Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glazen stad (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glazen stad
Afbeelding van De glazen stadToon afbeelding van titelpagina van De glazen stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (45.22 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glazen stad

(1966)–P.J. Risseeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 212]
[p. 212]

36

Ria keek verward naar Bea.

- Blijf in vredesnaam rustig zitten. Dit is geen ogenblik om te vluchten.

Bea ging naar de gang, Huib tegemoet.

- Waar is die jarige zoon van me?

- In zijn bedje, maar ik denk dat hij nog wakker is.

Huib liep regelrecht naar het zijkamertje. Bea trok de gordijnen op een kier.

Martie lag met zijn piepbeest, de ogen bijna geloken.

- Kijk eens wie daar is? vroeg Bea. Pàppa?

Huib tilde het kind voorzichtig uit het ledikantje, blij dat het hem herkende en zijn handjes naar hem uitstak. Bea nam hem over terwijl Huib een monsterachtig grote teddybeer uitpakte.

- Kijk es?

Martie greep er naar en met het kind op de ene arm en in de andere de beer kwam Huib de kamer binnen waar Ed hem al tegemoet kwam.

- Gefeliciteerd met je zoon, Huib.

- Dank je... dank je... Toch nog op tijd thuis, hè? Pech gehad met de koppeling. Je weet nooit hoe lang dat kan duren. De wegenwacht heeft ons fantastisch geholpen...

- Er is nòg een gast, Huib, zei Bea opgewekt.

Terzijde van het dressoir had Ria zich als een muurbloem teruggetrokken.

- Nee maar... dat is een dubbele verrassing... Ria... hoe is het met joù, kind?

- Goed, zei Ria. - Gefeliciteerd met Marties eerste verjaardag.

- Hier Bea, neem jij die woelwater maar even. Ik ga me eerst wat verfrissen.

- Dan ga ik nou maar, zei Ria.

[pagina 213]
[p. 213]

- Nee... wat is dàt nou. Blijf zitten! Het is toch feest vandaag? Bea en Huib riepen het tegelijk.

Ria weifelde. Hoe gaat het met joù, kind? Het had wel heel erg vertrouwd geklonken. Alleen dat ‘kind’... nee een kind was ze zeker niet meer.

Ze overwon haar aarzeling. Nu plotseling vertrekken zou misschien steken.

Bea haastte zich het eten voor Huib klaar te maken, Martie aan Ria overlatend. Ria was doodsbenauwd dat het kind zou gaan huilen en voelde zich opgelaten. Ze had het niet moeten doen. Maar vanmiddag had ze ook niet willen komen toen er visite was. Zo omstreeks etenstijd was het veiligste uurtje om even een presentje af te geven.

Martie was sprakeloos van de teddybeer. Ze liet hem.

Ed keek vluchtig de krant in. Huib at maar even in de keuken. Het liep allemaal anders dan ze vanmorgen gedacht hadden.

 

Toen Martie met zijn nieuwe beer naar bed was en Huib na het eten tevreden naast zijn bar zijn benen onderuit stak, werd er geklonken op Martie.

- En op de promotie van Ed, zei Bea.

- Is het waarachtig? vroeg Huib. - Vertel es op...!

Aan Bloemendaal had Huib alleen maar de herinnering dat hij er als kind met moeder een keer op bezoek was geweest. Heel vroeger. Hij had op een bankje naast een man gezeten die vertelde dat hij zeven spijkers door zijn hand had geslagen. Aan die hand was niets te zien. Ze hadden ook de keuken mogen zien en een ijzeren pot met wel honderd balletjes gehakt.

- Gefeliciteerd, man. Ik hoop nooit in je handen te vallen.

- Je weet nog niet alles, zei Bea stralend.

- En dat is?

- We krijgen het huis van dr. Kuipers die naar Amsterdam gaat.

- Is dat even een boffer... nou ja... ik bedoel voor jullie..., gaf Huib zich onverhoeds bloot.

Er viel even een stilte.

Ria keek opnieuw naar de klok.

Ze begon het benauwd te krijgen. Ze moest hier weg. De

[pagina 214]
[p. 214]

vlammen sloegen haar opeens uit. Ze had geen wijn moeten nemen...

- Het komt allemaal wat onverwacht, zei Ed rustig.

- Een dag vol onverwachte dingen, zeg dat wel, beaamde Huib die het restant van zijn biertje leegschonk. Hij had ontaarde dorst.

Rond de foto van Martchen stonden lieve ansichtkaarten uit Wildeshausen. Ria keek er voor de zoveelste keer naar en zei: - Nou moet ik toch heus gaan, mensen.

Huib hield haar niet tegen en stond op om haar uitgeleide te doen. Na Ria's afscheid van Bea en Ed sloot hij de kamerdeur achter hen dicht.

- Dit is jouw jas zeker?

- Ja, dank je.

- Ben je met de wagen?

- Ja...

- Wat denk je ervan... zouden we die twee maar niet samen een rustig kwartiertje gunnen. Ik bedoel na dat grote nieuws van Ed? En zullen wij intussen een eindje omrijden, Ria?

Het klonk zo argeloos. Er viel niets tegen in te brengen wat steek hield.

- Goed.

Ze hoorde het zichzelf zeggen. Het was of ze een ogenblik buiten zichzelf trad.

- Nee... rijd jij maar, zei ze.

- Je denkt zeker: dat is zijn vak, hè?

- Nee... dat dacht ik nou juist niet.

- Sorry dan...

Hij zette koers naar de Hoek van Holland. Ze wisselden nauwelijks een woord.

- Een mooie avond.

- En zo weinig wind. Dat gebeurt hier maar weinig.

Huib zette het Dafje neer langs de Waterweg. Er gleed een oceaanstomer voorbij. Alle lichten brandden.

- Bea zal nou wel gauw gaan trouwen, zei Huib behoedzaam.

- Wat een bof met dat huis, hè?

- Het zal je gebeuren... een vrouw... een benoeming en een huis, alles binnen 't jaar.

[pagina 215]
[p. 215]

- Een jaar duurt soms lang.

- Zeg, doe jij aan een vermageringskuur? vroeg Huib opeens.

- Hoezo?

- Je bent wat smal in je gezicht.

- Ik zal er om denken.

- Heb je het wel naar je zin in Utrecht?

- Het gààt...

- 't Houdt dus niet over.

Ria zweeg en Huib zocht in een gevoel van onzekerheid vergeefs naar woorden om de stilte op te vullen.

- Hoe vind je Martie?

- Een fijn ventje... en zo vriendelijk!

- Helemaal geen westlandse boy. Precies zijn moeder.

- Ze hadden hem daar zeker toen wel graag gehouden?

- En of!

- Kom je er nog wel es?

- In de eerste tijd vaak, maar nou al wat minder. Hoe gaat dat. Je brengt kiekjes mee... ze sturen pakjes en zo nu en dan kwam mijn schoonzuster Frida over. Eerst om de kleren te halen en later om naar Martie te kijken. Een goeie dikke schommel, daar niet van. Net haar moeder. En maar taarten bakken. Taarten und kein ende!

Ria lachte zacht. Dat was de oude Huib. - Met Pasen was ze ook nog over. Bea moest naar de ouders van Ed in Amsterdam...

- Kon je schoonzuster fijn voor Martie zorgen.

- Dat had ik veel liever zelf gedaan. Ik draai er mijn hand niet voor om om hem te verschonen. Eigenlijk had ik zwaar de damp in, want zoveel zie ik het kereltje niet. En je weet hoe sommige vrouwen zijn. Ze dacht minstens dat ze mij ook moest bemoederen.

- Dan had ze een goeie aan jou, zeg.

- Hoe bedoel je?

Oppassen nou, dacht Ria. Ze moest dubbel op haar woorden letten, vooral nu.

- Nou... je houdt toch niet van aanhalige vrouwen?

- Nee... dat is mijn slag niet. Ik zat lelijk met haar opgescheept als je begrijpt wat ik bedoel.

- Nou... nou... opgescheept?

[pagina 216]
[p. 216]

Huib verschikte van houding, stak aan de bijna opgerookte sigaret een nieuwe aan en hield haar het pakje voor. - Sorry...

- Nee... dank je. Ik rook niet meer.

- Niet gezellig maar wel verstandig. Hij zweeg even en zei toen ronduit: - Kijk es, Ria. Frida liet me maar al te goed merken dat ze de plaats van haar zuster graag zou overnemen. Dat Bea een vriend had was koren op haar molen. Mij niet gezien. Ik hou niet van dat gefleem.

- Ja... dat was dan wel een penibele toestand.

- Dat was het ook. Ik ben tenslotte ook niet van steen. Nee, dat wist Ria nog wel. Ze gaf geen weerwoord.

- Bea wil Martie wel meenemen.

- En hoe staat Ed daar tegenover?

- Ed? Die vindt het al lang goed. Maar ik pas er voor om 's avonds in een leeg huis aan te komen, zonder box, zonder kinderstoel, zonder weet ik veel. Ik heb genoeg misère achter de rug. Ik heb gedaan wat ik wou en dat heb ik geweten ook.

- Een sterfgeval is ook wel het ergste. Maar dàt heb je je zelf niet aangedaan. Wat je...

- Nou... zèg het maar! drong hij aan toen ze aarzelde verder te gaan.

- Wat je je zelf aandoet, dat is eigenlijk erger. Dat gaat je ook niet in de kleren zitten.

Opnieuw keken ze zwijgend naar de voorbijglijdende schepen. Komen en gaan. Gaan en komen.

- Als ze me gezegd hadden dat ik jou vandaag zou ontmoeten...

- Was je weggebleven misschien.

- Ik niet. Jij soms?

- Ik denk van wel..., zei ze aarzelend.

- En waarom zou je mij uit de weg lopen?

Er was geen bitterheid in zijn stem, meer iets dat op onrust leek.

Wat moet ik zeggen, dacht ze aldoor. Is het bij hem dan allemaal zo vlak? Dat kon toch haast niet?

- Het kan vreemd lopen..., zei ze, een rechtstreeks antwoord ontwijkend.

- Ik heb je al gezegd, Ria... een jaar of wat geleden wist ik alles veel beter. Dat dàcht ik tenminste...

Was dat die wilde Huib van vroeger of had hij alleen maar

[pagina 217]
[p. 217]

een zwak ogenblik? Hij was nu een jaar zonder vrouw geweest. En vanavond, hier aan de waterweg op deze lenteavond met al die voorbijvarende schepen... Ze moest zich zelf wel in de hand houden. Kennen we elkaar nog wel? dacht ze.

- Zonder kleerscheuren zijn we er niet afgekomen sinds we uit elkaar zijn gegaan, zei ze.

Hunkerend naar warmte legde hij zijn arm weer achter haar zonder haar nog aan te raken.

- Met jou zal dat wel loslopen, dacht hij hardop.

- Nee Huib, was dat maar zo.

Hij negeerde haar bekentenis en zei alleen maar: - Ik vraag me af waarom het tussen òns is misgelopen.

- Ga je ouwe koeien uit de sloot halen?

- Nee... geen ouwe koeien. Ik denk er aan hoe we in het najaar altijd verstoppertje speelden tussen de gangetjes van de op mekaar gestapelde eenruiters.

- En tussen de strobalen..., vulde ze aan.

- We zijn ook nog es op een zelf gemaakt vlot naar de veiling gevaren, lachte hij.

- Daar was Bert ook bij.

- Ja, Bert is onderdak.

Het klonk nogal onvriendelijk, maar in elk geval niet meer zo kinderachtig.

- Als we het zelf maar niet bedorven hadden, dan...

- Nou... dan? drong hij dwingend.

- Daar heb ik toch zelf ook aan meegeholpen.

- En ik soms niet met m'n dolle kop?

- Je weet niet alles, Huib.

- Is dat nodig? Moeten we beslist alles en alles aan mekaar opbiechten?

- Van jou weet ik wel alles.

Huib gooide het restant van zijn sigaret door het geopende portierraam.

- Dat denk je maar. En jij heb zeker een akkefietje gehad met die snuiter in het Arnhemse ziekenhuis, niet? Was dat een doodzonde? Kom nou!

Ria slikte.

Ze had het kunnen verwachten dat Huib er zo over zou praten.

[pagina 218]
[p. 218]

- Ik kan het me moeilijk vergeven.

- Daar ben je te trots voor, hè? Zo iets had Ria van Bree niet mogen overkomen, zeg dat maar gerust! Maar voor mij hoef je dat niet op te biechten, hoor. We moeten allemaal op onze beurt onze kop wel es buigen. Ria! Wèg met die obstakels!

Hij schoof dichter naar haar toe. Het hoge woord moest er uit al wist hij dat hij haar bezeerd had.

- Is er voor ons nog een weg terug, ja of nee?

- Ik hóóp het, Huib, maar ik weet het nog niet.

Hij merkte wel dat ze bewogen was.

- Moet je iets weten om het te kunnen hopen? Jij hoopt het, zeg je. Dan mag ik het dus óók hopen?

Hij wachtte op een antwoord dat niet kwam. O Here God, dacht hij - laat het nou toch goed worden tussen ons.

- Je hebt nog niets over Martchen gezegd, zei ze, gereserveerd.

- Wat moet ik zeggen? Dat ik van haar gehouden heb? Dat heb ik. Ze was lief - ze hield van haar muziek en achteraf denk ik dat ze daar in Delft wel heel dikwijls alleen is geweest. Daar moet je tegen kunnen.

- Je hebt ook een zoon van haar.

- Ik zou liegen als ik zei dat ik daar niet blij mee ben. Is Martie soms óók nog een struikelblok?

- Nee... dàt niet. Maar zo goed als Martie er is, zo goed zal Martchen er altijd zijn. Dat kan eenvoudig niet anders.

- Waarom zeg je dat allemaal? Met de doden kan je niet leven. Daarom hoef je ze niet te vergeten. Maar Martie heeft een moeder nodig en ik een vrouw.

- Ja, zo is het.

Hij wachtte op wat er volgen zou. Ik heb nu genoeg gezegd, dacht hij.

- Huib, als het tussen ons helemaal goed zal worden, maar dan ook helemààl... dan... ja... hoe moet ik het zeggen...?

- Nou?

- Dan zullen we over Martchen gewoon moeten kunnen praten. Martie moet weten wie zijn moeder was en ook de ouders van Martchen hebben recht op hem. Dat is wat ik bedoel, Huib.

[pagina 219]
[p. 219]

Het kwam er bij Ria uit alsof ze het al heel lang te voren had uitgevochten.

Hij zweeg even - verward, omdat hij haar toch op de een of andere manier had onderschat.

- Als je dat allemaal kan opbrengen..., zei hij.

- Zonder dat zou ik het niet aandurven. Er is teveel gebeurd.

- Nou niet weer gaan biechten asjeblieft. Ik heb zelf teveel boter op mijn hoofd. Nou moet je nog één ding goed weten: toen ik daarnet zei dat ik een vrouw nodig had bedoelde ik niet ‘een’ vrouw, maar jou alleen.

- Dat heb ik wel begrepen, zei ze zacht.

Er brak iets van een lachje door, maar het was nog niet helemaal vlak. Hij wil het niet allemaal weten, dat van Penninx, begreep ze. Voor die nederlaag had ze al zwaar geboet. Het had haar ook kopschuw gemaakt. Angst om nog eens onherstelbare fouten te maken.

Maar was er vanavond al niet genoeg losgewoeld?

Ze begon ruimer adem te halen en niet langer weerstand te bieden tegen het langzaam stijgend geluksgevoel tijdens de rit naar de Hoek en hun gewild oponthoud aan de Waterweg.

Toch was het nu Huib die nog wat op z'n hart had.

- En je vader?

Aan die vraag viel niet te ontkomen.

- Vader is erg op me gesteld.

- Dat heb ik ondervonden. (Hij zei het met een bijna grimmige humor.)

- Ik weet nou wel zeker dat vader het niet meer op het kantongerecht zal laten aankomen.

Ze wist, terwijl ze dit zei, dat het een moeizaam laveren zou worden tussen de drie uiterste polen: Huib, vader en Wildeshausen. Maar geen van deze drie zou ze ooit loslaten al zou het ook voor vader en Huib moeilijk zijn.

We zullen samen nog heel wat moeten opbrengen wil het goed blijven gaan, dacht ze. Maar ik wil hem hebben. Ik heb hem altijd willen hebben.

Maatschappelijk deed ze, in het oog van anderen, een stap terug, maar niet als vrouw, niet als vrouw. Hij zat hier naast haar. Eindelijk.

Ze onderging Huibs nabijheid weer met dat zelfde onver-

[pagina 220]
[p. 220]

klaarbare geluksgevoel dat ze maar al te goed kende van vroeger.

Hij dacht: krijg ik weer grond onder de voeten?

- Het lijkt er toch wel op dat we naar mekaar toegedreven worden, Ria.

- Misschien worden we eindelijk volwassen...

- ... Ik kan er nog niet bij...

- Weet je waar ik wèl bij kan? zei ze, zijn hoofd naar zich toetrekkend.

Hij proefde met gesloten ogen voor het eerst weer het genot van haar warme mond.

- Ja... ja..., dacht ze, toen hij zijn arm om haar heen knelde. Zo was het vroeger... zo zal het voortaan altijd zijn als hij thuiskomt.

- Ik bàrst van geluk, zei hij, naar adem hijgend.

 

- Daar zijn ze, zei Bea, die haastig haar kapsel op orde bracht. Ed knipte nog een lamp aan.

Ze kwamen achter elkaar binnen. Eerst Huib, daarna Ria.

Bea en Ed, nog knipperend met hun ogen, begrepen wat er gebeurd was door de manier waarop het tweetal voor hen bleef staan.

- Weten jullie al hoe het straks met Martie moet? vroeg Huib.

Ed dacht: natuurlijk - verschuil je maar achter het kind, hoor!

Bea speelde het spelletje maar even mee.

- Martie gaat natuurlijk met ons mee. Daar zijn Ed en ik het over eens.

- Niks hoor, zei Huib, die z'n arm om Ria heensloeg. - Aflossing van de wacht, hè Ria?

Het klonk ironisch en plechtig tegelijk.

Ria kon niets zeggen - knikte alleen maar.

Niemand keek op dit ogenblik naar de grote foto van Martchen. Maar er was geen verraad in het spel.

Ze konden opnieuw beginnen, afgehard en bittervrij.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken