp van Marina te ontdekken.

Zo had ik de eerste keer dat ik daar reed alleen de witte auto gezien en de zonnehoed van de chauffeur. Verder niets. De Renault en Marina's gezicht bleven ook die ochtend wel meespelen, maar ik gunde me tijd voor een dankbare knipoog naar de witte stapelwolken, zelfs om even te stoppen en een paar foto's te maken van de geel en rood bloeiende cactussen. Via Landhuis Knip en zijn verlaten, door onkruid overwoekerde plantage reed ik met een kalm gangetje verder.

Soms zag ik ineens de zee, blauw en bedriegelijk vredig, alsof er geen haai, geen storm en geen nacht bestond, maar in tegendeel alsof alles simpel en helder was, ongecompliceerd en goed. De kolven van de maisplanten, op de veldjes van de plantage stonden schijnbaar voor niets rijp te worden, de bladeren van de bananenpalmen hingen droefgeestig omlaag. Ze hadden de moed nog iets te betekenen in wat eens een paradijs was geweest allang opgegeven. Alleen de hier en daar tegen de knoekhuisjes aangroeiende en bloeiende

[pagina 72]
[p. 72]

flamboyants verrasten me met hun fel oranje protest. Het kan allemaal anders, schenen ze te zeggen, beter, waardiger en in ieder geval uitbundiger en niet zo schandelijk verwaarloosd en verlaten, niet zo dor en droog. Ze maakten me met hun klagende waarschuwing weemoedig, zoals zoveel gerechtvaardigde proteststemmen in de wereld dat gedaan hadden, - weemoedig en vooral machteloos. Graag zou ik met een gieter door de plantage hebben gelopen en alle dorstige planten, struiken en bomen water gegeven. Hoe groot zou mijn gieter moeten zijn, en uit welk reservoir kon ik hem ooit vullen? Is het dat niet, dacht ik, wat ons verlamt bij alle verantwoordelijkheden die we hebben in ons leven: een te kleine gieter bij te grote dorst, te weinig liefde bij te groot verdriet?

Deze gedachte werd nog concreter toen ik plotseling een kudde wilde ezels onder een dode boom zonder blad schaduw zag zoeken. Ze waren zo mager dat hun ruggegraat als een bergkam boven hun huid uitstak. Zielig dromden ze samen, zonder een glimp van hoop in de bijna menselijke ogen. Hunkerden ze naar een hap eten of naar een aai over hun snuit? Voedsel had ik niet voor hen en voor een vrouwelijke liefkozing waren ze veel te schuw.

‘Wees niet al te bedroefd,’ seinde ik hen toe, ‘op de rug van jullie bet-over-overgrootmoeder heeft eens een zwangere vrouw gereden en zij was werkelijk de eerste de beste. Veel later reed haar zoon als koning op een soortgenoot van jullie.’

Ze wisten het wel, natuurlijk, maar het vermocht hen niet te troosten, de zorgen voor een hap en een slok vertroebelden en vergriepten hun bestaan. Hierin verschillen ze niet van de mensen, mijmerde ik wat door, wij weten immers ook veel dat ons zou kunnen uittillen boven primaire behoeften. Maar ook wij drommen vaak even dorstig en hongerig samen, schaduw zoekend waar die nooit te vinden is.

[pagina 73]
[p. 73]

Kom, niet zo somber, hield ik mezelf voor. Kijk liever eens naar de hagedissen. Die kunnen zo intens lui van de zon genieten, maar ontwikkelen dan ineens voor een heel klein vliegje zo'n levenslustige activiteit dat alle apathie verdwenen is.

De kalbasbomen schenen geen dorst te hebben, ze verhieven zich uit de dorre aarde alsof het mislukte kerstbomen waren, getooid met honderden harde, grijsgroene ballen. Ze misten het werkelijk feestelijke van een kerstboom, er glom en schitterde niets, maar hun vruchten zouden op een goed moment toch iets van feest, van vrolijkheid brengen, als ze beschilderd en gepolijst dienst deden als ritmische rammelaars bij het maken van muziek.

Hoe anders waren de structuren van de divi divi, de taaie waaibomen, die jaar in jaar uit gesard door de wind, tevergeefs probeerden rechtop te blijven staan. Hun stammen en kruinen verloren de strijd en hingen wonderlijk scheef in het landschap. Ik voelde genegenheid voor hen, juist om hun taaiheid en zeker niet om de grillig gevormde, glimmend gevlamde tafeltjes die later van de stammen gemaakt zouden worden en overal in de stad te koop waren.

Zo kwam ik na een boeiende rit in Westpoint aan, ik herkende direct het restaurantje van Jantje Christiaanse, waar Max me vissoep wilde laten eten.

‘Bon bini, senora,’ werd ik door de baas welkom geheten. Ik bestelde koffie en betreurde het voor de zoveelste keer dat ik geen Papiaments sprak. Het eethuis was eenvoudig, maar charmant, met schone witte servetten van papier op de tafeltjes. Overal stonden potjes pika, de erg scherp gekruide stukjes paprika en dergelijke vruchten, die bij de vissoep gegeten wordt. Behalve bij de toonbank, waar een paar jonge Curaçaoënaars een biertje stonden te drinken, waren er geen gasten, zodat ik alleen overbleef toen zij even later weer vertrokken.

[pagina 74]
[p. 74]

Zou ik de vriendelijke Jantje uitnodigen aan mijn tafeltje te komen zitten en hem de foto van Marina laten zien? Om met het bijgetekende portret de hulp van anderen in te kunnen roepen, had ik immers de foto altijd bij me. Waarom had ik die wel aan de kinderen bij de vuilnisbelt laten zien en aarzelde ik nu? De gelegenheid in het rustige restaurant leek zeker gunstig. Jantje Christiaanse was een bekend adres voor mensen uit de stad, ik maakte een goede kans dat Marina hier zo nu en dan ook kwam en dat hij haar kende. Maar ik ondernam niets. Achteraf heb ik nooit redelijk kunnen verklaren waarom niet. Het had niets met sympathie of antipathie te maken, was meer onnavolgbare intuïtie.

Zonder enig contact verder te zoeken, ging ik er weer weg.

Nog niet zo lang geleden had Jantje als restaurateur het monopolie op Westpoint, maar sinds kort was er op het uiterste puntje van de kust met een prachtig uitzicht op de baai, de haven en de zee, een luxe eetgelegenheid gekomen. Arme Jantje, bij hem was het leeg geweest die ochtend, terwijl het bij de concurrent erg druk was.

Aan de zijkant van de parkeerruimte was een ronde, open bar gebouwd met een dak van bananenbladeren, waar veel mensen op hoge krukken gezeten iets koels dronken. De barbediende stond, toen ik er aan kwam, met zijn rug naar me toe flessen in een kist met ijs op te bergen. Toen hij zich omdraaide, herkenden wij elkaar direct. Het was Otto. Beiden waren we wat gegeneerd door deze plotselinge ontmoeting. De herinneringen aan de filmochtend op het Stuyvesant waren voor geen van ons bijzonder prettig.

‘Hallo, wat doe jij hier?’ vroeg ik nogal stupide.

‘Werken, mevrouw,’ was het stroeve antwoord.

‘Tot hoe laat heb je dienst?’

Hij vertelde dat er in zijn lunchpauze een vervanger

[pagina 75]
[p. 75]

kwam en dat hij daarna weer de hele middag moest werken.

Zonder er verder over na te denken, nodigde ik hem uit met mij te lunchen, wat hij zonder veel enthousiasme accepteerde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk