Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 175]
[p. 175]

29

Moniek werd pas laat in de morgen wakker. De lange nachtrust had haar goed gedaan, haar ogen stonden iets minder flets, maar ik begreep wel dat het nog veel tijd zou vragen voor ze alle moeilijkheden verwerkt had.

‘Weet je,’ zei ze, ‘jij ziet in Max, ook al is hij er nu niet meer, natuurlijk nog steeds je tegenstander. Dat vind ik zo rot, zo ellendig. Hij was niet slecht, Hanna, niet echt slecht en je kunt het geloven of niet, maar ik weet niet hoe ik alleen verder moet.’

Eén ding wist ik zeker, dat ik niet moest zeggen dat ze nog zo jong was, dat haar verdriet en verwarring slijten zouden en dat ze dan nog een toekomst had met kans op nieuwe mogelijkheden. Op dat moment zag Moniek haar jeugd zeker niet als een voordeel. Later - als ze zich had kunnen losmaken van de gebeurtenissen, als ze zich bewust werd van haar eigen persoonlijkheid - ja dan zou ze zich misschien ook weer realiseren hoe jong ze was toen ze weduwe werd. Of zou de affaire haar blijven kwellen en bleef Marina's invloed doorwerken, zoals dat bij Max en mij het geval geweest was? Moest ik haar daartegen niet waarschuwen? Maar hoe?

Er was nog zoveel dat opgehelderd moest worden, maar ik besloot niets te vragen, wat een moeilijke beslissing was. Eigenlijk wilde ik niets liever dan via Moniek meer inzicht krijgen in de persoon van Marina, hoe ze leefde, wat haar motieven waren mij te blijven haten. Hoe zou Moniek eigenlijk over een zuivering

[pagina 176]
[p. 176]

denken tussen Marina en mij?

Maar als ik naar haar keek, haar verdriet en ontreddering zag, schaamde ik me over mijn egocentriciteit, hoewel ik me tegelijkertijd geweldig teleurgesteld voelde over het feit dat ik, zo dicht bij mijn doel gekomen, nu zo de mist in ging. Dat stemde me bitter en belette me van harte met Moniek mee te leven, hoe zelfzuchtig dat dan ook mocht zijn.

‘Waar denk je aan?’ vroeg ze plotseling.

‘Aan dezelfde dingen als jij. Aan jou, zonder Max. Dat je sterk moet willen zijn. Maar ik denk natuurlijk ook aan Marina.’

‘Heus, dacht je daar heus aan?’

‘Nee,’ zei ik hard, ‘nee, ik probeer wel aan jou te denken, maar schakel automatisch op mezelf over.’

‘En dat vind je onkies zeker?’

Toe maar, dacht ik sarcastisch, daar krijgt het kindvrouwtje, dat troost en steun nodig heeft in haar desolate omstandigheden ineens visie op de problematiek van een ander. Waar haalt ze de wijsheid vandaan?

Maar ik gaf haar niet direct antwoord.

‘Waarom probeer je eigenlijk zo humaan te zijn? Het zou veel nuttiger voor me zijn als je me duizend vragen stelde. Die zijn er immers voor je? Ik zou me trouwens een stuk beter voelen als je me voor vol aanzag. Als je eens besefte hoe graag ik je helpen wil, hoe ik er van zou opknappen ook. Je weet toch dat ik Marina goed ken? Wat wil je weten? Haar schuilnaam? - die heeft ze hier namelijk - waar ze werkt, hoe ze eruit ziet na al die jaren? Toe - vraag, vraag, alsjeblieft.’ Ineens dacht ik aan Anja, die haar hele bestaan zo verweven zag met haar N.S.B.-vader dat het haar onmogelijk was iets van actie voor mij te ondernemen. Ze wilde eenvoudig haar vader trouw blijven. Hoe anders was de reactie van Moniek. Max was nauwelijks begraven, ze had verdriet om zijn dood, maar niettemin wilde ze zich nu al losmaken van de band tussen hen

[pagina 177]
[p. 177]

en dingen ondernemen die Max zonder meer als smadelijk verraad zou opgevat hebben.

‘Je zei toch zelf dat ik sterk moest zijn?’ drong ze aan. ‘Ik wil niets liever. Max heeft mij indertijd uit de puree geholpen, ik hielp hem ook. We hadden redelijk goede jaren samen en ik voel me nu waanzinnig eenzaam. Maar ik weet drommels goed dat onze basis fout was. Max heeft zich in zijn leven afschuwelijk vastgewerkt. Ik wil wel loyaal blijven, maar niet onze fouten continueren. Begrijp dat nou.’

Ze praatte even schor en monotoon als de dag ervoor, maar veel bewuster, volwassener, wat me verbaasde en ontroerde.

Het allermerkwaardigste bleek te zijn dat haar aanhankelijkheidsverklaring de noodzakelijke vragen die ik had willen stellen, zo betrekkelijk maakte. Haar als mens, als vriendin naast me te weten, was ineens veel belangrijker dan Marina, wier plaats nog steeds zo dubieus was.

Dat legde ik haar uit. Ik had er veel woorden voor nodig, niet omdat ze me niet begreep, maar om mezelf met de nieuwe gedachte vertrouwd te maken. Tenslotte zei ik: ‘Hoe krankzinnig het in deze omstandigheden ook is over blij en dankbaar te praten, toch zijn dat de begrippen waar mijn gevoelens mee te vangen zijn. Ik ben doodsbang voor de komende dagen, maar blij met nu. Ik heb een bittere smaak in de mond om alles rondom Marina, toch ben ik dankbaar om wat jij me geven wil. Maar ik ga je niets vragen. Yose, mijn Curaçaose vriend, weet waar ze werkt, wat ze doet, hoe we haar bereiken kunnen. Ik weet haar schuilnaam, zover waren we al. Wat ik niet weet is waarom ze me nog altijd haat. Maar is het niet beter dat ik dat met haar zelf bepraat?’

‘Kan ik dan helemaal niets doen?’

‘Jawel. Voorlopig bij me blijven. Vanavond mee terug vliegen. Iets van de kracht die je nu al hebt aan mij

[pagina 178]
[p. 178]

geven. Bidden, dat mijn intenties zuiver blijven. Me sterkte wensen als ik morgen met haar ga praten.’ ‘Morgen?’ vroeg ze ongelovig.

‘Dat denk ik wel. Ik wist niet waar ze zat, Yose wel. Hij heeft me beloofd een afspraak te arrangeren. Ik verwacht dat hij dat voor morgen heeft gepland. Hij weet dat ik haast heb en weer naar huis wil.’

‘Oh,’ was alles wat ze zei. Even later vroeg ze: ‘Is die man wel te vertrouwen?’

‘Welke man? Yose? O ja, die vertrouw ik zonder enig voorbehoud.’

De kracht die Moniek even uitgestraald had, leek langzaam te verschrompelen, het schrikachtige en gedeprimeerde dat ik zo goed van haar kende, kreeg weer de overhand.

‘Ik ben bang,’ bekende ze. ‘Ik ben werkelijk erg bang. Jij kent Marina niet zoals ik. Ze is spijkerhard.’

‘Maar waar ben je dan bang voor? Voor ongelukken? Dat ze me overhoop schiet of zoiets wild-westerigs? Kom nou. Ze heeft toch niets meer te verliezen? Dat weet ze.’

Toen spraken we af over dit onderwerp te zwijgen. Het doorpraten was zo zinloos. Ik begreep de vrees van Moniek voor een ontmoeting tussen Marina en mij heel goed, zelf was ik er ook niet bepaald kalm onder. Maar in de afgelopen weken - en hoeveel jaar daarvoor? - was ik met ups en downs zo naar een gesprek toegegroeid dat afbuigen van de ingeslagen weg niet meer mogelijk was. Ik moest zonder meer doorzetten. Ook voor Marina. Ze mocht dan spijkerhard zijn, zoals Moniek zei, ze mocht dan zelfs in weet ik welke noodsprong gemeend hebben dat mij van de noordkust af te duwen het beste was, toch moest haar leven een hel zijn, één grote aaneenschakeling van eenzaamheid en wrok.

Ik wilde gewoon geloven dat we elkaar zouden bereiken, o nee, niet via een solide, betrouwbare brug.

[pagina 179]
[p. 179]

Waarschijnlijk zou ik alleen een smalle loopplank in mijn bevende handen hebben en waar en hoe ik hem uit moest leggen was me nog allemaal erg onduidelijk. Maar het zou gebeuren, dat kon niet meer anders.

Overmoedig zei ik tegen Moniek: ‘Mij staat de sterke Held ter zij.’

‘De sterke Held houdt niet van waaghalzerij,’ was het kalme commentaar.

 

We hadden nog gezwommen, onze koffers gepakt en ik had met een zwaar hart afscheid genomen van Henry en Pedro. Nogmaals wees ik hen erop dat mijn Curaçaose vrienden in Holland altijd welkom waren. De charme en warmte van onze relatie was verdwenen. Henry geloofde beslist niet in de eerlijkheid van mijn uitnodiging en mompelde stroef en nogal hooghartig iets over ships that passed in the night. Zijn houding irriteerde me, maar ik was zo moe dat ik het niet meer op kon brengen hem te overtuigen van mijn goede bedoelingen. ‘Toch zeg ik tot ziens,’ was mijn enige reactie.

De resterende uren voor ons vliegtuig ging, kropen voorbij. We zaten ze uit op de porche. Klein Bonaire in de verte kon me niet meer laten dagdromen, de geiten liepen rond op het erf zonder dat ik ze echt zag. Mijn gedachten waren al weg, er stond al een streep onder mijn verblijf op Bonaire, ik was al terug in Willemstad.

Eindelijk gingen we. In de hal bij het vliegveldje hing, zoals altijd, een groepje kinderen rond, wachtend en hopend op een klein avontuur dat hun verveling kon verjagen. Ik besteedde geen aandacht aan hen, toen er plotseling een jochie schoorvoetend en verlegen naar me toe kwam. Het was Pedro. Uit een stuk krant haalde hij een karko, gaaf en rose en nog niet wit gebleekt door de zon. Het was een prachtig exemplaar.

‘Van Henry,’ zei hij zacht, maar hij gunde me geen

[pagina 180]
[p. 180]

blik in zijn neergeslagen ogen. Ik was er bijna zeker van dat hij jokte. Stellig was het zijn cadeau en wist Henry er niets van. Gelegenheid hem te bedanken kreeg ik niet. Hij stoof weg, het gebouwtje uit, het donker van de avond in.

Wat was ik blij met de schelp. Thuis zou ik hem aan mijn oor leggen, er de zee in horen, de Caraïbische zee. Dan zou ik in gedachten terug zijn op Bonaire, het kleine eiland, waar ik een vriend had. Misschien zelfs twee.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk