Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Angst was mijn gast (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Angst was mijn gast
Afbeelding van Angst was mijn gastToon afbeelding van titelpagina van Angst was mijn gast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (229.66 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Angst was mijn gast

(1971)–Mink van Rijsdijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 210]
[p. 210]

35

Na verloop van een paar dagen had ik het gevoel dat Aldert bijna alles wat ik meegemaakt en overdacht had wist.

Stukje voor stukje had ik alle belevenissen als een film voor hem afgedraaid. De longontsteking was ik te boven, mijn body herstelde zich snel en met Aldert altijd bij me lukte het me ook meestal de downe buien te doorbreken.

Toen ik fit genoeg was, liet ik hem alle plekjes zien die iets te betekenen hadden gekregen in de afgelopen weken.

We reden door de knoek naar westpunt, we keken neer op Willemstad bij fort Nassau, we slenterden als echte toeristen over de schipbrug van de Annabaai en we genoten van de drijvende markt der Venezolaanse barken.

Bij Avila dronken we de diep zwarte koffie en vermaakten we ons tijdens het zwemmen met de pelikanen.

Voor Aldert was alles nieuw en dat waren we ook weer voor elkaar.

Het leek allemaal op een ontspannende vakantie, waarbij ik met leedvermaak moest vaststellen dat Aldert veel weg had van de Amerikaanse toeristen, die ik met hun altijd knippende camera's zo gehoond had. We genoten samen van een luie ochtend op het strandje van de Blauwbaai en lieten ons stoven en bruin worden in de zon.

Alleen in Zuikertuintje en de noordkust waren we nog

[pagina 211]
[p. 211]

niet geweest. Het maakte me bij voorbaat onrustig op die plaatsen te komen, waar mijn eigenlijke depressie begonnen was.

Want al had ik een eindeloos verslag gedaan van alle gebeurtenissen, over de consekwenties van Marina's vertrek had ik tot dusver gezwegen. Ik voelde me er nog steeds onzeker door, zodat ik juist het allerbelangrijkste niet aanroerde.

Toen vroeg Aldert op een morgen: ‘Wat zou je nu nog graag ondernemen, Hanneke? Lokt een weekje samen naar Bonaire je?’

Eigenlijk had ik daar helemaal geen zin in, maar omdat ik vermoedde dat hij er zelf nog graag een kijkje nam, aarzelde ik met antwoorden.

‘Kom op, spit it out, baby.’

‘Als jij het plan eens maakte?’ schoof ik het probleem van me af.

‘Geen sprake van. Jij bedenkt iets en ik hol als een hondje achter je aan.’

‘Je maakt wel een walgelijke egoïst van me. Maar goed, als ik dan kiezen mag, dan zou ik zo verschrikkelijk graag heel gauw naar huis willen.’

Zijn reactie was een verrassing. ‘Lieverd, een betere suggestie zou ik niet hebben kunnen maken.’

Nog diezelfde ochtend regelde hij onze reis, na drie dagen zouden we al vertrekken;

Toen kon ik er niet langer onderuit en moest ik de onvertelde rest van mijn diepste emoties vertellen. Het was even een verleiding in te gaan op het plan om nog een keer uitgebreid te winkelen.

‘We moeten toch ook nog iets moois voor je kopen,’ vond Aldert.

‘Misschien - als er tijd over is. Want er zijn nog twee plaatsen waar ik graag met je naar toe wil.’

Hij keek me onderzoekend en lief aan, maar ik sloeg mijn ogen neer - hij hoefde mijn onrust niet te zien. ‘Voor mij hoeft het niet,’ zei hij. ‘Je moet goed weten

[pagina 212]
[p. 212]

dat als jij het niet aandurft en het je te veel enerveert, dan doen we het gewoon niet.’

‘Je doet net alsof je weet waar we heen gaan.’

‘O lief, dom vrouwtje van me. Overal zijn we geweest, kriskras het eiland over. Alle plaatsen waar je iets over te vertellen had, hebben we samen bekeken, maar dacht je dat het me ontgaan was dat we Zuikertuintje en de noordkust overgeslagen hadden?

Terwijl er daar toch wel het een en ander is gepasseerd, niet?’

Ik knikte hem toe. ‘Zo is het, daarom moeten we er samen heen. Ik zie er erg tegen op, maar ik mag het niet af laten weten, begrijp je. Om Yose niet, om alles niet.’

 

We dronken koffie op de hoge krukken van de bar in Zuikertuintje.

Het meisje achter de balie was met langzame gebaren bezig een soplap te hanteren, wat de larmoyante stemming die er hing goed typeerde. De krukken waren bijna allemaal onbezet.

Hier te komen had me een soort kruistocht geleken, die ik moest maken maar waarvan ik vreesde nogal geschokt te worden.

Merkwaardigerwijs deed het me weinig, bijna klinisch stelde ik vast dat het koffiemeisje me zonder enige interesse herkende.

Wat later schoven twee vrouwen aan de bar, die ook getuige waren geweest van mijn scène met Yose. Ze rebbelden wat achter hun hand, veelbetekenend loerden ze ondertussen naar me en het was duidelijk dat ze Aldert niet konden plaatsen.

Waar haalde een mens zomaar een blanke man vandaan, niet waar, als je daarvoor nogal eens met een kleurling gezien was.

Het amuseerde me en door de wetenschap dat dit mogelijk was, raakte ik nogal uitgelaten. Ik probeerde

[pagina 213]
[p. 213]

het Aldert uit te leggen, die zei dat hij maar één antwoord kon geven. Een zoen. Die gaf hij dan ook met zoveel enthousiasme dat de soplap nog trager bewogen werd en de twee roddeldames er in hun verbazing zeer dom uitzagen.

Als jonge gelieven die elkaar net gevonden hadden, vertrokken we.

Aldert was diep onder de indruk van de noordkust. Met zijn arm om me heen stonden we aan de kant van het water. De wind was zo sterk die ochtend en maakte zoveel kabaal dat we niets konden zeggen.

Hier had ik met Max gestaan en hadden we het lugubere gesprek over de dood gehouden. Toen moest ik in de diepte geduwd worden. Zo had Marina dat gewild. Max was dood en Marina weg. Ik huiverde.

Yose en ik waren hier geweest. De herinnering aan mijn boosaardig verlangen hem te kwetsen kwam boven. Maar ik hoefde er niet meer met schuld aan te denken. Tussen Yose en mij was het goed.

‘Weet je,’ zei ik, toen we later in de auto zaten en naar het tumult van de zee keken. ‘Hier moesten we toch een keer samen heen hè. Want hier had ik moeten verdrinken en hier heb ik Yose oneindig veel verdriet gedaan.

Maar hier was het ook dat ik met de Heer in de clinch ging. Op dezelfde plaats waar wij nu staan verloor ik alles.

Maar dat is allemaal voorbij, ik kan weer normaal denken en alles in betere proporties zien. Verzoening is een al te vaak misbruikt woord, maar ik geloof wel dat ik nu voorzichtig mag zeggen dat alles goed is geworden door - eh - ja door verzoening.’

Ik voelde Alderts hand, die strelend in mijn nek bewoog. In dit gebaar ervoer ik zijn liefde die ik zo erg nodig had. Toch was ik blij dat hij niets zei en me de gelegenheid gaf ook de rest van mijn gedachten aan hem toe te vertrouwen.

[pagina 214]
[p. 214]

‘Alles is dus goed, wat niet betekent dat alles ook is opgelost. Was het te mooi bedacht na zoveel jaren met Marina in het reine te komen? - ik weet het niet. Wat haar betreft ben ik misschien nog even ver als voor mijn reis. Negatief gezien zelfs iets verder, want ik weet nu dat ze me haat. En mijn angst voor haar macht, voor de vele onverklaarbare dingen en voor mijn dromen is niet helemaal verdwenen. Alles zal misschien hetzelfde blijven, alleen doorweven met een draad van medelijden, omdat zij zo'n ellendig leven leidt. Maar wat lost mededogen op? Bovendien, is het niet bar gemakkelijk medelijden op te brengen als je eigen leven warm en veilig is en er van je gehouden wordt?’

‘Liefje, waardeer je het woord medelijden wel goed? Dat heeft niets te maken met “ach wat sneu en gunst wat zielig” hoor. Echt mededogen - dat is zeker zo moeilijk als liefhebben, want het gaat dwars door jezelf heen. Zou hierin niet de geheime kracht liggen je angst toch te overwinnen?’

‘Ach jongen, maak je niet teveel illusies, je kent me toch. Kracht is nou juist een eigenschap waarover ik niet zo uitgebreid beschik.’

‘Heb jij me zelf niet verteld over de Heer die je aanwezig wist achter de golven en de baren die over je heen gingen? Zullen we samen maar een beetje op Hem vertrouwen?’

 

Hato lag heet in de middagzon toen we vertrokken, maar in het restaurant was het gelukkig heel koel. Alle vrienden en vriendinnen die ik op het eiland had ontmoet, waren er. We maakten afspraken elkaar weer te zien en omdat toen eigenlijk niemand meer iets te zeggen had, maar het moment van vertrek nog niet was aangebroken, was de sfeer kwasi oubollig. Iedereen was opgelucht toen we echt afscheid moesten nemen.

[pagina 215]
[p. 215]

Yose was het meest ontroerd van allemaal.

‘Adios, mi doeshi.’

Die goeie Yose - de ogen van een aap zijn heel diep. ‘Adios, amigo.’

Een laatste handdruk, een laatste kus.

Adios Corsow.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk