Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 106]
[p. 106]

18

‘Het heeft gewerkt,’ stelde Otto met een grijns vast, ‘het pak op mijn falie, bedoel ik,’ verduidelijkte hij toen hij merkte dat ik hem niet begreep. ‘Ik heb met mijn ouweheer gepraat, zomaar pats-boem begon ik. U had zijn gezicht moeten zien, zo verbaasd, zo helemaal knock-out van verbazing, dat het haast zielig was. Eerlijk.’

Ik probeerde hem zo weinig verbaasd aan te kijken dat hij van mij niet zou kunnen zeggen dat ik zielig was, maar dat kostte me wel moeite. Want verbaasd was ik. Ten eerste omdat de storm al zo snel geluwd leek, maar verder was ik verwonderd dat hij over zijn vader praatte alsof die een onhandelbaar kind was geweest. Zijn toon was niet denigrerend, integendeel, hij sprak met warme genegenheid over hem.

‘Ik ben u dankbaar,’ ging hij plechtig verder. ‘Eigenlijk was het veel simpeler dan ik dacht. U zette de dingen weer eens even voor me op een rijtje - dat hielp. Ik zag het weer in zijn juiste proporties.’

Zijn dank wimpelde ik af, voegde er aan toe dat ik erg blij was dat ons gesprek zulke positieve resultaten had. Toch was ik blijkbaar al te optimistisch, want hij temperde mijn enthousiasme: ‘Nou ja - ik ben dik tevreden hoor, hoewel het natuurlijk nooit echt riant wordt. Mijn moeder blijft gewoon het summum van burgerlijkheid en mijn vader is zo vastgeroest in zijn Jan Salie-rol dat zij samen wel stoffig oud zullen worden. Het blijft een duffe troep, maar als zij dat nou nemen van elkaar, mij best. Als ik dan tenminste zo af

[pagina 107]
[p. 107]

en toe eens een boom met mijn vader kan opzetten, hoef ik me in het vervolg niet zo verweesd meer te voelen.’

Wat is hij eenzaam geweest, begreep ik. Verweesd noemde hij dat, terwijl hij een vader en een moeder had. ‘Ga je ook met je vader praten over je plannen om naar Holland te gaan?’

‘Deed ik al. En wat zei de brave borst? U houdt het niet voor mogelijk. Hij zei: “Nou voel ik me eindelijk weer een beetje vader en nou wil je weg.” Gaaf toch?’ We praatten nog wat door over de achtergronden van kortsluiting tussen ouders en hun bijna volwassen kinderen en waren het er over eens dat er veel relaties in het slop raakten omdat beide partijen geen poot verzetten en warm op hun gelijk zittend de ander ongelijk gaven.

‘Ach, het is zo'n mooie theorie dat je moet proberen te blijven dienen, maar dat geldt voor iedere relatie, niet alleen voor die van ouders en kinderen. Dat het zo afschuwelijk vaak mislukt, komt omdat we toch liever met onszelf bezig zijn dan met de ander, toch onze opvattingen als alleenzaligmakend verkondigen. Een beetje meer liefde, een beetje meer geduld en dan veel meer geloof. Is dat niet het geheim?’

‘Akela, we doen ons best,’ was zijn commentaar. ‘Maar nu geen woord meer over lastige kindertjes en moeilijke ouders. Nu praten we over u.’

Op dat moment - en ik schaamde me dat het toen pas gebeurde - drong het tot me door, dat het belachelijk was dat ik hem met mijn problemen had belast. Hij was notabene een schooljongen die over een paar maanden eindexamen moest doen. Ik had moeten bedenken dat het een veel te ingrijpende claim op hem zou betekenen. De tweede wereldoorlog betekende weinig voor hem, welk recht had ik hem te vragen mij te helpen, als hij beleefdheidshalve stellig niet wilde weigeren?

[pagina 108]
[p. 108]

Maar bovendien, waar haalde ik de moed vandaan deze jongen te betrekken in een affaire waarvan ik nooit kon zeggen of er geen gevaarlijke complicaties zouden ontstaan? En als hij besloot mee te doen, juist vanwege het gevaarlijke aspect en het avontuur - mocht ik dat dan accepteren? Stellig niet. Het was onvergeeflijk en onverantwoordelijk stom van me geweest.

‘Otto, luister eens - ik had je in mijn problemen niet mogen betrekken. Het spijt me dat ik dat wel deed.’ ‘Nou moe,’ viel hij uit, ‘wat krijgen we nou? Ik wilde u juist vertellen dat ik helemaal in ben dat mens te helpen opsporen. U kunt me heus vertrouwen, als het daar soms om gaat.’

Daar ging het nou net niet om, als ik van één ding zeker was, dan in ieder geval van zijn integriteit. Ik legde hem uit dat zijn eerste zorg het eindexamen moest zijn en dat hij verder moest blijven proberen de dingen thuis in de hand te houden.

‘Als je je met mijn zaken gaat bemoeien, moet je onherroepelijk tegen je vader gaan liegen en draaien als je ergens op af gaat en dat geheim wilt houden. Juist nu je bezig bent weer iets nieuws met hem op te bouwen, kan dat niet. Dat zou helemaal verkeerd vallen en dat wil ik beslist niet. Ik zie je knikken, je begrijpt dus wat ik bedoel. Maar ik zou je toch misleiden als ik het op dat motief alleen speelde. Het is een klus, sorry - waar je te jong voor bent. Ik kan niet overzien wat er nog gebeurt.’

Hij bleef zich teleurgesteld voelen en dat kon ik goed begrijpen.

‘Weet je - het feit dat ik er met je over heb gepraat, dat ik er eigenlijk op rekende dat je me zou helpen - dat moet je toch wel duidelijk maken dat ik vertrouwen had - niet alleen in je eerlijkheid, maar ook in je inbreng. We spreken af dat je niets onderneemt, je houdt alleen je ogen wijd open zodra je op straat bent.

[pagina 109]
[p. 109]

Je vertelde me dat de persoon in kwestie zondags dikwijls op Westpoint komt eten. Als je haar signaleert, doe je niets, je laat mij alleen weten dat ze er was. Jij bent mijn stille vennoot als je me begrijpt. Nee - hou nou even je mond,’ ging ik door toen ik zag dat hij wilde protesteren. ‘Het is echt niet mijn bedoeling, je nu op nonactief te zetten, nadat ik je eerst opgehitst heb voor het avontuur. Ik beloof je dat ik je op de hoogte houd van de hele ontwikkeling, echt dat beloof ik je. Je kunt dan op de achtergrond meedenken en dan mag je best weten dat ik dat nog erg op prijs stel ook. Maar geen acties, geen spoorzoekerij in je eentje. Is that clear, stille vennoot?’

‘U wint - u wint steeds, maar mag ik wel iets vragen?’ Hij, die mij van het moment af dat ik hem in het filmzaaltje zag, was opgevallen door welsprekendheid, zweeg.

Kennelijk zocht hij de juiste woorden, om zijn vraag zo te formuleren dat hij er mij niet mee irriteerde, ik zag het. Daarom verbaasde het me ook niet toen hij wat broeierig vroeg: ‘Stel nou dat u haar vindt. Wat dan? Moet dat mens dan na al die jaren nog naar de galg? En dat laatste,’ viel hij zichzelf hartstochtelijk in de rede, ‘dat laatste bedoel ik natuurlijk niet letterlijk. Ik weet heel goed dat wij de doodstraf niet kennen. Maar u begrijpt wel wat ik bedoel. Moet ze - wat wilt u met haar?’

‘Het enige dat ik wil is dat zij en ik waar achtige vrede vinden.’

‘Waarachtige vrede - wat een grote woorden zijn dat.’

‘Moeten we niet altijd mikken op meer dan we kunnen bereiken? Overigens zal ik met een beetje vrede al erg blij zijn.’

‘U wilt zeker niet nog wat vertellen uit die tijd hè?’ ‘Nee liever niet. Trouwens, mijn belevenissen zijn in het grote verband gezien zo klein, zo weinig interes-

[pagina 110]
[p. 110]

sant of spectaculair. Ik heb maar een klein druppeltje bijgedragen aan de grote bui die de brand heeft geblust. En dat druppeltje is achteraf voor mezelf belangrijker dan voor het geheel. Er was veel verdriet in die tijd, honger en spanning, maar we hebben daarnaast ook erg veel goeds beleefd, we hebben zelfs veel kunnen lachen. We waren jong, weet je. Maar het allerergste was de angst. Angst voor wat een mens je kon aandoen, eigenlijk ben ik daar nog steeds niet los van. Daarom ben ik hier. De vrouw die ik zoek is de enige die me helpen kan daarmee af te rekenen.’

‘Ik begrijp het, eerlijk gezegd, niet helemaal, maar..., nee nu moet ik zelf ook geen grote woorden gebruiken.’ Hij gaf me een onhandige zoen, wenste me welterusten en verdween.

Een ogenblikje daarna stond hij weer op de porche en zei: ‘Mijn zegen hebt u. Ajuus.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk