Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glazen stad (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glazen stad
Afbeelding van De glazen stadToon afbeelding van titelpagina van De glazen stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (45.22 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glazen stad

(1966)–P.J. Risseeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

7

Toen Bert uit dienst kwam en hij fluitend (‘en dan zegt de foerier geef je rommeltje maar hier’) de kamer binnenkwam waar zijn vader en moeder zwijgend tegenover elkaar zaten, zag hij voor de pendule op de schoorsteen de envelop van de Proeftuin.

Hij wist wat er in de brief stond en kon zijn ongeduld bedwingen.

In de trein had hij wel een opgelucht gevoel gekregen. Het zat er op. Maar hier, in de bekende kamer, terug in het ouderlijk huis, voelden hij zowel als zijn ouders, dat zij op een keerpunt waren aangekomen.

Job Stein gaf een wedergroet. Leentje van Geest legde haar handen op Berts schouders en keek hem trots aan. Eindelijk was het dan zover. Uiterlijk was ze zoals altijd opgewekt, maar innerlijk voelde ze zich moe van het altijd tussen de klippen door te moeten zeilen. Het was een moeilijke zomer geweest. Job, door de toenemende reuma humeurig en ondanks Huibs opmerkelijke goedwillendheid, altijd vitterig op de jongen. Voor het enige lichtpuntje had Bea gezorgd die, zonder er veel woorden over vuil te maken elke morgen de overall had aangetrokken. Bea was vlug van begrip, ze kon goed uit haar bed komen en had maar een half woord van vader nodig om te weten wat zij doen moest.

 

- Ga je nog effe mee? vroeg Job.

Bert dorst niet te weigeren. Hij volgde zijn vader.

- Een bar ongalige tijd..., begon Job. - Het is maar goed dat Huib van de tuin verdwijnt.

- Hij heeft u toch knap geholpen, samen met Bea?

- Nou ja... wat je helpen noemt. Ketels schoonmaken maar de schuif open laten staan... niet letten op de hoekies als hij met de slang aan het gieten is... bij het luchten

[pagina 38]
[p. 38]

ramen laten vallen... vergeten matten dicht te rollen... Nee, het zit er niet in bij die jongen. Gaan we op een middag naar oom Piet in Monster en komme we thuis dan staan de kasdeuren te klapperen. Alle warmte er uit. Kranen open laten staan zodat alles verzuipt... Als tuinder mot je aan honderd dinge tegelijk denke... En Bea heeft ook al andere planne... Het is maar goed dat jij terug ben...

Bert krabde zich op het hoofd. Hij had zijn vader laten spuien.

- Gaat Huib nog naar de autoschool?

- Ken je net denke... hij snuffelt wel wat in die boekies maar die jonge wil alleen maar rije... Voorlopig natuurlijk op het binnenland en als 't zover is de autobaan op.

- Kees zegt dat-ie eerst maar es onder vreemde ogen mot beginne...

 

Terwijl Bert naar de slaplantjes in de kweekkas keek, voelde hij met zijn rechterhand naar de brief die hij in zijn colbertzak had gestoken.

- De helft niet opgekomme... heb plant bij motte kope.

- Toch veel gemakkelijker, vader.

- Gemakkelijk... gemakkelijk... dat ligt in jullie mond bestorve. Ik heb altoos zelf gezaaid en dat blijf ik doen. Je weet nooit wat voor goed ze je in je handen spelen.

- Ze moeten straks meer licht hebben, zei Bert.

- Niks niet nodig. Kost allemaal geld. Ik heb altoos op moeders verjaardag de eerste sla geveild en zo zal het nou ook wel weer gaan.

- Ik heb je nog wat te vertellen, vader.

- Als het dan maar wat goeds is. 't Gaat zeker over die brief van de Proeftuin?

Bert haalde de brief tevoorschijn. Job Stein keek naar zijn zoon zoals hij daar stond. Vlees van zijn vlees en been van zijn been. Een echte tuinder zou Bert worden. Gezegend met een goed verstand. Die jongen daar zat een kop op. Van sla wist hij alles, tot de nieuwste soorten toe.

Toch bekroop hem opnieuw de vrees dat hem iets boven het hoofd hing met Bert.

- Ik zal 't maar direct zeggen, vader... Ik kan bij de Proeftuin komen. Een betrekking met goeie vooruitzichten.

[pagina 39]
[p. 39]

- Dat ze daar an je zitte te trekke dat was me bekend. Maar je zel toch zeker niet zo gek zijn? Geen cent schuld op deze tuin... ik heb hier altoos een goeie boterham verdiend.

- Hebt u wel eens vakantie gehad, vader?

- Vakantie? Waar is dat goed voor? Ik zou niet wete wat ik in de vakantie mos doen. Op een bedrijf als het onze is er geen vakantie bij, dat weet je ook wel.

- Hoeveel loon betaalde u toen u die kolenketeltjes liet zetten?

- Negen gulden de week, dacht ik.

- En nou?

- Wou je me op de kast jage? Ik weet heus wel dat er tegenwoordig arbeiders zijn die meer verdienen dan de baas.

Ze keken nu beiden door de ramen naar de overkant waar de jongens van Marrewijk achter elkaar het padje afliepen.

- Vader... ziet u die jongens daar? Als die knapen die voor dag en dauw opstaan nog es in de gaten krijgen dat hun ouwe schoolkameraden een vijfdaagse werkweek hebben, en geen sikkepitje zorg, dan zullen ze tot de ontdekking komen dat ze eigenlijk maar slaven zijn.

- O... en dacht jij soms dat ze in de fabriek geen slaven zijn? Ga daar maar es kijke...

- Toch hebben ze een menswaardig bestaan, vader. En dat willen de jonge tuinders en hun arbeiders ook. Hard werken is niet erg, maar ook nog es wat anders... Niet helemaal opgeslorpen worden door de tuin...

Job Stein keek zijn zoon aan of hij zijn zoon niet was. Diens woorden klonken hem zo vreemd in de oren. Wat was er met Bert. Bedorven in dienst?

- As ik nog es gebore werd zou ik weer tuinder worde, zei Job Stein.

Hij leunde met de ene hand op de inpaktafel, waar nog wat snijgroen lag.

- Goed, zei Bert. - En zo zijn er meer. De ouwe Marrewijk is al versleten, maar toch komt hij nog op de tuin van Arie om een beetje te schoffelen en te dieven. Die ouwen willen niet anders. Maar het jongere geslacht wil dat niet

[pagina 40]
[p. 40]

meer. Dat moest u nou es begrijpen, vader. Wij denken anders dan u.

Daar had je het weer, dat hatelijke: wij denken anders dan u. Zou hij dat ooit tegen zijn eigen vader hebben durven zeggen? Je zou zo'n jongen!

- Zo... zei hij met onverholen afkeuring. - En tot dat geslacht horen mijn zoons. De oudste loopt met een witte boord om en de jongste zal de dag zegenen als hij op een truck zit. En jij... wat ze jou op de Proeftuin wijsgemaakt hebbe weet ik niet. Maar ik zie wel an je gezicht dat je het hier tegenwoordig maar een armoedig zootje vindt...

- Het is een andere tijd, vader. - Er gaan nog veel meer grenzen open. Als wij niet bij de tijd blijven raken we achterop. Hoe lang ben u al niet van de tuin afgeweest. Alleen zondags even naar de kerk. U moest es zien wat er gebouwd wordt.

- Heb ik daar tijd voor? Ik kom hier hande tekort. Dat zal je wel merke morge...

- Vader... laten we open kaart spelen. U hebt het uwe gezegd. En nou ik het mijne.

Job Stein voelde Berts woorden als vlijmende dolkpunten op zijn borst. Je eige vlees en bloed. En dan Bert, Bèrt...

- Als u mij hier op de tuin wil hebben dan zal er heel wat moeten veranderen. Heel wat. Meer dan u lief is, vader. Maar u zal toch moeten kiezen, want zoals de zaken hier staan zullen er geen twee gezinnen van kunnen leven.

- Wou je gaan trouwe?

- Nog niet. Maar wat niet is ken komen...

- Maak je daar niet druk om jonge... Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd. Hier, deze tuin, zal eenmaal jouw tuin zijn als ik er niet meer ben. Het is de tuin waar mijn vader meer dan een halve eeuw geleje de eerste schop in de grond zette. Jij ben een echte tuinder, Bert. Je zel er genoege aan beleve...

- Nee, vader, dat zal ik niet. Ik heb teveel gezien van de vooruitgang. Al wat u hier doet is te arbeidsintensief als je er met een of twee man voor staat.

- Arbeidsintensief... la me niet lache... wat een woord! Als je heel je leven om vier uur opgestaan ben...

Job Stein voelde zich opeens driftig worden. Het was nu

[pagina 41]
[p. 41]

genoeg. Hij wist van Bert dat hij een harde kop had. Als kind al. Goed - zijn vader had ook een harde kop.

- Nou... je doet maar wat je niet late ken... ik val hier liever dood dan dat ik me laat opjage door de moderne tijd. Je mot aan je trek blijve... alles ken niet in eens...

- Over een week moet ik beslissen, vader.

- Wat beslisse?

- Of ik die betrekking op de Proeftuin wil aannemen.

Job Stein gaf geen antwoord. Hij staarde naar buiten en Bert liep langzaam de trekkas uit. Ik heb het gezegd, dacht hij. Voor zijn besef had hij het zacht gezegd en nog rekening gehouden met vaders toestand. Wat had ir. Glashouwer ook al weer gezegd? Goeie tuinders zijn dikwijls slechte zakenmensen. Ja - het was hier een armoedig zootje geworden door de jaren, door vaders afkeer geld uit te geven en wat nieuws te proberen. Het moest dan maar buigen of barsten worden.

 

Voor etenstijd liep hij nog over de schuit naar de tuin van Dirk van Bree. Hij vond hem in het gloed-nieuwe ketelhuis, waar de schotse ketel stond te brullen. Er was een koude nacht voorspeld.

- Hallo buurman.

- Kijk, daar hebben we Bert. Zit het er op?

- Ja... ik kom es effe kijken naar al dat nieuwe spul.

- Nou we zekerheid hebbe, mot je niet achterankomme, hè?

- Daar had u toch al geen last van, Van Bree. De brutalen hebben de halve wereld. U hebt maar goed gegokt met dat bouwen voor eigen risico...

- Ach jonge... ik heb zo gedacht... we zitte hier tussen een paar heel grote tuinders. Nou... die pakke ze zo gauw niet an, hè? Dat loopt teveel in de papiere. Je vader en ik zaten hier tamelijk veilig, maar ja, het is een risico geweest, dat moet ik je toegeve. Als ze ons onteigend hadden had ik niks vergoed gekrege. Je vader was van andere mening. Maar zo vaak as-tie zee: Dààr komt de stad! zei ik: ach man... as je naar die stad blijft kijke dan ben je arm voor dat de stad er is...

Bert ging er niet op in. Tegenover de zelfverzekerde Van

[pagina 42]
[p. 42]

Bree viel het hem moeilijk zijn vader af te vallen.

- Lekker zeker met die nieuwe ketel en die automatische regenleiding?

- Half automatisch, Bert. Ook het luchtwerk. Je mot alleen de temperatuur wat in de gate houwe. Maar wat mot je anders? Werkvolk is er vandaag de dag niet te krijge... ik zit met één jonge en de rest heb ik uitbesteed aan losse ploege...

- Kost merakels veel, zeker. En zwart?

- Ja, maar dat komt er wel uit. Ze werken best. Kneusjes zitten er niet onder. Die liggen er zo uit bij de ploegbaas. Wie nog vast werkvolk heeft zit doorgaans met zieken. De beste werkers zitten in de losse ploege...

En wat ga jij nou doen, Bert?

- Ik weet niet hoe het met vader moet. Vader wil niks van me aannemen. Hij zit al jaren lang zijn eigen bedrijf op te vreten... Wie niet waagt wint ook niet.

- Er is geld genoeg, Bert. De banken weten er geen raad mee. Kijk maar es naar de industrie. Wie werkt er vandaag de dag nog met eige kapitaal? Ik heb een huurtuin, maar jullie zitte op eige grond. Wat wil je nog meer? Een vent als jij kan makkelijk krediet krijge... Je vader mag dan niet al gezond zijn, hij heeft tenminste een opvolger. Ik kan nog best mee, maar soms vraag ik me af, waar doe ìk het voor! Ria had een zoon motte zijn. Ik wil geen kwaad spreke van die broer van jou... maar je ken zeker wel op je vingers natelle dat ik wat anders voor me enig kind in gedachte had. Ik hoop dat het nog afzakt tussen die twee.

- Ja, dat zou het beste zijn voor alle partijen, zei Bert nuchter.

- Zeg dat wel jonge... voor àlle partije... stekeblind is dat kind.

Bert bekeek de nieuwe petroleumvergassers en hoorde weer eens de lof zingen van die CO2 waar iedereen de mond vol over had. Toch maar een reuze uitvinding, vooral voor de sla. Wie er het eerst mee begonnen was wist niemand precies. Het was een tuinder uit 's-Gravenzande. En nou zag je overal die kacheltjes die voor het vruchtbare koolzuurgas zorgden. Je moest er mee leren omgaan, dat wel. En de meningen waren, zoals altijd in het Westland, sterk verdeeld. In het

[pagina 43]
[p. 43]

najaar, bij hoge luchtvochtigheid en weinig zon had je er niks aan. Het was weer een van die nieuwigheden waarover Berts vader zijn hoofd schudde. Allemaal onzin, vond hij. Alleen de fabrikanten werden er rijk van. Maar Dirk van Bree probeerde graag wat nieuws en Bert was nuchter genoeg om alleen naar de resultaten te kijken. Daar ging hij voor opzij. Dikkere en hardere bladeren en je was er doorgaans een week vroeger mee.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken