Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Helse vertelsels. Deel 2. De nijvere nachten van Teobaldo en andere onstichtelijke historiën uit vrijmoediger eeuwen (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Helse vertelsels. Deel 2. De nijvere nachten van Teobaldo en andere onstichtelijke historiën uit vrijmoediger eeuwen
Afbeelding van Helse vertelsels. Deel 2. De nijvere nachten van Teobaldo en andere onstichtelijke historiën uit vrijmoediger eeuwenToon afbeelding van titelpagina van Helse vertelsels. Deel 2. De nijvere nachten van Teobaldo en andere onstichtelijke historiën uit vrijmoediger eeuwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (119.10 MB)

ebook (3.40 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Helse vertelsels. Deel 2. De nijvere nachten van Teobaldo en andere onstichtelijke historiën uit vrijmoediger eeuwen

(1963)–Paul Rodenko–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

De wachtkamer

 
En dan: 't had zooveel erger kunnen zijn.
 
 
 
j.c. bloem

Het was nog steeds warm in de wachtkamer van de helGa naar eindnoot1.. Niet zó gruwelijk warm als in de eigenlijke hel, maar toch warm genoeg om don Luis de Villanueva y Carrabas, aan de leestafel gezeten, ertoe te brengen, een hollandse krant ter hand te nemen (op de leestafel bevonden zich altijd de laatste edities van gene zijde - voor ons levenden deze zijde - waarschijnlijk op grond van de overweging dat een eeuwigdurend ‘schrikbewind van uur en feit’ voor deze zondaars, die tijdens hun leven teveel aan herdersuurtjes en amoureuze heldenfeiten hadden geofferd, de meest passende straf was; in werkelijkheid lieten de hellewachtkamerbewoners zich door dit schrikbewind bijzonder weinig imponeren en zo zij al eens een krant ter hand namen, was het alleen om er grapjes over te maken of om de moderne tijd met de goede oude tijd te vergelijken en aldus aanleiding te vinden tot het ophalen van herinneringen en het vertellen van weer nieuwe verhalen; dat de kranten niettemin regelmatig op de leestafel bleven verschijnen, was dan ook alleen aan de bureaukratische geest van het met de nieuwsgaring belaste subalterne duiveltje te danken: het was nu eenmaal traditie en alles wat des duivels is, is conservatief) - maar waar waren we gebleven? O ja, don Luis de Villanueva y Carrabas, die het warm had, nam dus een hollandse krant ter hand, omdat de klanken van het hollands hem altijd aan kruiend ijs deden denken en de hollandse kranten zich buitendien onderscheidden door hun koele,

[pagina 6]
[p. 6]

ietwat winderige nuchterheid. Don Luis kende de Lage Landen nog uit de tijd dat hij castiliaans gezant aan het Hof van Holland was geweest; zijn actieve beheersing van de hollandse taal reikte toen weliswaar niet verder dan ‘dag’ en ‘sorrie’, maar zoals iedere spiritist weet groeit een kiem van kennis in het hiernamaals onmiddellijk tot een boom van geleerdheid uit en zijn er voorbeelden te citeren van eenvoudige volksvrouwen, die als geest plotseling vloeiend latijn sprakenGa naar eindnoot2..

Don Luis keek dus een hollandse krant in om in het gure briesje van het hollandse krantenproza wat verkoeling te zoeken, toen hij plotseling een gebaar van verrassing maakte en mompelde: ‘Hoe is het mogelijk!’

‘Wat is er aan de hand?’, vroeg zijn buurman, een Fransman, die geïntrigeerd een door de censuur gewit nummer van L'Express zat te lezen.

‘Hier’, zei don Luis, terwijl hij de Fransman zijn hollandse krant toeschoof.

‘Ik ken geen fins’, zei deze, nadat hij een vluchtige blik op de krant had geworpen.

‘Het is hollands’, zei don Luis.

‘Nooit van gehoord’, zei de ander. ‘Is het een negertaal?’

‘Welnee’, zei don Luis. ‘Hollands, ollandais...’

‘Ah, ollandais... bien sûr’, zei de Fransman. ‘Maar u blaast er zo bij, daarom begreep ik het niet.’

‘Dat is de hollandse tocht’, zei don Luis. ‘In Holland doen zoveel dominees tegelijk hun mond open dat het er altijd en overal tocht, tot in de taal toe.’

‘Gezegend land’, zuchtte de Fransman, die het ook warm had. ‘Echt een land om een vakantie uit de hel in door te brengen - als we hier ooit vakantie hadden. Ik wou dat ik hollands kende, al lijkt het me wel een vermoeiende taal: met de adem die ik nodig heb om alleen maar het

[pagina 7]
[p. 7]

woordje ‘hollands’ met die blaas erbij uit te spreken, zou ik een hele regel van Racine kunnen declameren.’

‘Maar u kènt hollands’, zei don Luis. ‘Het woordje “hollands”, dat u zonet hebt uitgesproken, bevat immers alle kenmerken van de hollandse taalgeest. Probeert u maar: hol, lol, bols... louter oerhollandse sleutelwoorden.’

‘Olleke, bolleke, riebesollekeGa naar eindnoot3., olleke, bolleke, knol... ik ben er’, sprak de Fransman in zuiver Hollands. ‘De taalgeest is vaardig over mij... hatsjie! Wat staat er nu in die krant?’

‘Leest u zelf’, zei don Luis terwijl hij zijn buurman de passage die hem zo getroffen had aanwees.

‘Het centraal bureau voor de statistiek...’, las de Fransman. ‘Wat is dat, statistiek?’

‘Een soort getallenmystiek’, zei don Luis. ‘Een modern woord voor wat men vroeger kabbalistiek noemde. U weet, de termen veranderen, de inhouden blijven gelijk: dat is de cultuurgeschiedenis in a nutshell.’

‘Ja, ja’, zei de Fransman. ‘Maar ik lees hier alleen dat volgens de gegevens van dat statistiekbureau de bevolking van Nederland vóór het einde van de eeuw de twintig miljoen gepasseerd zal zijn. Is dat veel?’

‘Véél?’, zei don Luis. ‘Hombre, in mijn tijd waren het er nog geen honderdduizend!’

‘Dan zal het er nu nog veel erger tochten dan in uw tijd’, zei de Fransman.

‘Dat denk ik ook’, zei don Luis. ‘Vooral met die nieuwe tochttoestellen die men radio's noemt. Maar dat is het punt niet. Wat me zo verbaast is dat de Hollanders, die in het abc van de liefde nauwelijks aan de c toe zijn en tot op de dag van heden voorlichtingscursussen nodig hebben om er achter te komen wat een man en een vrouw

[pagina 8]
[p. 8]

geacht worden met elkaar te doen, zich op zo'n fantastische manier vermeerderd hebben.’

‘Dat is het nu juist: ze wéten niet wat ze doen’, zei de Fransman. ‘Als ze nauwelijks aan de c toe zijn, zijn ze dus bij de b blijven steken en weten ze van de liefde niets anders te maken dan bébé, bébé en nog eens bébé. Gewoon een gebrek aan amoureuze fantasie. Wij Fransen, die zoals u weet de liefde van a tot z beheersen, hebben al eeuwenlang een stationaire bevolking; vandaar onze bekende esprit. Want als je de esprit over te veel nakomelingen verdeelt, kan hij op den duur alleen maar verwateren. Wat de biologische consequenties betreft, betekent de z van het abc der liefde dan ook: zet er op het juiste moment een punt achter.’

‘U zult wel gelijk hebben’, zei don Luis. ‘Trouwens, waar denken wij normale mensen aan, wanneer we het in verband met vrouwen over een positie hebben?’

‘Aan de Ananga-Ranga of Aretino natuurlijk’, zei de Fransman schouderophalend. ‘Aan een van de vele posities van het liefdesspel: waar zouden we anders aan denken?’

‘Precies’, zei don Luis. ‘Maar in het hollands betekent in-positie-zijn: een baby verwachten. U ziet’, vervolgde hij, toen het homerische gelach waarmee deze woorden begroet werden wat bedaard was, ‘hoe zo'n enkele uitdrukking de karakterstructuur van een heel volk tekent. Dat de Hollanders het in de liefde niet verder dan de b van bébé brengen zal overigens wel met hun bekende liberale koopmansgeest samenhangen, waardoor zij het principe van “laissez faire, laissez aller” ook op de liefde toepassen. Hoe het ook zij, wat hun kennis in rebus Veneris betreft zijn de goede Hollanders - en speciaal de hollandse vrouwen - wel het meest naïeve volk op aarde.

[pagina 9]
[p. 9]

Ik zou u staaltjes kunnen vertellen...’

‘Zou?’, vroeg de Fransman. ‘Dat is niet collegiaal, mon ami. Een goed verhaal dient verteld te worden, en wel zo gauw mogelijk.’

‘Juist’, vielen enkele andere hellewachtkamerbewoners in, die door de conversatie aangetrokken naderbij waren gekomen en zich eveneens aan de leestafel hadden neergelaten.

‘Met plezier’, zei don Luis. ‘Ik herinner me onder andere een verhaal, dat in 's Graven Haeghe speelt, een klein, maar niet onbelangrijk plaatsje aan de Noordzee, in de bosrijke omgeving waarvan de graven van Holland de fraaiste hertebokken plachten neer te leggen. Als ik goed geïnformeerd ben, is de plaats trouwens ook thans nog vermaard om de kapitale bokken die er geschoten worden. Dat 's Graven Haeghe intussen geen bok, maar een ooievaar in zijn wapen voert, vindt waarschijnlijk zijn verklaring in de ontwapenende naïveteit van de Haeghenaressen, voor wie, zoals uit mijn verhaal zal blijken, het verband tussen oorzaak en gevolg verre van duidelijk is, zodat een gewiekst prater ze van alles wijs kan maken; en aan gewiekste praatjesmakers heeft 's Graven Haeghe nooit gebrek gehad. Hier volgt dus de onstichtelijke historie van...

eindnoot1.
Nadere bijzonderheden over de hellewachtkamer in Helse Vertelsels I, De El van Liefde.
eindnoot2.
Een feit dat overigens minder miraculeus is dan het lijkt. De geest van een taal (de zog. ‘Zahlgeist’, ook wel Rübezahl genoemd, waarbij Rübe-, van de wortel rebh = bedekken, overheen welven, zoveel als ‘pan’ betekent: cf. ohd. hirnirëba = hersenpan, dus: de pan waarin de taal gestoofd wordt) manifesteert zich immers in ieder woord, iedere klank van een taal, en zoals de paleontoloog uit een enkele tand een hele brontosaurus kan reconstrueren, zo de moderne taalgeleerde, vooral als hij van germaansen bloede is, uit een enkel woord de geest, ja zelfs de oergeest van een hele taal. En aangezien de geest zich in het hiernamaals vrijelijk en zonder stoffelijke handicap kan ontplooien, kost het de afgestorvenen weinig moeite iedere taal, waarvan zij wel eens een woordje hebben opgevangen, naar de geest te beheersen en in een ommezien van het deel naar het geheel te wippen.
eindnoot3.
Hollands voor Rübezahl: zie noot 2.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken