Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Belijdenis voor jonge menschen die God zoeken (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Belijdenis voor jonge menschen die God zoeken
Afbeelding van Belijdenis voor jonge menschen die God zoekenToon afbeelding van titelpagina van Belijdenis voor jonge menschen die God zoeken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.23 MB)

Scans (0.59 MB)

ebook (2.78 MB)

XML (0.04 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Belijdenis voor jonge menschen die God zoeken

(1946)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

Peter

 
Toen de dag naderde van zijn belijdenis
 
werd deze Petrus in zijn hart onrustig:
 
hij voelde, dat hij Christus had verloochend,
 
dien hij toch liefhad en wou volge'. Er was
 
een jongen op 't Lyceum, in de hoogste
 
klas zooals hij, een groote sterke jongen
 
roodharig, met een spottend sluw gezicht,
 
die zelf als kind erg geplaagd was geworden
 
om zijn rood haar en nu graag and'ren plaagde,
 
in het bijzonder Peter. Hij was zelf
 
een slachtoffer van 't huw'lijk zijner ouders.
 
Gescheiden waren zij na lang krakeel,
 
en met achttien jaar was André al cynisch
 
als een oude jonggezel.
 
Toen hid gehoord had, dat er jongens waren,
 
die aangenomen zouden worden,
 
kreeg hij pleizier er in, om ze te treit'ren
 
met grove en domme praatjes over
 
‘die ouderwetsche rommel van de kerk.
 
'k Had gedacht, dat jullie verstand'ger waren,
 
dan te luisteren naar zoo'n oude zeurpiet’.
 
De jongens tot wie hij zich richtte zwegen
 
op één na, die bloosde en zei schuchter
 
‘dat moet iedereen voor zich zelven weten,
 
maar anderen in hun geloof te kwetsen,
 
is niet van een fatsoenlijk man’. Toen wendde
 
André tot Peter zich en met een grove lach
 
vroeg hij: ‘Hoor jij ook bij die brave jongens?’
[pagina 28]
[p. 28]
 
en Peter: ‘Wel neen, ik heb niets met hen
 
te maken’. 't Woord ontsnapte hem
 
eer hij 't zelf wist en heel den dag was 't of
 
hij iets moest wegslikke' in zijn keel. Maar's avonds
 
toen hij in bed lag, stond het midden in
 
zijn denken. Hij dacht: ‘lk ben laf geweest,
 
'k heb Christus, dien ik volgen wou' verloochend.
 
Hij sliep onrustig en den dag daarop
 
klonk telkens weer in hem die stem:
 
‘Christus verloochend, dien 'k volgen wou’.
 
Zijn moeder bemerkte hoe bedrukt hij was
 
en toen zij's avonds samen waren en
 
de jongen stil over zijn huiswerk zat,
 
vroeg ze zacht ‘Wat is er toch, Peter?’ - Toen
 
hij haar verteld had, wat er was gebeurd,
 
zei ze alleen: ‘Dat was laf van je, Peter,
 
dat had ik van mijn jongen niet gedacht.’
 
Hij hoorde, dat z'een brok had in haar keel
 
en zijn mond trilde maar hij zweeg. Er hing
 
een vreemde stilte in de vertrouwde kamer,
 
men hoorde enkel 't tikken van de klok.
 
Na een poos zei ze rustig: ‘Peter, je
 
wilt toch zeker niet op Zondagmorgen
 
staan als een leugenaar voor God?
 
Er is maar één ding, dat je nu kunt doen
 
en wat dat is, hoef ik je niet te zeggen’.
 
Hij knikte, dat hij haar begrepen had.
 
Den dag daarna zocht hij André op en
 
zei duidelijk, zóó dat anderen het hoorden:
 
‘André, ik ben Maandag laf geweest;
 
ik word wel degelijk ook aangenomen
[pagina 29]
[p. 29]
 
en het is mij ernst daarmee,
 
al zult ge dit, na wat gebeurd is, niet
 
gelooven’. André zweeg verbaasd en wie
 
kan zeggen, of niet op dat oogenblik
 
een zaadje in hem werd gestrooid
 
dat eens ontkiemen zou? - Toen Peter thuiskwam
 
gaf hij zijn moeder eerst een kus;
 
zij zag, dat zijn oogen weer helder stonden,
 
‘Het is in orde, moeder’. En zij baden samen
 
dat God hem geven zou meer moed en kracht
 
en helpen zou als zwaarder bleek in 't leven
 
Christus te volgen, dan hij had verwacht
 
en hij, die zoo onstuimig zich soms waagde
 
vooruit, maar dan, voor hem zelf onverwacht
 
zijn moed voelde' wegzinken en versaagde,
 
zou worden een goed strijder in Gods wacht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken