Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glazen stad (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glazen stad
Afbeelding van De glazen stadToon afbeelding van titelpagina van De glazen stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (45.22 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glazen stad

(1966)–P.J. Risseeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

12

Het gebeurde maar zelden dat Huib en Ria tegelijk thuis waren. En wanneer dat een enkele maal voorkwam waren er zoveel barrières te nemen dat er van een zelfs maar vluchtige ontmoeting vaak niet veel terecht kwam. Bea was niet langer meer de postillon d'amour. Die tijd was voorbij. Toch merkte Huib gauw genoeg of Ria thuis was.

Bea had zich, na de rigoureuze reorganisatie van de tuin die vlugger dan iemand had kunnen verwachten voltooid was, vrij snel teruggetrokken.

Per slot van rekening had ze vader jaren lang geholpen met het dieven en plukken van komkommers en tomaten. Dat het anders in het honderd was gelopen begreep iedereen. Elke tuin in het westland was vanouds een familiebedrijf. Het werd eenvoudig van je verwacht en je deed het.

Zelfs toen vader destijds de druivenkassen (in de ogen van Kees en Bert onrendabel geworden) had opgeruimd, was Bea nog vaak naar oom Piet in Monster geroepen om te helpen krenten. Dat had haar meer opgeleverd dan werken op vaders tuin. Maar nu het roer in handen van Bert was, wist ze wat haar te doen stond. Het zou tussen haar en Bert nooit goed gaan. Met Huib had ze weinig last gehad dank zij haar overwicht. Niemand had zo goed met Huib kunnen optrekken als zij. Maar dat superioriteitsgevoel van Bert kon ze niet uitstaan. Hij moest het zelf maar uitzoeken.

Het liefst was ze net als Ria in de verpleging gegaan, maar ze werd weerhouden door vrees voor slaafse navolging. Totdat Kees steen en been klaagde over gebrek aan goed personeel achter de Telex.

Het was een hele overgang geweest, maar ze had het gered.

De spanning van het exportbedrijf waar elke dag anders verliep dan de vorige onderging ze als een sauna-bad. Het

[pagina 67]
[p. 67]

ging zoals Kees van zijn pientere zus had verwacht. Het Hello Lady was niet van de lucht. Ze vond altijd wel gelegenheid om tussen de prijzen van cumcumbers, Gurken en Salat, als het zo te pas kwam, een paar persoonlijke woordjes toe te voegen. De ene keer over een op handen zijnde vrije feestdag, de andere keer over koude voeten. Daar had mr. Sven in Zweden vaak last van. Fine, Fine... bibi... Till again. Ze had haar vaste Telexvriend in Hälsingborg.

Toen Huib eens op onderzoek uitging bleek hij een oude magere vrijgezel te zijn die haar eens uitnodigde naar het tegenover gelegen Deense Helsingør te komen, waar Shakespeare in het slot Kronborg zijn Hamlet had gesitueerd. Huib was al vaak langs het kasteel dat vlak bij de pont tussen Denemarken en Zweden lag gereden, maar had nauwelijks geweten over wie de magere Zweed het had. Maar Bea wel. Ze had een leraar gehad die het to be or not to be in de examentijd tot vervelens toe in zijn mond had gehad. Te zijn of niet te zijn, dat was de kwestie, zei ze tegen Huib.

Maar daar had Huib Shakespeare niet voor nodig. Hij had van jongsaf zijn eigen boontjes gedopt.

Van een tochtje naar Helsingør kwam voorlopig niets. Bea hield het maar bij Sven's Hej Hej Lady en liet haar Sir zitten met zijn koude voeten. Ouwe vrijers waren er altijd nog wel te krijgen. En niet alles wat je ver weg haalde was lekker, zei ze terloops tegen Huib. Dat kon hij in zijn zak steken. Haar vriendschap met die onderwijzer, Piet Voskamp, was ook al langzaam verkoeld. Bea liet zich niet zo gauw vangen.

 

Huib gaf zich er nauwelijks rekenschap van waarom hij dat flesje parfum voor Ria had gekocht en dan nog wel bij Martchen op de boot. Martchen wist dat hij een vriendin had. Dat geheim had ze hem met een lieve list ontfutseld. Ze moest hem toen aan het strand van Ockenburgh steelsgewijs het gezelschap hebben zien ontvluchten met Ria. Dat was al weer zo lang geleden, maar vrouwen vergeten niet veel als het liefdesaangelegenheden betreft. Dat wist hij van Sjors, die ouwe boemelaar.

Hij liep naar zijn kamertje, zijn jongenskamer met die uitdagende spreuk.

[pagina 68]
[p. 68]

Het winkelcentrum Waldeck groeide als bloemkool in een warme junimaand. Hier, te midden van de tuinen die nu langzamerhand allemaal waren ontsloten en waar de auto de schuit had verdrongen, was het nog stil. Het zou er nog wel jaren stil blijven al verrezen rondom de flatgebouwen en woonkazernes als een vreemd hoog opschietend gewas in een hof van Eden. Zelfs bij een gure noordenwind, als de ketels stonden te brullen, was het in de kassen broeiwarm.

Uit het raam van de dakkapel zag hij plotseling Ria. Hij floot het bekende melodietje uit de tijd van hun eerste liefde, maar ze keek niet op, want de zwarte figuur die haar naderde moest Dirk van Bree zijn.

Even later, toen ze alleen was, floot hij nog eens. De lokroep van een mannetjesmerel. Terwijl ze zoekend rond zich heen keek holde hij naar beneden, het pakje in zijn zak.

In de Venlokas stond Bert tomaten te dieven maar van Ria was niets meer te zien.

 

De volgende avond trof hij het beter. Ze liepen ieder aan een kant van de sloot die de tuinen van hun vaders scheidde. Het was zaterdagavond. Huib had een van zijn schaarse vrije zondagen, maar Ria liep al weer in verpleegsterscostuum, gereed voor de aftocht naar Arnhem.

Huib stak zijn hand op en viel met de deur in huis: - Zeg, heb je me gisteren niet horen fluiten?

- Ja dat wel, zei Ria. - Maar ik kon niet weg. Ze zei het niet onvriendelijk, maar wel beslist. Ze had iets over zich gekregen dat hij niet direct kon thuisbrengen. Arnhem zou daar wel niet vreemd aan zijn.

- Waar een wil is, is een weg. Maar jij ontloopt me, hè? Ik had nogal wat voor je meegebracht.

Hij hield zijn linkerhand in de zak van zijn colbertjasje, wachtend op haar reactie. Ze stonden nu tegenover elkaar. Gescheiden door de sloot. Verder op lag de schuit.

- Uit Zweden? vroeg ze. Het klonk nogal ongeïnteresseerd.

- Ik kocht iets op de pont tussen Puttgarden en Rødby. Je zal nooit raden van wie ik het kocht.

- Hoe zou ik het weten?

[pagina 69]
[p. 69]

- Van dat Duitse meisje dat toen met haar broer op Ockenburgh was.

(Ja, die middag, dacht ze. Toen ze allebei nog dronken waren geweest van verliefdheid).

- Die blonde of die zwarte?

- Wat een geheugen, zeg! De zwarte als je 't precies weten wil...

- Gezellig voor je, zo'n tussenstationnetje...

Huib voelde dat er iets mis ging. Hij had zeker zijn mond moeten houden over Martchen. Toch was hij niet van plan haar zonder haar pijn te doen los te laten.

- Ik vroeg haar welke parfum ze me kon aanbevelen voor mijn vriendin. Is het nou goed?

Ria weifelde of zij maar direct zou doorlopen. Wat bezielde Huib? Ze zag dat hij meer man was geworden al had hij in zijn optreden iets van dat onbezorgde jongensachtige behouden. Wat bedoelde hij? Haar hart kneep opeens samen toen ze voelde dat ze nog niet los van hem was.

- En wat zei ze? vroeg ze bijna automatisch. Ze keek schichtig om. In de verte naderde haar vader. Ze hoopte dat hij het warenhuis zou ingaan.

- Ze zei dat een man zelf de parfum moet kiezen die hij aan zijn vriendin wil geven. De parfum die bij haar past en waarvan hij zelf houdt.

In een ondeelbaar ogenblik peilden ze op dit moment elkaars bedoelingen en verhouding.

- Anders zou hij zelf het lijdend voorwerp kunnen worden, zei ze.

Huib haalde het pakje uit zijn zak en bekeek het. Ria zei niets. Ze stond daar voor Huibs ogen als een ongenaakbare schoonheid. Het vergramde hem.

- Ja... toen ik gekozen had (hij zei het langzaam)... toen bleek het haar eigen lievelingsmerk te zijn...

Hij zag Ria's gezicht verstrakken maar ze trok zich nog niet terug. - Wat een succes voor je. En waarom vertel je me dat allemaal?

(Kom nou maar es voor de dag, vlegel, dacht ze woedend).

- Je vroeg er toch naar?

- Daar komt vader aan, zei ze.

[pagina 70]
[p. 70]

- De grote boeman voor Huib de chauffeur.

Ria gaf geen antwoord doch begon langzaam langs de slootkant in de richting van haar huis te lopen. Evenwijdig, aan de overzijde, liep Huib mee, zwijgend.

Nou doorzetten, dacht hij. Er moest eens een eind komen aan die onzekerheid.

- Is het waar, Ria, dat jij met een jonge dokter paard rijdt?

- En wat dan nog?

- Niks natuurlijk... Ik gun jou ook wel wat.

Ze waren nu dicht bij huis.

- Vang je? riep hij en gooide al lopende het pakje over de sloot.

Impulsief maakte ze een aarzelend vanggebaar. Het pakje viel in de sloot.

Dit was dan ook wel het einde. Ze bleef even staan, sloeg de handen voor de ogen en liep toen op een drafje naar huis.

Huib keek haar na en haalde de schouders op. Lief loeder... ik ben je kwijt, dacht hij.

Dirk van Bree moest het gezien hebben. Hij was nu op ongeveer gelijke hoogte aan de overkant van de sloot aangekomen. De beide mannen groetten elkaar nauwelijks.

Huib sloeg een zijpad in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken