| |
| |
| |
De nijvere nachten van Teobaldo III
De keerzijde van de medaille
Het was een bijzonder fraaie keerzijde, die nauwelijks onderdeed voor de medaille zelf: een medaille die Teobaldo deze keer niet langs de slinkse wegen der onoirbare liefde, maar in alle eer en deugd verworven had. Er is dan ook niets op tegen, het wapenfeit te noemen dat hem deze medaille bezorgde: het was zijn huwelijk met de beeldschone Lucrezia.
Het tijdstip waarop zich de keerzijde onthulde, lag overigens enkele jaren later, en wel na de affaire met de volmaakte kamenier, waar althans sommigen uwer van gehoord hebben. Hoe deze affaire precies afliep is niet bekend; wel werd de affaire zelf al spoedig in heel Perugia bekend, met het gevolg dat het mannelijk deel van galant Perugia, dat Lucrezia allang als ongenaakbaar had opgegeven, zich weldra verdrong om ook een plaatsje in de zon van Lucrezia's schoonheid te mogen innemen. Lucrezia van haar kant, die na de eerste huwelijksroes al spoedig door haar man, wiens nijvere nachten zich nooit lang op hetzelfde toneel afspeelden, verwaarloosd was en pas door toedoen van haar volmaakte kamenier de liefdesvreugden had herontdekt - Lucrezia was niet ongenegen haar ontdekkingsreizen in het gebied van de illegale liefde voort te zetten.
Nu woonde er in het belendende huis een jonge, joyeuze advocaat, Guido Cigognani geheten, een vrijgezel die een vrolijk leventje leidde, in menig nachtelijk avontuur Teobaldo's wapenbroeder geweest was en menige vrouw met
| |
| |
hem gedeeld had; want rijk, gul en gastvrij als hij was, wat vrouwen en andere uitspattingen betreft bovendien van hetzelfde kaliber als Teobaldo, kon het niet anders of van de dag af dat hij het nabuurhuis betrok waren hij en de rechter onafscheidelijke vrienden. Dat Lucrezia's oog allereerst op deze Guido Cigognani viel, lag voor een deel aan de nabuurschap: hoe meer in het oog, hoe eerder in 't hart; voor een deel natuurlijk ook aan het feit dat Guido nu eenmaal het type was dat vrouwen aantrekt; voor een belangrijk deel misschien ook hieraan dat een bedrog met Teobaldo's vriend en wapenbroeder tevens een ideale manier was om wraak op haar man te nemen. Maar de voornaamste reden was waarschijnlijk wel de ontdekking die Lucrezia op zekere ochtend deed: dat zich in de kelder een geheime deur bevond, die via een onderaardse gang - een overblijfsel waarschijnlijk uit de tijd van de staatkundige troebelen - naar de kelder van het nabuurhuis leidde. Want was het niet doodzonde om zo'n unieke, zo'n ìn-romantische en mysterieuze gelegenheid braak te laten liggen? Al was Guido een allervervelendst burgermannetje geweest - wie weet was zij dan nòg verliefd op hem geworden, alleen maar om van de geheimzinnige gang gebruik te kunnen maken. En trouwens, afgezien van alle romantiek: het gemak dient de mens - zeker wanneer die mens Lucrezia heet.
Kortom, het duurde niet lang of Lucrezia en Guido waren het erover eens dat zo'n geheime gang (van het bestaan waarvan zij hem op de hoogte had weten te stellen) te mooi was om ongebruikt te laten en dat de beste manier om er gebruik van te maken een liefdesaffaire was. De enige hinderpaal vormde het feit dat Teobaldo en Guido zo onafscheidelijk waren; als Teobaldo des avonds of des nachts thuis was, kon Lucrezia niets be- | |
| |
ginnen, en als hij niet thuis was, was hij meestal met Guido samen (overdag hadden beide mannen hun eigen bezigheden). Op zekere dag echter kondigde Teobaldo aan dat hij in een naburige plaats een onderzoek moest instellen naar de omstandigheden, waaronder een geruchtmakende misdaad had plaatsgevonden; een onderzoek dat zeker twee dagen zou vergen. En diezelfde middag nog vertrok hij, want de reis duurde verscheidene uren en hij wilde de volgende ochtend vroeg beginnen. Nauwelijks was hij vertrokken of Lucrezia liet een briefje bij haar buurman bezorgen, waarin hem het heuglijke feit werd medegedeeld; en buurman Guido haastte zich de nodige wijnen, vlezen, gevogelten, pasteien en vruchten in te slaan en alles in gereedheid te brengen om de schone Lucrezia op feestelijke wijze te ontvangen. En Lucrezia kwam, zag en gaf zich gewonnen; en na elkaar teder omhelsd te hebben, zette het paar zich aan tafel; en hoe langer zij aan tafel zaten en zich aan spijs, drank en elkaars aanblik laafden, hoe meer zij tot de overtuiging kwamen dat het een verduiveld goed idee was geweest om zo eensgezind op elkaar verliefd te worden.
Maar om het idee gestalte te geven, schoten woorden en blikken weldra tekort en moest het werk door handen en lippen worden over genomen; en onder veel gezoen en gezucht, gekir en gekoer en het geruis van vallende kleren nam het idee steeds duidelijker vormen aan, net zolang tot het in de gedaante van een beest met twee ruggen op het gereedstaande bed tuimelde.
Juist op dit ogenblik werd er luid op de voordeur gebonsd. Het beest, dat zodra het een bed onder zich voelde al uitgelaten begon te dartelen, lag plotseling stil en viel toen in twee verschrikte helften uiteen.
‘Het is mijnheer Spina’, kwam Guido's huisknecht even
| |
| |
later aankondigen.
‘Vervloekt!’, zei Guido.
‘Ga weg, engerd’, giechelde Lucrezia. ‘Dat kan niet.’
‘Toch is het zo, mevrouw’, hield de knecht vol.
‘Kanniet’, herhaalde Lucrezia op de lijzige toon die door te veel wijn veroorzaakt wordt. ‘Mannetje is ver, ver weg.’
‘Ja, jij ook’, zei Guido. ‘Probeer nu even je hersens bij elkaar te houden, want... want... want wat? O ja, Teobaldo. Verrek, ik ben ook niet meer van de nuchtersten. Gianni, schuif om te beginnen die kleren van mevrouw onder het bed.’
‘Gekkie, je wilt hem toch niet binnen laten?’, zei Lucrezia.
‘Het moet wel’, zei Guido. ‘Ik laat hem nooit niet binnen, hij zou maar argwaan krijgen. Jij verstopt je onder de deken...’
Lucrezia kwam half overeind. ‘De geheime gang...’, begon zij.
‘Te laat, dan moet je langs de voordeur en ik kan hem niet zo lang laten wachten. Vooruit, kopje onder. Gianni, laat meneer binnen!’
Teobaldo kwam grinnekend binnen. ‘Ha, die ouwe snoeper!’, riep hij terwijl hij zijn blikken van de rijkgedekte tafel naar het suggestief bemande bed liet glijden. ‘Heb je weer iets bij de hand? Het wijntje is onmiskenbaar en ik moet me al heel sterk vergissen als die veelbelovende bobbels naast je geen trijntje bevatten. Haha!’
Guido wees naar de tafel. ‘Schenk je in, man’, zei hij, ‘en vertel me hoe je zo ineens uit de hemel komt vallen. Ik dacht dat je ergens een soort misdaad aan het oplossen was.’
‘M'n rode boekje vergeten’, zei Teobaldo terwijl hij zich
| |
| |
een glas inschonk en een pasteitje ter hand nam. ‘Je weet nooit wat zich daar voordoet en dan zit je maar onthand. Ik ben moe, ik heb honger en ik zag dat je alle kaarsen op had, dus ik dacht: voor ik naar huis ga even bij Guido aanwippen, daar is vast wat te halen! Cin-cin!’
‘Je gaat je gang maar’, zei Guido. ‘Er is nog een hele kip, vlees...’
‘Dank je’, zei Teobaldo. ‘En over vlees gesproken: hoe is het met de bobbels? Krijg ik er nog wat van te zien?’
‘Je had zo'n honger’, zei Guido. ‘Bemoei je nu maar eerst even met de kip en laat mij me met de bobbels bemoeien. Je hebt ons net onderbroken...’
‘Vooruit dan maar, laat je door mij niet storen!’, lachte Teobaldo. ‘Ik amuseer me wel.’
En terwijl Teobaldo zijn tanden in de kip zette, begon het ineengeplofte idee onder de deken opnieuw gestalte aan te nemen. Geamuseerd keek Teobaldo toe hoe de gestalte zich ontplooide, zijn poten strekte, een hoge rug opzette, een paar jolige bokkesprongen maakte en vervolgens eerst in draf en daarna in galop overging.
‘Bravo!’, riep hij toen de finish bereikt was en de gedaante hijgend ineenzeeg. ‘Je ligt een halve kiplengte voor.’
‘Hoe dat?’, pufte Guido van onder de deken.
‘Ik ben net op de helft van mijn kip’, zei Teobaldo.
‘Maar het was een spannende race, je krijgt er gewoon dorst van als je ernaar kijkt. Cin-cin!... Mag ik haar nu eens zien?’
‘Hou jij je nu maar aan je wijntje en laat mij m'n trijntje’, zei Guido. ‘Nog even een tweede ronde, dan sta ik tot je beschikking.’
‘Goed, wie het eerst klaar is’, zei Teobaldo...
‘... Oef!’, zuchtte Guido enige tijd later. ‘Ben je klaar?’
| |
| |
‘Nee’, zei Teobaldo. ‘Wist ik dat je een sneltrijntje had! Kom, ouwe schuinsmarcheerder’, vervolgde hij terwijl hij opstond en op het bed toetrad, ‘laat nu maar eens kijken wat voor vlees je daar in de kuip hebt.’
En reeds wilde hij met een speels gebaar de deken oplichten, toen Guido haastig zijn hand vastgreep. ‘Nee, beste kerel’, zei hij, ‘het spijt me, maar dat gaat deze keer niet.’
‘Waarom niet?’, vroeg Teobaldo. ‘Sinds wanneer doe je tegenover mij zo geheimzinnig?’
‘Omdat... omdat ze niet mag worden herkend’, zei Guido. ‘Ze is... een moscovitische spionne.’
‘Wat zeg je me nou!’, riep Teobaldo uit. ‘Wat heb jij met moscovitische spionnen te maken?’
‘Ssst!’, zei Guido. Hij duwde het hoofd van Lucrezia stevig tegen zich aan om de proestende geluiden onder de deken te smoren, wenkte Teobaldo naderbij en fluisterde hem in het oor: ‘Ik zit bij de contraspionage.’
‘O’, zei Teobaldo verbaasd. ‘Dat heb ik nooit geweten. Plezierig baantje lijkt me zo.’
‘Gaat wel’, zei Guido.
‘Dat heb ik gemerkt’, zei Teobaldo. ‘Maar kom nou, kerel, dat ze niet herkend mag worden is tot daaraantoe, maar dat slaat toch zeker niet op mij! Ik kan mijn mondje wel houden!’
‘Natuurlijk’, zei Guido. ‘Maar ik heb strikte orders. Het gaat echt niet.’
‘Hm’, zei Teobaldo. ‘Kun je dan tenminste niet een stukje laten zien? Aan een stukje vlees zal ik haar heus niet herkennen. Een been of zo. Ik ben dodelijk benieuwd hoe zo'n moscovitisch been er uitziet!’
‘Goed dan, kerel’, lachte Guido en trok de deken zo ver op dat Lucrezia's voet en kuit zichtbaar werden.
| |
| |
Teobaldo bekeek ze aandachtig. ‘Niet kwaad’, oordeelde hij. ‘Maar aan schone voeten schijnen ze daar niet te doen.’
De bobbels kwamen bij deze woorden plotseling in zo heftige beweging, dat Guido Lucrezia's hoofd met alle kracht tegen zich aan moest drukken en niet kon verhinderen dat haar benen tot halverwege de dijen bloot kwamen. Teobaldo floot tussen zijn tanden: ‘Zóóóó!’, zei hij. ‘Van die dingen hebben ze daar toch wel verstand. Tjonge, kerel, ik benijd je! Kun je mij ook niet zo'n baantje bezorgen?’
‘Ik zal het proberen’, zei Guido.
‘Doe dat’, zei Teobaldo. ‘Mag ik even voelen?... God, god, wat een benen! De vrouwen hier hebben meestal x-benen, maar deze zijn kaarsrecht en blank en smeuiig... komt zeker van het vele kaarsvet dat ze daar eten. Hm. En toch... mag ik nog een beetje hogerop?’
Guido, die zijn lachen nauwelijks kon bedwingen, trok de deken tot aan Lucrezia's schouders op. ‘Voilà!’, zei hij. ‘Je mag de hele keerzijde inspecteren, de rest blijft staatsgeheim. Wel, ouwe snoeper’, vervolgde hij, terwijl hij een speels tikje tegen de vlezigste delen gaf, ‘wat zeg je ervan?’
‘Dat het de fraaiste keerzijde is die ik van mijn leven gezien heb!’, zei Teobaldo enthousiast. ‘Een hòndje van een keerzijde! Die curven... Alleen, het gekke is... het gekke is dat die curven me toch op een of andere manier bekend voorkomen...’
‘Dat kan niet’, zei Guido haastig. ‘Van zoiets volmaakts bestaat geen tweede exemplaar.’
‘Nee... maar daarom juist’, zei Teobaldo. ‘Het krankzinnige is... het doet me op een of andere manier aan Lucrezia denken. Hm... ik weet niet...’ Hij krabde
| |
| |
zich achter het oor en liet zijn oog peinzend over de fraaie rondingen dwalen. Plotseling keek hij Guido met een achterdochtige blik aan: ‘Zeg, kerel, het is toch niet Lucrezia?’
‘Ben je nou helemaal gek geworden?’, vroeg Guido.
Teobaldo aarzelde. ‘Enfin, ik moet naar huis’, zei hij.
‘Tot kijk dan maar!’ En voor Guido iets had kunnen doen of zeggen was hij de kamer uitgesneld en holde de trappen af.
Guido sprong uit het bed. ‘Vlug!’, riep hij. ‘Neem je kleren mee en als de bliksem de geheime gang door. Heb je de voordeur op de grendel? Mooi. Pak thuis je nachtjapon, doe net of je uit je nest komt en houd Teobaldo aan de voordeur even aan de praat; in die tussentijd kun je je nachtjapon aantrekken. Hup!’
Teobaldo had intussen zijn huis bereikt en bonsde tegen de deur. Toen er niet direct werd opengedaan, bonsde hij nog eens en nog eens: eindelijk hoorde hij voetstappen naderen. ‘Doe die deur open!’ schreeuwde hij. ‘Ik ben het, Teobaldo! Waar blijf je toch?’
‘Teobaldo?’, hoorde hij de stem van Lucrezia achter de deur. ‘Dat kan niet, mijn man is op reis’.
‘Ik ben terug!’, brulde Teobaldo. ‘Je hoort toch dat ik het ben? Waar zit je al die tijd? Ik bons en ik bons...’
‘In m'n bed, waar zou ik anders zitten?’, zei Lucrezia.
‘Moet je maar niet op zo'n idioot uur terugkomen.
‘Klets niet zoveel en doe die deur open’, gromde Teobaldo. ‘O... eindelijk. Kom mee.’ Hij ging haar voor naar de slaapkamer, waar hij een grote kaars ontstak, Lucrezia zonder veel omhaal over het bed legde, haar nachtjapon tot onder haar oksels opstroopte en met de kaars in de hand aandachtig haar keerzijde bestudeerde. ‘Hm’, mompelde hij. ‘Je zou bijna zweren... maar het
| |
| |
kan niet, want ze kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Tenminste, ik zou niet weten... De tuinmuur? Daar klim je niet zo overheen... Mens, lig toch even stil!’
‘Maar wat wil je dan van me?’, giechelde Lucrezia. ‘Doe het of doe het niet, maar sta daar niet als een overprikkelde Hamlet te koekeloeren.’
‘Ach, kind, bemoei je er niet mee!’, zei Teobaldo. ‘Ik zie nu wel dat jij het niet bent; je lijkt erop maar het is een slechte kopie. Gek dat ik me een ogenblik zo kon vergissen... Maar nee, die andere heeft precies alles wat jij niet hebt. Dat pikante exotische tintje, die benen met dat moscovitisch accent... Tjongejonge, wat een wijf was dat! Die goede Guido is toch maar een geluksvogel. Tja, ik moet zien dat ik ook bij de B.B. kom... de contraspionage bedoel ik. God. ik word er nòg heet van als ik eraan denk!... Lig niet zo indecent te wriemelen, mens! Ik heb het heus wel bekeken. Doe dat hemd omlaag!’
En daarmee, mijne heren (zo besloot cavaliere de Figiovanni), valt dan het doek over deze leerzame keerzijde - de keerzijde van de vele medailles die rechter Teobaldo Spina zich in evenzovele nijvere nachten verworven had. En als er enige moraal in deze onstichtelijke historie schuilt dan is het wel deze: dat hij die alleen op het nieuwe jaagt uiteindelijk bedrogen uitkomt. Denn alles ist schon dagewesen en achter de meest exotische spionne steekt onze eigen niet te versmaden Lucrezia.
En aangezien wij hiermee tevens de keerzijde van dit boek bereikt hebben, eindigt hier de tweede bundel van de
HELSE VERTELSELS
|
|