Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De moeder (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van De moeder
Afbeelding van De moederToon afbeelding van titelpagina van De moeder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.32 MB)

Scans (0.78 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

lekenspel
toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De moeder

(1932)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Eerste bedrijf

 
ARBEIDERSKOOR
 
Nood en gezwoeg, gezwoeg en nood
 
elke dag opnieuw, ja opnieuw elke dag...
 
En aan 't einde der dagen wacht de dood
 
en zamelt ons onder zijn streng gezag...
 
 
 
De dood, kan hij onze trooster zijn?
 
Wij kennen van 't leven alleen de pijn.
 
Wij kennen alleen zijn schaduw zwart;
 
en er is zulk een honger in ons hart!
 
VROUWEN
 
Wij derven en lijden, wij zijn krachtloos, ziek.
 
Wij zwoegen, dag en nacht, in de fabriek.
 
Onze kinderen zijn zwak en sterven;
 
wij hebben geen zog, want wij hebben geen brood.
 
ALLEN
 
O God in den hemel, zij noemen U groot,
 
goedertieren, almachtig... wat laat g' ons verderven?
 
Waarom laat ge ons te gronde gaan?
 
Wat hebben we, wat hebben we misdaan?
 
EEN GRIJSAARD
 
Stil: men moet dulden, geduldig door 't leven gaan,
 
om eens de hemelsche vreugden te erven.
 
EMMANUEL
 
Dat kan niet waar zijn! God wil niet onze ellende;
 
ge hebt zijn wil niet goed verstaan...
 
Zeker zal hij den weg ons wijze' uit deze hel:
 
hij kan niet willen, dat w' in haar versmachten.
 
DE GRIJSAARD
 
Jij blaag! Wat ken jij Gods wil, zijn gedachten?
 
Het leven is beproeving en geen spel.
[pagina 8]
[p. 8]
(De Moeder en de Leider komen op.)
 
MOEDER
 
Luistert, kindren: uw leven wordt nu prachtig.
 
Ik breng u een boodschap van groot heil.
 
De tijden zijn van nieuwe tijden drachtig;
 
een pad gaat ope' al is het smal en steil.
 
 
 
Het is niet God, die mij heeft gezonden;
 
ik weet niets van hem, ik heb enkel konde
 
van wat tusschen menschen op aarde is.
 
 
 
Ge kunt u verlossen uit eigen kracht,
 
de vaders worden van een vrij geslacht:
 
dit licht breekt door in uw duisternis.
 
STEMMEN VAN OUDEREN
 
We begrijpen haar niet... Waar spreekt zij van?
 
STEMMEN VAN JONGEREN
 
Van ons, van een heil, dat door ons zal komen.
 
STEMMEN VAN OUDEREN
 
Zulk heil bestaat alleen in droomen...
 
MOEDER
 
Het menschenheil, het wordt door u geboren:
 
't allen te brengen, zijt gij uitverkoren;
 
uit de vaalte uwer levens slaat de gloed
 
die d'aarde in vrijheid ontgloeien doet.
 
 
 
Aan d'ijz'ren monsters der heeren gebonden,
 
doorleedt g' uw dagen in kommer en nood,
 
de smaak van het leven werd in uw monden
 
wranger dan de smaak van den dood.
 
 
 
Elk uwer is een niet'ge korrel zand,
 
maar samen wordt ge een oneindig land.
[pagina 9]
[p. 9]
 
Geen uwer kan alleen zich oprichte' en bevrijden;
 
geen uwer vindt alleen den uitweg voor zijn nood,
 
maar samen richt g' u op, en aan der tijden
 
al-ouden stam ontkiemt een nieuwe loot,
 
een nieuwe menschheid, fonklend-jong
 
van hand, van hart, van wil, van oog, van tong.
 
 
 
Zoo elk van u regelt zijn stap naar der makkers stap,
 
zoo elk zichzelf verliest in de makkerschap,
 
zoo ieders zwakheid aan aller kracht geneest,
 
dan groeit ge aaneen tot één lichaam, één wil en één geest;
 
dan zult ge d' aarde en alles wat op haar den arbeid dient,
 
maken tot bezit van allen en de mensch wordt den mensch een vriend;
 
de vrucht van ieders arbeid stroomt in tot het groote geheel,
 
en aan de bron der gemeenschap laaft zich ook het kleinste deel.
 
LEIDER
 
O arbeiders van alle landen,
 
werpt af uw ketens, sluit u aaneen, volgt deze vlag.
 
 
 
Uw arbeid schept voor meesters goud en macht
 
en hij verzwaart uw eigen keten,
 
maar door hem groeit ge ook zelf in kracht:
 
ge wordt een rots zonder scheuren of spleten.
 
 
 
In den schoot der eeuwen rijpt de dag,
 
waarop ge 't leven zult nemen in uwe handen,
 
te vormen 't naar den wil, die in u groeit
 
en naar het beeld, dat in u gloeit...
 
MOEDELOOZEN
 
In ons gloeit niets; knechtschap heeft ons àlles ontnomen:
 
vertrouwen in eigen kracht en wil-tot-daad;
 
we zijn als dooden en vreezen toch òm te komen;
 
we vreezen... alles... Knechtschap in het kleinere kwaad.
 
Voor ons, voor ons is het te laat...
[pagina 10]
[p. 10]
 
VROUWEN
 
We kunnen niet strijden; we zijn te onwetend, te zwak:
 
het was de zorg, de eeuwige zorg, die ons brak.
 
HOOPVOLLEN
 
Wij hebben het altijd geweten diep in ons gemoed,
 
het zong mee in het verste gonzen van ons bloed;
 
we hebben geweten, dat zou flikkren het zwaard,
 
dat wij niet om te dulden waren gezonden op aard,
 
dat ons wachtte een hoog en heerlijk lot
 
omdat ook wij zijn kindren van God.
 
ONGEDULDIGEN
 
Zeg het nu, zeg het gauw,
 
hoe w' ons moeten richten,
 
hoe ons waapnen, hoe
 
strijde' om hen te doen zwichten.
 
 
 
Onze zielen zijn rauw
 
van hunkrend smachten:
 
wij kunnen niet wachten!
 
Zeg het nu, zeg het gauw...
 
OVERMOEDIGEN
 
Ga ons vooraan:
 
wij volgen allen;
 
blaas tot den aanval, dra
 
zal de vesting vallen...
 
OUDEN VAN DAGEN
 
Wij zagen veel wat opkwam en verging;
 
ons lot bleef zich gelijk in alle verandering
 
en 't zal zich blijven gelijk, wat g' ook poogt of doet.
 
 
 
't Bloed in onze ad'ren is armer dan hun bloed;
 
ons verstand kan zich niet meten met hun verstand.
 
God schiep ons hun mindren; geprezen zij zijn hand.
[pagina 11]
[p. 11]
 
EMMANUEL
 
Dat is niet waar; God schiep ons aan hen gelijk;
 
allen kindren van zijn toekomstig rijk.
 
 
 
Vader en moeder, vriend en bruid,
 
mijn hart werd een vlam, mijn wil stroomt vrij uit.
 
Verhef niet klagend om mij uw stem:
 
ik hoor bij haar en ik hoor bij hem.
 
 
 
Ik hoor den roep en ik voel den drang:
 
ik ga, ik moet gaan, ik wachtte te lang.
 
Een wereld vliegt open door mijn bloed:
 
de vrijheid roept mij; ik ga, ik moet.
(Hij verlaat het koor en treedt op den Leider en de Moeder toe.)
 
Hier ben ik; neemt mij; o ik wist niet
 
dat ge leefdet: ik wachtte, ik hoopte, ik leed;
 
ik dacht in al mijn oneindig verdriet
 
‘Het kan niet zijn, dat God ons vergeet’.
 
 
 
O gij, die nu mijn moeder zult zijn,
 
liefste aller vrouwen, zoo schoon, zoo rein,
 
zoo zacht en teeder, zoo dapper en sterk,
 
zoo ruim, ruimer dan de ruimste kerk,
 
en zoo rijk, zoo overstelpend rijk...
 
O moeder, neem tot jouw kind mij aan;
 
laat mij van jou zijn, laat mij met jou gaan,
 
overal, overal waarheen jij gaat...
 
 
 
O vader, dien ik hier verschrijf,
 
aanvoerder, leider, mijn hart en mijn lijf,
 
neem mij! Geef mij van uw kracht van uw moed;
 
laat mij uw zoon zijn! Niet door het bloed,
 
maar door wat meer is dan bloed, door den geest.
 
MOEDER
 
Mijn kind, ik ben altijd jou moeder geweest...
[pagina 12]
[p. 12]
 
LEIDER
 
Ik was jou vader, maar je wist het niet.
 
ZIJN MOEDER
 
O nu doe je mij voor het eerst verdriet,
 
mijn kind; mijn kind, ik ken je niet meer!
 
Je was zoo gehoorzaam, bescheiden en teer,
 
en nu wil je mee met die vreemde vrouw
 
en dien vreemden kerel de wereld in...
 
 
 
Kind, de wereld is niets voor jou:
 
blijf, waar je werd gehore' en getogen:
 
doe je plicht, als je vader deed,
 
en zorg dat je niet te bidden vergeet:
 
de wereld komt zonder jou ook wel terecht.
 
ZIJN VADER
 
Jongen, luister naar wat moeder zegt:
 
als je naar haar hoort, wordt je nooit bedrogen.
 
 
 
Wat die twee daar willen, dat is slecht.
 
Zij willen wat niet kan en niet mag:
 
zij hijschen de roode oproersvlag,
 
zij staan op tegen 't rechtmatig gezag.
 
Vermorzeld zullen ze beide worden,
 
vergaan in den roekeloozen strijd!
 
Heeren en knechten zijn een deel van Gods eeuwige orde.
 
Keer tot ons terug, nog is het tijd!
 
ARBEIDERSKOOR
 
Beter moeizaam te leven met gebogen rug,
 
dan door overmoed den dood te vinden!
 
Wees verstandig, Emmanuel, keer terug, keer terug.
 
EMMANUEL
 
En wat dan nog, of ik strijdend ten onder ga,
 
zoo ik in het hart der makkers weer opsta?
[pagina 13]
[p. 13]
 
Moedig sterven voor de gerechtigheid,
 
dat is heerlijk! Dat noem ik leven!
 
Lang genoeg zijn we arme tobbers gebleven:
 
nu worden we tot strijders gewijd.
 
ZIJN MEISJE
 
Emmanuel waar wil je heen?
 
Je gaf mij je woord, laat je mij nu alleen?
 
Hier zouden we bouwe' onze kleine kluis
 
en stichte' een gezin en wonen in vrede
 
en sterve' in de goede oude zede
 
der vad'ren...
 
EMMANUEL
 
De zede is slecht, die tot gruis
 
de levens stampt van duizenden menschen
 
en daaruit voor de rijken een voetstuk bouwt...
 
O kind, van al mijn vurige wenschen,
 
is de vurigste deze, dat jij ook aanschouwt
 
het heil, dat ik zie, dat ik voel nad'ren...
 
Als je in mij gelooft en van mij houdt,
 
kom dan mee. Laat de zede der vadren!
 
Help me! Samen zijn we eens zoo sterk!
 
Samen kunnen we alles verzetten...
 
HET MEISJE
 
Ik kan niet,... ik durf niet... je schendt heilige wetten
 
zeggen ze...
 
EMMANUEL
 
Wie zegt dat?
 
HET MEISJE
 
Vader... moeder... de kerk.
 
EMMANUEL
 
O kind, wees dapper, ga mee, ga mee!
 
Laat ze toch allemaal praten...
 
Wij bouwen de kerk van menschlijke vree,
[pagina 14]
[p. 14]
 
van menschlijk geluk.., O kom, meisje, kom,
 
help ons...
 
MEISJE
 
Als ik kan... ik ben nog maar dom,
 
En als ik mag... van vader.
 
HAAR VADER
 
Hier blijven...
 
EMMANUEL
 
Zeg hun toch, dat je wilt... Ach, zij blijft stom!...
 
Zijn de zielen niet één, laat dan scheiden de lijven.
 
GEESTELIJKE
 
Mijn zoon! hoor naar mijn gebod!
 
Zij prediken opstand ook tegen God.
 
Keer terug: je eeuwige ziel loopt gevaar.
 
God zelf heeft de wereldsche machten gesteld:
 
als de dag en de nacht, als wat licht is en zwaar,
 
zoo maakte hij rijken en armen, de knecht
 
en den meester... Wie poogt in het levensveld
 
omver te werpen zijn orde, is rebel,
 
en streeft Lucifer na op diens wegen...
 
Hij verbeurt de genade en valt in de hel.
 
EMMANUEL
 
Liever in de hel met makkers duizend jaar,
 
liever uit haar nooit opgestegen,
 
dan in den hemel met vleiers en slaven één uur.
 
Wij tarten het helsche vuur!
 
 
 
En zoo de God, die woont in uw kerken
 
tegen ons is en tegen wat wij bestaan,
 
dan gaan wij zonder hem den mensch verlossen, dan gaan
 
wij zonder hem uit tot onze werken!
 
 
 
Vaartwel gespelen, ten tweede keer;
 
vader en moeder, ik ken u niet meer;
[pagina 15]
[p. 15]
 
ik ken nu nog enkel haar en hem,
 
haar stralende blik, zijn dappere stem.
 
LEIDER
 
Wie wil met ons ploegen het levensveld,
 
dat de zaaiers die komen het vinden besteld?
 
EMMANUEL
 
Strijdt, makkers, mee voor menschenrecht,
 
voor menschwording van den laatsten knecht.
 
MOEDER
 
Wie werpt d'innerlijke boeien af
 
en staat op, een levende, uit het graf?
 
JONGELINGEN EN MEISJES
 
Ik moeder.
 
En ik.
 
En ik...
 
Wij allen
 
die jong zijn en hunkren naar geluk...
 
Wij sterven liever, dan langer dien druk
 
verdragen... wij allen, wij allen behooren
 
te saam; wij staan allen in éénen strijd...
 
OUDERE ARBEIDERS
 
We wachtten op u, we zijn bereid.
 
We waren dood, we worden herboren.
 
ALLEN
 
Makkers vooruit, tot de goede gevechten,
 
wij willen brood, wij willen vrijheid, wij willen rechten!
 
 
 
We vreezen u niet meer! We zijn niet langer knechten,
 
We dringen u terug, stap voor stap!
(kapitalisten verschijnen.)
[pagina 16]
[p. 16]
 
KAPITALISTEN
 
Halt! geen stap verder! Wat vermeet ge u, knechten?
 
We zullen u leeren tegen ons op te staan,
 
van vrijheid en van broederschap te droomen!
 
 
 
Terug naar 't hok waaruit ge zijt gekomen!
 
Wij hebben middlen u te dwingen!
 
Gehoorzaamt, of het zal u slecht vergaan!
(soldaten verschijnen.)
 
ARBEIDERS
 
Broeders! Hoort ge ons bloed in uw ad'ren niet zingent?
 
Zoo ge ons bloed vergiet, vergiet ge uw eigen bloed.
 
Ge zijt met ons uit één stam geboren,
 
ge werd met ons tot één werk verkoren:
 
helpt ons broeders!
 
LEIDER
 
Toont nu waarachtigen moed.
 
OFFICIER
 
Wie overloopt tot de opstandelingen
 
verraadt zijn koning en zijn vaderland.
 
GEESTELIJKE
 
Denkt aan de hoogste en heiligste dingen:
 
't lot van uw vrouwe' en kindren is in uwe hand.
 
Dit gespuis loopt storm op den eigendom;
 
het keert zich tegen God...
 
EEN VROUW
 
Wat gaat ons uw god aan? Als wij smeekten bleef hij stom!
 
EEN MAN
 
De eigendom? Ik heb geen hemd aan mijn lijf...
 
EEN ANDER
 
En ik heb vandaag nog niets gegeten.
[pagina 17]
[p. 17]
 
ARBEIDERS
 
Wij hebben niets te verliezen dan onze keten.
 
MOEDER
 
Gij hebt een wereld te winnen...
 
ARBEIDERS
 
En winnen zullen wij haar...
 
LEIDER
 
Schaart u makkers: de groote strijd gaat beginnen:
 
wij moeten er door...
 
SOLDATEN
 
Halt of wij schieten...
 
EMMANUEL
 
Schiet jullie maar.
 
Wij strijden voor alle verdrukten, verstootnen, ontrechten.
 
Wij strijden, wij vallen in goede gevechten:
 
ons is de toekomst...
 
MOEDER
 
Voor wie in 't leven geloove' is de dood niet zwaar...
 
ARBEIDERS
 
Gij kunt ons kwellen, ons dooden:
 
ge houdt ons van den strijd niet terug!
 
We buigen niet meer den rug:
 
wij tarten uw gezag, uw wet, uw recht,
 
wij tarten uw valsche goden!
 
De mensch in ons stond op in den knecht.
 
LEIDER
 
Makkers vooruit: van gevecht tot gevecht!
 
MOEDER
 
Tot het onrecht verzinkt en omhoog rijst het recht!
[pagina 18]
[p. 18]
 
BESCHOUWEND KOOR (EERSTE HALFKOOR)
 
Ge wilt het heilge, het groote:
 
wat ge wilt is de wil van God.
 
Strijdend volbrengt ge zijn gebod,
 
uw verzet heeft een weg naar omhoog ontsloten.
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Niet uit u, niet uit u de kracht
 
die u stuwt: 't wordt in u volbracht.
 
EERSTE HALFKOOR
 
Keert u af van de valsche goden
 
die zij hebben opgericht:
 
uit uw smachten, uit uw diepe nooden,
 
vormt zelf zijn waarachtig gezicht.
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Een vonk sprong over van heilig vuur
 
naar uw hart, naar uw hoofd: vuur van eeuwigen duur.
 
EERSTE HALFKOOR
 
Zoo ge God niet vindt in de kerken,
 
verlaat ze dan en trekt heen,
 
hem te zoeken in 't hart, in zijn werken...
 
 
 
Verbrijzelt vrij de zerken,
 
verbrijzelt den killen steen,
 
waar zij in opsluiten wilden
 
den Eeuwig-Onverkilden,
 
den levenden stroom, den levenden gloed,
 
die de harten gloeien en stralen doet.
 
 
 
Zoekt hem langs uw eigen wegen:
 
op alle komt de mensch hem tegen,
 
die vermag te luistren, stil,
 
naar wat zijn diepst wezen wil.
[pagina 19]
[p. 19]
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Maar weert niet zijn levende krachten,
 
weert zijn liefde niet uit uw droom!
 
 
 
Verleer uw hart niet den schroom
 
en de eerbied niet uw gedachte:
 
zij bannen de duistere machten,
 
loerend in den levensstroom.
 
EERSTE HALFKOOR
 
Groote stem heeft geklonken,
 
echo's planten zich voort,
 
voort door ruimte en tijd,
 
werken in de eindigheid...
 
 
 
Vuurgloed steeg hoog omhoog:
 
daarvan zwermden uit vonken,
 
vielen neer in een wijde boog.
 
 
 
Groote stem sprak het vlammen-woord:
 
vlammendaden kwamen daaruit voort.
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Vlammenwoord, vlammendaad: zij richtten
 
niet enkel zich tegen het beeld
 
waar heerschers God toe misvormden:
 
zij hebben harten geteeld
 
van blinden haat doorstormden.
 
 
 
Van de innerlijke lichten,
 
waar menschenharten van leven,
 
wordt het zachtste, het blankste gedoofd.
 
Eens zullen zij kwijnen en treuren...
 
EERSTE HALFKOOR
 
Een sterke, machtige wil
 
heeft een impulsie gegeven
 
en de wat'ren des levens gekloofd...
[pagina 20]
[p. 20]
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Maar in 't hart, in 't hart vielen scheuren..
 
EERSTE HALFKOOR
 
Een machtige geest hief het teeken
 
waarnaar alle onterfden zich richten:
 
oorlogsvaan hief hij in top...
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Hard en harder worden de gezichten;
 
wil, meesters kracht te breken,
 
zuigt de zielen der strijders op.
 
EERSTE HALFKOOR
 
D'impulsie is gegeven;
 
de machtige wil werkt voort.
 
oogst rijpt van dappere daden;
 
koene gedachtenzaden
 
vliegen van oord tot oord...
 
 
 
De scharen groeien gestaag
 
en de gilde der meesters vreest...
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Maar het schoonste uur is geweest...
 
EERSTE HALFKOOR
 
Want in alle strevingen wassen
 
aardduistere elementen,
 
die binnensluipen de tenten,
 
en de wacht aan de poorten verrassen.
 
 
 
En na een onstuimige lente
 
en een zomertij vol gouden
 
zegepralenden gloed,
 
klimt omhoog door de leden koude.
[pagina 21]
[p. 21]
 
En uit den makkerstoet
 
zie ik sommigen zich losmaken
 
om gevaarlijke wegen te gaan...
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Zij leerden niet, 't zelf verzaken.
 
EERSTE HALFKOOR
 
En and'ren, vuurgen, maar die blaken
 
van een onheiligen gloed
 
zie ik zich in hun doelen verbijten.
 
Recht is hunner dagen spoor;
 
hun wil is gaaf, niets kan hem splijten;
 
hun hart volgt den heer, dien 't verkoor.
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Maar de zachte kracht heeft hen begeven,
 
die de sterren wentelen doet...
 
GEHEELE KOOR
 
Vol gaten valt altijd het leven,
 
elke daad wordt als schuld geboet.
 
En als wij in U niet schuilen,
 
en ons niet aan uw liefde optrekken,
 
dan struiklen wij over de kuile' en
 
verzinke' in een grondeloos bekken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken