Veldviooltjes
(1834)–C.P.E. Robidé van der Aa– AuteursrechtvrijGedichten voor vlijtige kinderen
[pagina 10]
| |
Een Liedje.
Staag onverpoosd te werken,
Dit had noch aard, noch schijn;
Want alles heeft zijn perken:
Er moet verwisling zijn.
De zorg soms te verbannen,
Maakt lustig en tevreên:
Een boog, te sterk gespannen,
Springt ligtelijk van een.
Heil onzer, dat het leeren,
Vrij van te slaafsch gekwel,
Zoo wij ons vlijtig weren,
Verwisseld wordt door spel!
| |
[pagina 11]
| |
Men schaam' zich lui te wezen,
En doe als kind zijn pligt;
Dan, van elkeen geprezen,
Valt de arbeid immer ligt.
Dan ziet men ons tevreden,
Als 't rustuur is voorbij,
Weêr vrolijk schoolwaarts treden;
Dan klinkt het lied weer blij:
Steeds onverpoosd te spelen,
Dit had noch aard, noch schijn;
Wie zou zich niet vervelen? -
Er moet verwisling zijn.
|
|