Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glazen stad (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glazen stad
Afbeelding van De glazen stadToon afbeelding van titelpagina van De glazen stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (45.22 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glazen stad

(1966)–P.J. Risseeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 146]
[p. 146]

25

Het zat er weer bijna op met de sla. Bert kon het aan zijn botten voelen. Elke morgen om vier uur op. En dan die telkens weerkerende spanning met de prijzen! Gelukkig had hij een goeie, harde ploeg. Dat kostte hem een hoop geld, maar ze werkten als paarden. Daar kon je geen eigen personeel voor houden. Dat was trouwens toch niet te krijgen. Ze kochten je arbeiders voor een tientje meer onder je gat vandaan.

In tegenstelling tot zijn vader en Van Bree, die zelden naar de veiling gingen, kon Bert het niet nalaten even in zijn wagen te stappen en lekker de spanning te ondergaan van de veilingklok. Het mocht dan verloren tijd zijn... je voelde hier dat je leefde. Hij had het nodig, na dat zwoegen in de kassen. En dan even naar de kantine voor een praatje. Hij was er een geziene gast. Bert had geluk tot nu toe. Hij deed natuurlijk of hij het niet weten wou, maar van zijn fris en ietwat rood gezicht straalde een zelfbewustzijn dat de een accepteerde en de ander wrevelig stemde. Het gebeurde ook wel dat hij eens met de keurmeester ging praten als hij meende dat zijn produkt een klasse te laag was geschat.

Hij bleef niet lang deze morgen. Moeder wachtte ook nog met de koffie. Zo gauw de sla geruimd was zou hij Lyda over huis brengen. Eerder niet. Misschien volgende week - hij zou wel zien. Lyda had geduld. Eigenlijk voelde hij zich hondsmoe, na vier weken tekort aan nachtrust.

 

Zodra Leentje hem hoorde aankomen en afremmen schonk ze al koffie in.

Een praatje mocht er toch wel af vooral nu ze zeker wist dat het iets ging worden met Lyda.

- Had je nog een goeie prijs? Altijd dezelfde vraag van vader.

[pagina 147]
[p. 147]

Bert verdroeg het, want vader had hem zijn zin gegeven. Bovendien had hij met passen en meten tot nu toe aan alle verplichtingen kunnen voldoen. Aan trouwen had hij zelfs niet willen denken eer hij de tuin in zijn macht had.

- Twee cent meer dan Van Bree..., zei hij. - En de komkommers twaalf cent meer.

Hij genoot van het grijnslachje dat over vaders gezicht gleed. Dat was het mooiste wat een tuinder kon overkomen.

- Wat heb ik gehoord, ga je met Lyda van Spronsen? gooide moeder het over een andere boeg.

- Ja..., ze gaat met mij, moeder.

- Wat zeg je dat eigenaardig. 't Zal toch zeker wel van jou zijn uitgegaan?

- Wie zal het zeggen, grijnsde Bert. Hij hield zijn kopje nog eens bij.

- Die arme Ria... ik had jullie zo graag samen gezien...

- Hou daar maar over op. Dat verhaaltje hangt me ellen de keel uit. Ria weet niet wat ze wil. Dat zal haar nog wel eens opbreken... Ik zeg maar: graag of niet!

- Dat zal je toch zeker niet tegen Lyda gezegd hebben?

- Lyda weet wat ze wil.

- Ze wil joù, dat is zo klaar als een klontje... maar als je 't mij vraagt kon ze beter vijf jaar jonger dan ouwer wezen als jij, Bert.

Bert stond op. Hij rekte zijn armen. Job Stein zat in zijn stoel en zei niets.

- Dat weet ik zo net nog niet, moeder... Ze houdt van de tuin en ze komt uit een echt tuindersnest, hè vader?

Job gaf nog geen commentaar want Leentje ging er op door. Ze vond Lyda maar een stijf meisje en dan al zo oud voor Bert.

- Er komt in een huwelijk méér kijken. Geld is ook niet alles.

- Nee... maar het is wel verduveld gemakkelijk.

- Kan je dat vloeken niet laten, Bert? Je weet hoe wij daar over denken.

- Vloek ik dan? vroeg Bert. Hij liet zich vanmorgen niet uit zijn goede humeur brengen. - 't Is toch alles maar goed uitgekomen. De sla was best en de komkommers zijn ook aardig aan de prijs.

[pagina 148]
[p. 148]

Hij zweeg over de tomaten.

- Het jaar is nog niet om, zei Job. - Der ken nog van alles gebeure... Ik vertrouw het niet met de tomate... Veel te veel an de mart. Dat wordt doordraaie...

- Kunnen wij daar wat aan doen? Der is toch niet voor niks biddag voor het gewas gehouwe...

- Bert... denk een beetje om je woorden..., waarschuwde moeder.

- Nou ja... al z'n leven zijn er toch jaren geweest dat er teveel was van dit of dat.

- Vruchtbare en onvruchtbare jare... geef ons het brood ons bescheiden deels..., zei Job.

- Maar toch liefst met een stukkie hartigheid er op...

- Jullie zette alles op één kaart... ik heb al zo vaak gezegd... der mot verscheidenheid blijve... Waar is het voor nodig dat het mensdom het hele jaar door hetzelfde ken krijge?

- Ik hoor het al weer... het is ook nooit goed bij vader. Waar zou u de mensen vandaan halen voor al het spul dat u vroeger teelde? Der ligt nou al heel wat grond braak in het Westland. Bert keek naar zijn moeder en schudde het hoofd. Hij was de kamer al uit voor Job nog iets kon zeggen.

 

Toen Bert tien dagen later op een zaterdagavond Lyda over de vloer bracht was Bea er ook. Met moeder had zij het geval van alle kanten bekeken.

- Een echte moneymaker, hè? zei Bea. Ze kende haar broertje. Vaak had ze dagen lang tomaten met hem geplukt zonder een onnodig woord te zeggen. Stug doorwerken en niet denken aan je rug.

- Wanneer gaat de kogel door de kerk?

- Daar weet ik nog niks van, zei moeder. - Bij Bert gaat alles hurry op als-ie z'n zinnen ergens op gezet heeft.

- Eerst maar trouwen, hè, dan komt de liefde ook wel, zal hij denken. Als Lyda nog aan de man komt, zullen Ria en ik maar moed houden, lachte Bea. - Wij zijn nog geen dertig.

- Hoe is het nou met Ria? vorste moeder. - Ze is nou toch naar Utrecht?

[pagina 149]
[p. 149]

- O... best hoor. We zagen elkaar toch niet zoveel door die ongelijke diensten.

- En die dokter van Ria?

- Dat was maar een co-assistent. Nee hoor, dat is niks geworden. Gelukkig maar voor haar. Een verwende mispunt. Hij zou trouwen met een meisje uit zijn eigen kring, maar met paardrijden heeft hij een ongeluk gehad. Dat duurt nog wel even voor hij beter is.

- Soort zoekt soort... dat is toch altijd zo geweest? zei Leentje.

- Die tijd is toch voorbij, moeder. U bent uw hele leven niet veel verder dan Den Haag geweest en 'es 'n keertje naar Valkenburg. Als je zoals Ria en ik je neus verder buiten de deur steekt gaat er een andere wereld voor je open.

 

Job Stein was niet te bewegen geweest zijn opknappertje aan te trekken.

- Ze mot me maar neme zoals ik ben. Dat meisje mag blij zijn met een jongen als Bert.

Lyda van Spronsen kende Bea wel van vroeger op de vereniging, maar meer ook niet.

Heimelijk nieuwsgierig schoof ze de mooie kamer in. Ze zag al gauw dat het hier een ouderwetse boel was vergeleken bij haar thuis. Toch niet ongezellig.

- Zo... ben jij nou Lyda, zei Job.

- Blijft u toch zitten...

Jobs onderzoekende oogjes keken in de goedhartige ogen van Lyda, zijn toekomstige schoondochter. De eerste indruk was goed. Ze had geen harde stem en het was ook geen wildebras, dat kon je zo wel zien.

- Ik heb nog met je vader schoolgegaan, zei Job.

- Ja, daar had mijn vader het ook al over, zei Lyda.

Toen nam Leentje het gesprek maar over.

Bert met een meisje naast zich was zo vreemd. Ze zou er erg aan moeten wennen.

Het bezoek duurde maar kort en Bert, gewend zonder omwegen naar het doel door te stoten zei: - Vader, nou 't zover is, willen we maar gebruik maken van de gelegenheid een huisje te laten zetten op dat heuveltje achter op de tuin. Dat schâloos hoekie.

[pagina 150]
[p. 150]

- Een huis bouwen? Is dit huis niet groot genoeg om er bij in te trekken? Ruimte zat om er nog bij aan te bouwen...

- Als het niet anders kòn, zou ik zeggen, graag vader...!

- Niet anders kon... niet anders kon... dat wordt zeker weer geleend geld, hè?

- Nee, meneer Stein, zei Lyda met haar zachte stemmetje. - Niet helemaal. Ik krijg wat mee van huis zodat we niet op te zware lasten komen te zitten.

- Je bedoelt zeker op niet nòg zwaardere laste... want wij zitte er tot ons nek toe in. Dat zal je vader ook wel wete...

- Kom vader... vandaag geen leeuwen en beren op de weg, suste Leentje.

- Zullen we nog even de tuin oplopen? vroeg Bert, na een uurtje.

 

Lyda was een groot bedrijf gewend hoewel haar vader nog dezelfde komkommerkasjes had die hij in het begin van deze eeuw had laten bouwen, na zijn bezoek aan Engeland.

- Is het waar Bert, dat er van een plant in de komkommerkas meer vrucht komt dan in een warenhuis?

- In de meeste gevallen wel. Het ligt er aan. Jouw vader is een echte vakman, hè? Maar met de tegenwoordige stand van de wetenschap kan je net zo goed komkommers telen in een grote kas of warenhuis.

- Het ziet er allemaal wel prima uit, prees ze.

Alles wou ze weten, ook van de nieuwste snufjes.

Het was toch altijd een mooi gezicht die rijen komkommers. Hij had nog geen manloze geprobeerd maar ze waren volkomen bittervrij. Wat een vooruitgang vergeleken bij vroeger. Alle ramen waren afgeschermd met nylon voor de bijen.

- Een komkommer is net als een vrouw. Iedere komkommer is weer anders. Je moet ze een beetje verwennen om ze naar je hand te zetten, zei Bert.

- Zou je denken? vroeg Lyda, met een lachje.

Toen ze in het warenhuis plotseling niet meer achter elkaar liepen maar oog in oog stonden, werd hij overweldigd door een ongekend gevoel van dankbaarheid. Hij was toch te zeer een zoon van zijn vader om niet te beseffen welk

[pagina 151]
[p. 151]

geluk hem in de schoot viel. Altijd als hij thuiskwam zou hij over de tuin kunnen praten.

- Je wil wel graag, hè, Lyda?

Ze gaf geen ander antwoord dan mond op mond. Haar lippen waren niet koud. Was dat Lyda wel? Ze mocht dan niet knap zijn, het was een vrouw van vlees en bloed. Hij zou een rijpe vrouw trouwen die even goed van hèm hield als van de tuin.

Toen hij haar naar huis bracht, wees ze hem op de snel toenemende bebouwing. Gezellig later, met al die grote winkels. Hij knikte alleen maar.

Op geen vijf minuten rijden van haar ouderlijk huis zou ze hier wonen met Bert, die knappe jongen van Stein.

Buiten, en toch in de stad.

 

Toen ze naar boven ging keken haar ouders elkaar aan.

- Lang gewacht en toch gekregen, zei Van Spronsen. Hij zou aardig in zijn zak moeten tasten om deze laatste dochter goed onder dak te brengen. Nu al was hij vast besloten het huis op haar naam te laten zetten en Job, die arme tobber te pressen de grond waarop het huis werd gebouwd aan hem te verkopen.

Hij was niet ontevreden. Bert had een goeie naam en was een harde werker.

- Ze kan nog kinderen krijgen, zei haar moeder.

- Mens, waar denk je an... Kom... we gaan naar bed. Morgen vroeg dag.

- Niks hoor, morgen is het zondag.

- Dat is waar ook, zei hij. - Geef me dan nog maar een bakkie.

Hij stak er een verse sigaar bij op. Lyda was onder dak. Een goed kind, al had ze haar kuren. Maar welke vrouw had die niet? Manloos was ze in elk geval niet meer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken