Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glazen stad (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glazen stad
Afbeelding van De glazen stadToon afbeelding van titelpagina van De glazen stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (45.22 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glazen stad

(1966)–P.J. Risseeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 134]
[p. 134]

23

Als hij voor het eerst naar het wekkertje grijpt dat op de stoel naast zijn bed staat, wijzen de fosforiserende wijzers pas twee uur. Toch moet hij al wat geslapen hebben. Zijn rechterbeen gloeit weer merakels en moeizaam probeert hij de door Leentje stevig ingestopte dekens aan het voeteneind los te wringen.

's Nachts, als de pijn hem wakker houdt, is het de beste tijd voor de Boze om hem aan te vallen met alles wat hem bezwaart. Het roekeloze plan van Bert is nu weer even op de achtergrond geschoven voor dat geval met Huib. Het twistgesprek van gisteravond heeft die rampzalige meidagen van 1940 weer klaarhelder opgeroepen. Met open ogen had hij, wachtend op de slaap, alles opnieuw beleefd, hoe hij heel vroeg in de morgen was wakker geworden door het blaffende afweergeschut.

Toen de alarmerende radioberichten geen twijfel overlieten dat het land werd overrompeld, had hij zich haastig aangekleed en was hij met zijn karabijn naar beneden gerend, samen met Dirk van Bree. Zij waren de enige gemobiliseerden - de rest van de jongens waren recruten. Op de Laan van Poot, waar ze in een school waren gelegerd, was het nog stil. Het was een stralende ochtend. De zon scheen over de duinen en de vliegtuigen vlogen laag in de richting van het vliegveld Ockenburgh.

 

Er wordt driftig op de ramen getikt. Wie heeft jou het bevel gegeven tot schieten?

Luister naar de radio, Luit! roept hij naar boven. Kijk, daar komt een grootmajoor van het Indische leger op de fiets voorbij.

Goed zo, schiet dat tuig naar beneden!

Job schiet in het wilde weg en de jongens staan in hun

[pagina 135]
[p. 135]

onderbroek voor de ramen te kijken naar het dalen van de parachutisten.

Pas een half uur later klinkt het signaal: Waakt, waakt, daar komt de vijand! De sectie krijgt de opdracht naar het vliegveld op te rukken. Op de Laan van Meerdervoort lopen en fietsen opgewonden mensen in de richting van Kijkduin, waar aanhoudend wordt geschoten. Kijk daar es, roept Dirk van Bree. Dat wordt poepie link, Job. De kogels fluiten hen om de oren maar niemand weet waar ze vandaan komen. Iedereen kijkt naar het dappere Hollandse jagertje dat langzaam overkomt en netjes een rijtje bommen over hun hoofden op het vliegveld laat vallen. Ze kunnen nog net zien dat de piloot zich met een parachute kan redden en naar zee afdrijft. Van het vliegveld stijgen dikke rookwolken op. De sectie sluipt langs Meer en Bos. Job probeert tevergeefs een van zijn losgeraakte poeties vast te krijgen. Rotdingen!

 

Hij heeft zijn gloeiend hete been nu eindelijk boven dek gekregen. Nou lekker afkoelen en dan straks er maar weer onder. Nee... hij kruipt niet langs het struikgewas in de richting van Velders' boerderij, waarachter het vliegveldje ligt. Hij ligt in bed met reumatiek. Hij is een ouwe vent geworden. Vreemd dat een mens zo kan dromen dat hij weer jong is. Gisteren heeft hij nog van vader gedroomd.

Ik moet slapen, denkt hij. Het is nog veel te vroeg. Maar hij is nog in de ban van zijn droom.

 

Die zijn voor ons, Job! roept Dirk als ze achter de boerderij van Velders plotseling twee in bonte jakken gecamoufleerde Duitsers op de motorfiets zien aankomen. Richting stad. Jawel! Zeker om de koningin gevangen te nemen! Ze leggen beiden aan en schieten. De ene motorrijder valt neer en de andere sleept zijn kameraad achter het consumptietentje. De kapitein roept: Mooi zo! Hij gaat zo maar midden op de weg staan, de kijker voor de ogen. Job wil nog roepen kaptein, kaptein, dek je. Maar de kapitein is al neergevallen, midden op de Laan van Meerdervoort. Soldaten van de ambulance komen in actie, maar de sectie moet vooruit!

Hoe is het ter wereld mogelijk: Huib met een Duitse griet trouwen.

[pagina 136]
[p. 136]

- Wat doe je toch, vraagt Leentje, half slapend. Heb je weer pijne je been?

Job houdt zich stil en even later slaapt Leentje al weer hoorbaar.

Wat een stuk verdriet, die jongen. En dan nog een motje ook. Als je ouwer wordt trappen ze op je hart. Wie had dat ook al weer gezegd?

Wel verdienen aan de moffen, hè, maar geen Duitse schoondochter over de vloer. Wat keek die jongen vuil. En als kind toch zo'n aanhalig ventje. Het zal lang duren eer ik mijn ogen neersla voor een van mijn kinderen.

 

Samen met Dirk is hij opnieuw met grote sprongen over de Kijkduinsestraat gekomen. Er mekkeren geiten die niet gemolken zijn. Achter de wal langs het zwarte pad kruipen ze naar het hos. Daar staat zowaar een jonge Duitse officier zijn jongens af te blaffen of het een oefening is.

 

Opnieuw tast hij naar het wekkertje. Staat het stil? Nee, het is drie uur. Waken en dromen. Dromen en waken. Zo gaat het elke nacht. Maar deze nacht is het toch wel bar. Hij stapt voorzichtig het bed uit en kijkt achter het gordijn naar de lantaarns van het groeiende winkelcentrum Waldeck. Wat een lichtverspilling. Hij zal natuurlijk geen toestemming geven. Hij denkt er niet aan. Wie weet wat voor dweil van een meid die jongen straks over de vloer wil brengen. Die chauffeurs op de autobaan doen maar. Die jongen is er ingelopen, dat kan niet anders. Geen land gevaarlijker voor een man dan Duitsland met zijn overschot aan vrouwen.

Zijn been is nou lekker afgekoeld. Nou maar weer onder de dekens zonder Leentje wakker te maken.

 

Stein, als jij nog es op je eigen houtje de hort opgaat dan zal je er meer van horen! Een ordonnans hoort op zijn plaats te blijven, begrijp je dat? Hier heb je een nieuwe opdracht. Je gaat de majoor in het bos bij Ockenburgh opzoeken en zegt hem dat hij moet terugtrekken op Meer en Bos.

Dirk gaat mee. Het wordt al donker. Pas op het prikkeldraad, Job.

Wat doe je nou, Dirk? Trek me es op. Ik ben in een mestput gelopen.

[pagina 137]
[p. 137]

- Lach je? vraagt Leentje. - Het was net of je lachte. Heb je gedroomd?

Job schrikt van haar stem en houdt zich slapende. Geen gepraat midden in de nacht. Hij keert zich voorzichtig op de andere zij. Nou oppassen voor kramp in de tenen.

 

Is hier iemand? roept Dirk. Hé, joh, weet jij waar de majoor is?

Die jongen is dood, zegt Job. Voel maar. Wat liggen hier veel dode jongens, sommige nog met het geweer in de aanslag. Ik moet nodig naar Leentje. Ik ben hier vlak bij huis. Zou ze erg geschrokken zijn van die bommen? En de kleine Kees?

Wat is het hier donker. Is hij nou toch weer in Meer en Bos? Er zijn hier overal slootjes. Nee, de majoor wil niet terugtrekken. Dat is er bij mij niet bij, zegt hij. Maar hoe moet dat nou als hij straks onder vuur komt van de eigen artillerie uit Loosduinen? Heeft de majoor dat wel goed begrepen?

Ik ben de weg kwijt. Ik ben bang. Kijk, daar is iets wits. Een zandwalletje met een holletje er naast. Goed plekje om even te slapen. Ik beef van de kou en de angst. Waarom laat God dat allemaal toe? Mensen die mekaar niet kennen vermoorden elkaar.

Ik hoor de vogels zingen. Waar ben ik eigenlijk? Weet je wel naast wie je geslapen hebt? vraagt een soldaat. Job kruipt overeind en de soldaat veegt met zijn hand wat los zand van het heuveltje. Er komt een bril te voorschijn. Hier heb je mijn zakdoek, zegt Job schor. Hij herkent de kapitein die hier in een voorlopig graf ligt.

 

- Had je het benauwd? vraagt Leentje. - Je kreunde zo. Ga nog maar wat slapen, het is nog veels te vroeg. Het is nog nacht. Je voeten zijn koud. Heb je je weer blootgewoeld?

Hij bromt maar wat, nog gevangen in zijn warrelende gedachten die telkens weer overgaan in dromen. De ouden zullen dromen dromen, staat er in de Schrift. Bloed, vuur en rookdamp. Toen hij nog werkte heeft hij nooit zo gedroomd.

[pagina 138]
[p. 138]

Ik moet nou toch naar Leentje. Ik knijp er even tussen uit. Baker Dalebout legt de vinger op de lippen. Het is een jongen, zegt ze.

Met Dirk loopt hij over het heroverde vliegveld. Dirk komt met armen vol koeken en flesjes uit de kantine. Eerst die sloebers maar, die liggen al van vanmorgen vroeg in de brandende zon, wijst hij op de gewonden. Ze lopen langs uitgebrande vliegtuigen. Daar hangen nog verkoolde lijken in. Kijk hier es, zegt Dirk, die een geschroeide stafkaart opraapt. Helemaal de weg naar het Paleis aangegeven. Gedrukt in Berlijn, in 1936! Nou vraag ik je!

Er komt een vrachtwagen om de gewonden op te halen. De vrouw van boer Velders wordt er ook op gelegd. Zel je geen piesje doen, luitenant? vraagt ze, want ze ligt op de onderste rij. Dat mens kan nog lachen ook. Wat een dappere vrouw.

Ga jij maar naar de Monsterseweg, ordonnans, zegt de kapitein. Het is al weer donker geworden. De vierde nacht. De wacht is in slaap gevallen. Hij hoort een kolonne auto's aankomen uit de richting van Hoek van Holland.

Wachtwoord? Scheveningen! Als die vent Sjeveningen had gezegd was het een vijand. En wat hebben jullie uitgespookt? De koningin weggebracht. Doorrijen maar.

Daar komt de kapitein zelf op de fiets. Waar blijf je, wat is er aan de hand? Hier heb ik iets voor u, kaptein. Hij geeft hem een sinaasappel van baker Dalebout. Ik ben vader geworden. De jongen is drie weken te vroeg geboren.

Hij wou er bij wezen, hè, zegt de kapitein. Hij lacht.

En hier mn kameraad Van Bree is ook vader geworden. Ook te vroeg? Nee, zegt Dirk, mijn vrouw doet alles op de klok. Een jongen? vraagt de kapitein. Was dat maar waar, zegt Dirk.

 

De straatverlichting is nu gedoofd. Job is blij dat de dag aanbreekt. Leentje ligt nog met half geloken ogen. - Hoe laat is het? vraagt ze. - Man kom toch in bed. Je wordt weer steenkoud. Je ben zeker weer angevalle met Huib, niet? Ik heb het er ook kwaad mee...

- Met Pinksteren geboren, murmelt hij als hij huiverig

[pagina 139]
[p. 139]

haar warmte zoekt. Bloed, vuur en rookdamp was het.

Leentje moet zich inhouden om niet zachtjes te snikken. Waar moet die jongen straks heen met vrouw en kind? Een Duitse vrouw hier in huis? Dat zal Job niet overleven. Langzaam deelt zij haar lichaamswarmte mee aan de man die naast haar ligt. Dien armen tobberd!

Eerst als ze hem regelmatig hoort ademhalen, sluimert ze ook nog in.

 

De jongens zijn vol moed want niet alleen Ockenburgh maar ook de vliegvelden Ypenburg en Valkenburg zijn op de vijand heroverd. Het heeft zware offers gekost.

Maar de sectie in de duinen zit zonder rokerij. Als hij met een tas vol aankomt hoort hij een vreemde ordonnans bekvechten met de jongens. Er vallen harde woorden. Die vent moet een verrajer zijn. Hij zegt dat alles verloren is. Rotterdam ligt plat. Kijk maar, zegt hij en wijst op een reusachtige zwarte wolk die uit de richting van Delft komt aandrijven. Je staat onder bewaking. Jouw smoelwerk bevalt me niet.

Geef hier die brief, zegt Dirk. Maar als de kapitein even later met de brief terugkomt moet hij zich goedhouden. - Nou moeten jullie sterk zijn, jongens, gedraag je als echte grenadiers in dit moeilijke uur. Sommige jongens barsten in snikken uit. Anderen gooien hun geweer weg. Hebben we daarvoor gevochten?

Pappa, ga je nog es bombarderen? Boem! Boem! zegt kleine Kees. We hebben ook een broertje gekregen, kijk maar in de wieg. En tante Co heeft een zusje, maar dat is heel klein, piepklein hoor!

 

Er slaat een brommer aan. Het is nu volop dag. Job tast naar de lege plek naast hem die nog lauw is van Leentje, die Huib heeft weggeholpen. O nee... Huib is er niet. Huib is weggelopen.

De nacht is weer zwaar geweest. Is Huib weggelopen of heeft hij hem het huis uitgejaagd? Als Leentje binnenkomt met beschuit en thee zegt ze niets. Aan haar ogen ziet hij dat ze gehuild heeft, maar een troostwoord kan hij niet vinden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken