Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De roep der stad (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van De roep der stad
Afbeelding van De roep der stadToon afbeelding van titelpagina van De roep der stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.29 MB)

Scans (1.14 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De roep der stad

(1933)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Tweede bedrijf

(Te zeggen in scherp toegespitst rythme)
 
KOOR VAN WERKERS IN HET GROOTBEDRIJF
 
Wij zijn de massa van de groote stad;
 
wij zijn de tandjes van haar groote rad;
 
wij zijn de druppels in haar reuzenvat.
 
 
 
Ons duizenden goot zij in éénen vorm;
 
ons duizenden kneedt zij naar éénen norm;
 
ons duizenden beukt z' in haar eeuw'gen storm.
 
 
 
De werkers zijn wij in het groot-bedrijf;
 
wij treden aan in drommen, lijf aan lijf;
 
wij staan in 't juk gespannen, strak en stijf.
 
 
 
Machine geeft de vaart van d' arbeid aan;
 
de hand, de voet moet daarmee mede gaan;
 
en altijd vangt het weer van vore' af aan.
 
 
 
Maar aldoor snel en sneller draait het rad;
 
wee zoo de hand een oogwenk zich vergat;
 
wee zoo de voet een oogwenk zich vertrad.
 
 
 
Voort hand, voort voet! machien de vaart bepaalt.
 
Wee hand, wee voet, die niet haar maatslag haalt!
 
Weg hand, weg voet, die niet haar wil vertaalt.
 
 
 
Wilt jullie werken in het grootbedrijf,
 
treedt dan in onze rijen, lijf aan lijf,
 
en laat in 't juk je spannen, strak en stijf.
 
BOERENZOONS (afwisselende stemmen)
 
Wij laten ons in dat juk niet spannen!
 
Neen, neen, en duizendmaal neen!
 
Wij zijn gewend lang en zwaar te werken,
 
dat hebben wij als kinderen geleerd!
 
Maar wij zijn nog menschen, wij zijn nog mannen,
 
geen machines en geen machine-deelen!
 
Wij brengen in 't werk ons eigen maatslag mee:
[pagina 18]
[p. 18]
 
die, waarmee we zijn geboren,
 
die, welke door ons bloed pulseert.
 
Iets van onszèlf moet ons blijven behooren,
 
willen we ons niet voelen ontkracht en onteerd!
 
KOOR VAN WERKERS IN HET GROOTBEDRIJF
 
Wie werken wil in het grootbedrijf
 
staat af zijn ziel en staat af zijn lijf:
 
laat zich spanne' in 't juk, dat is strak en stijf.
 
BOERENZOONS
 
Afstand doen van mijzelf voor een homp brood?...
 
Mijn wil wordt gebroken, mijn wezen bloedt dood...
 
KOOR VAN WERKERS IN HET GROOTBEDRIJF
 
Zoo brak ons alle de eene despoot.
 
EEN JONGE BOER
 
En, als de dagtaak is volbracht,
 
waar kan ik mijn plezier dan vinden?
 
Ik ben hier vreemd, ik heb geen vrinden,
 
ik voel mij alleen... vooral in den nacht
 
komen in mij op zulke trieste gedachten
 
als ik vroeger nooit heb gekend...
 
STEMMEN
 
Kom mee naar het veld... Duizenden wachten
 
tot de wedstrijd begint... Met die duizenden ben
 
je al gauw tot één lichaam saamgegroeid,
 
waar spanning in trilt, waardoor opwinding loeit.
 
Je schreeuwt mee als zij schreeuwen... Je joelt als zij joelen,
 
niets bestaat meer voor je, dan spelers en doelen...
 
je vergeet al wat je mistroostig maakt;
 
't Is, als ben je los van jezelf geraakt...
 
DE JONGE BOER
 
Dat klinkt goed, dat lijkt waarachtig fijn:
 
niet meer te rukke' aan je toomen en trenzen,
 
niet meer te voele' als een kind in je drenzen
[pagina 19]
[p. 19]
 
verlangen... Door de massa te zijn
 
verzwolgen, met haar op en neer te gaan,
 
een deeltje van haar, zonder eigen bestaan,
 
dat is het ware!
 
Dan ben je af, voorgoed, van alle gemier...
 
Ik ga mee! Op het veld zoek ik voortaan mijn plezier...
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Weer een, die als duizend andren zich drijven laat
 
mee met den stroom, en zijn diepste wezen verraadt.
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Bang voor den zuivrenden wind der eenzaamheid,
 
voor de rilling der smart, en de heete pijn van tweestrijd...
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Bang in te gaan tot het verborgen gewelf,
 
te betreden de duizend-kam'rige grot van het zelf.
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Armzalig zullen zijn vreugden en smarten zijn;
 
dof de gedachten vloeien door zijn trage brein.
 
BESCHOUWENDE STEM I EN II
 
Een deur ging open, even, ergens wenkte een hand;
 
hij kòn ze grijpen, hij kòn zich bevrijden uit eng verband;
 
om stouter te leven, om te werken in een wijder veld...
 
een taak wachtte den doener, een bres vroeg dáár om den held...
 
Hij wenkte van neen, hij wendde zich af; lusteloos - traag
 
ging hij, een der veel-te-velen, den sloomen schuifelgang mee naar omlaag...
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Weer een, waar de gave des levens aan werd verspild...
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Had hij anders gekund?
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Ja, zoo hij had anders gewild...
[pagina 20]
[p. 20]
 
KOOR VAN WERKERS EN BOEREN
 
Wij zijn de werkers van de groote stad;
 
wij zijn wat raadjes van het groote rad,
 
wij zijn wat druppels in een reuzenvat.
 
 
 
Wij zijn de werkers van het grootbedrijf;
 
ziet aantrede' onze drommen lijf aan lijf;
 
ziet staan in 't juk gespanne' ons strak en stijf.
 
KOOR VAN WINKELMEISJES ALLEN
 
Wij ook deden afstand van eigen wil;
 
wij ook draaien rondom een vreemde spil;
 
wij ook moeten bukken voor iedre gril.
 
Voor iedere gril van iederen klant,
 
voor willekeur, aanmatigend onverstand,
 
moeten alles verbergen, wat fel in ons brandt.
 
 
 
Verbergen de wrok, diep op 's harten grond;
 
moeten liefdoen met oogen, en handen en mond;
 
elk woord, elke blik slaat de waarheid een wond.
 
EENIGEN
 
Wij weten dat liegen den mensch onteert,
 
maar we hebben sinds lang te schame' ons verleerd.
 
we zijn blij als de chef met een blik ons vereert.
 
ANDEREN EEN STEM
 
Mijnheer, krijg ik morgen misschien verlof?
 
Mijn broer trouwt.
 
ANDERE STEM
 
Drie gulden mevrouw, deze stof:
 
een prachtstof... O, vindt U haar nog wat dof?
 
Ja zeker; we hebben z' ook glanzend mevrouw...
 
EERSTE STEM
 
Wat dacht je, ik uit den weg gaan voor jou?
 
He, mag ik meneer?
[pagina 21]
[p. 21]
 
STEM VAN CHEF
 
Vooruit, en wat gauw;
 
Ruim op die toonbank! Leg dat goed terug!
 
Jullie staat maar te snappen: haast je wat! Vlug!
 
EERSTE HALFKOOR
 
Hier moet je niet pogen te strekken je rug!
 
Hier moet je niet pogen oprecht te zijn:
 
kruipen en vleien ligt hier in de lijn.
 
Leer vleien, leer kruipen, al doet het eerst pijn.
 
TWEEDE HALFKOOR
 
Hier maakt kameraadschap het leven niet zoet!
 
Het eeuwige vechten verzuurt je bloed:
 
Je stompt je naar voren, omdat het wel moet.
 
KOOR VAN BOERENMEISJES
 
Daar bedanken we voor! We zijn niet teerhartig,
 
maar wel zijn we gewend, om als menschen,
 
als menschen met elkaar om te gaan.
 
We bedanken er voor te kruipen en te vleien
 
en we willen óók niet trappen, wie onder ons staan.
 
EEN STEM
 
Bij ons thuis eet aan tafel de meid en de knecht,
 
maar tegenover den burgemeester
 
hield Vader het hoofd altijd recht.
 
KOOR VAN WINKELMEISJES
 
Hier kunt je niet leven als op je vaders grond;
 
hier stompt iedereen je, als je zelf niet stompt.
 
Hier leer je zelf stompen, en houden je mond.
 
KOOR VAN BOERENMEISJES
 
En als de dagtaak ten einde is,
 
en in je gaat open de wond van 't gemis
 
om vader en moeder, om groote broer
 
en klein zusje, om, op het plein voor de kerk, het rumoer
[pagina 22]
[p. 22]
 
van de kind'ren, om den geur van den warmen stal
 
en 't geloei van de beesten en wat niet al;
 
als dat alles in eens in je opstaat
 
en verlangen als een steek door je hart heen gaat,
 
hoe kom je dan van verlangen los?
 
Is één druif voor ons van den druiventros?
 
EEN ANDERE STEM
 
Wacht aan het eind van den leegen dag
 
enkel de droom van wat toch niet mag,
 
of wappert boven den avond ergens een vreugdevlag?
 
EEN DERDE STEM
 
Een kleine benauwde kamer in een roezige straat,
 
en met de buurvrouw van boven wat leuterpraat,
 
is dat alles, eer je moe en verdrietig naar bed toegaat?
 
Is dit heel je leven?
 
EEN DER WINKELMEISJES
 
Onnoozel halsje, neen!
 
Je kunt hier plezier genoeg hebben! Wij zijn toch ook niet van steen?
 
 
 
(De winkelmeisjes omringen de boerenmeisjes en spreken het volgende afwisselend)
 
WINKELMEISJES I
 
Er is de straat... Er zijn de uitstalkasten
 
om naar te kijken en voor stil te staan...
 
Onze leukste jurk hebben we aangedaan...
 
De jongens volgen ons... om hen zijn we gegaan,
 
maar we doen, of z' ons vreeselijk verrasten.
 
WINKELMEISJES II
 
Soms vragen ze je mee... Dan wordt het fijn...
 
Een anisetje en samen dansen;
 
we lachen veel; we gebruiken onze kansen;
 
we lachen en we dansen en we zijn
 
vroolijk, en zouden soms toch kunnen schreien...
[pagina 23]
[p. 23]
 
Maar we dansen dat weg... Ze brengen je naar huis...
 
‘Eén zoentje, Mies?’ ‘Bah, jongens willen altijd vrijen.’
 
‘Nu ééntje dan, maar handen thuis.’
 
WINKELMEISJES III
 
Soms raken we een beetje opgewonden,
 
‘Toe, kind, ach toe’... Wat kan zoo'n jongen smeeken!
 
's Morgens lijkt alles o zoo lang geleên...
 
Wat heb je nu eigenlijk ondervonden?
 
Je hoofd gloeit, je oogen steken
 
en je hart voelt zwaar als een steen.
 
BOERENMEISJE
 
En als... als een meisje soms een kindje verwacht,
 
trouwt de jongen haar dan? Wordt ze niet veracht?
 
EEN ANDER
 
Bij ons op het dorp gaan ze dan altijd trouwen.
 
WINKELMEISJE
 
Daar moet je hier niet te veel op bouwen!
 
Zorg dat er geen kómt; dan is alles in orde.
 
BOERENMEISJE
 
Maar dat is slecht! Zóó wil ik niet worden.
 
WINKELMEISJE
 
Wacht maar tot je hier een jaar of wat bent,
 
dan denkt je wel anders over die dingen.
 
BOERENMEISJE
 
Ik laat me tot geen gemeenheid dwingen!
 
WINKELMEISJE
 
Och kind, je raakt aan alles gewend.
 
BESCHOUWENDE STEM I EN II
 
Je raakt aan alles gewend... 'laas ook aan een leven
 
dat uit enkel beuzelarij bestaat...
[pagina 24]
[p. 24]
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Elk doet haar werk, stipt als een automaat,
 
maar innerlijk zijn ze er altijd buiten gebleven,
 
ze dringen in niets... Aan den rand blijven ze kleven
 
der dingen; in het voorportaal van goed en kwaad...
 
De mannen, die zijn nog elkaars kameraden,
 
die beleven nog iets van saamhoorigheid,
 
maar voor de meisjes bleef dat boek gesloten.
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Misschien zal God, in zijn genade
 
hun door het kind kunnen leeren de groote
 
vreugden en smarten, die 't lot der moeder zijn.
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Misschien. Maar 't is niet genoeg een kind te baren
 
om moederschaps zegening te ervaren,
 
te leven naar de driften is nu niet genoeg:
 
de vrouw moet in levenden helpen ontsteken de lichten,
 
zij moet zèlf een licht zijn... Maar in deze gezichten
 
is enkel de schemering van 's morgens heel vroeg.
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
In een schemering zullen hun dagen vergaan.
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
En men moet, men moet in vol daglicht staan.
 
BETTY
 
Ik kan het nu niet lang meer verbergen...
 
Wat moet ik beginne' als ik word weggejaagd?
 
Wat moet ik dan doen, waar moet ik heengaan?
 
Hij praatte zoo lief en zoo mooi...
 
Met Maart zouden we trouwen...
 
Nu is hij terug naar de Oost
 
en ik zit alleen met mijn angst...
 
Marie gaf mij een adres...
 
Ze zeggen je kunt er van dood gaan...
[pagina 25]
[p. 25]
 
De meesten gaan toch niet dood,
 
maar ik ben zoo verschrikkelijk bang!
 
Ik durf het niemand zeggen
 
en ik durf niet naar huis toegaan.
 
O God, hoe kom ik eruit?
 
Er is niemand hier die je helpt,
 
geen mensch om bij uit te huilen...
 
Zoovelen, duizenden menschen
 
loopen op straat je voorbij...
 
en niemand die naar je kijkt,
 
die even stil staat en zegt
 
‘Wat heb je kind? Kan ik je helpen.’
 
Niemand. Hard zijn hun oogen
 
en hun gezichten versteend.
 
Dààrom moet ik het doen:
 
er is geen andere uitweg.
 
STEM EN SCHIM VAN DE HUISMOEDER
 
Doe het niet kind, doe het niet...
 
Je hebt gezondigd en het leed moet je dragen.
 
God wil, dat wij boeten voor onze schuld...
 
BETTY
 
Schuld? Ik ben mij geen schuld bewust!
 
Jullie begrijpen niets van ons.
 
Wij zijn jong en we willen leven.
 
Ik hield van hem: toen hij het wilde,
 
gaf ik toe om hem plezier te doen...
 
Ze vinden het allemaal hier heel gewoon...
 
En toch durf ik het niemand zeggen.
 
O, wat ben ik verschrikkelijk alleen.
 
 
 
(Zij holt weg)
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Arm jong leven, dat zoo verloren ging...
 
Ziek en ellendig zal zij nederliggen,
 
niet berouwend d' eigenmachtige daad,
[pagina 26]
[p. 26]
 
de schending in haar van kiemend leven.
 
En wanneer ze weer wankelt naar de menschenstad,
 
zal niets in haar wezen zijn overgebleven
 
van den glans der jeugd en de frischheid der aarde:
 
zinken zal ze, zinken naar de sfeer
 
waar de jaren den afval des levens vergaarden;
 
dáar zal ze liggen, niet stijgen meer.
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Arm jong menschenkind - toen z' aan een kruispunt kwam,
 
was daar niemand, die haar hand in de zijne nam
 
en het opschrift wees boven iedre straat...
 
Eene, schel van veel lichtschijnsel sloeg ze in;
 
ze wist niet: dat schijnsel kwam van beneden;
 
door driften en lusten werd het gevoed;
 
het was een valsch licht, een klatergloed.
 
Even aarzelde ze; toen is z' afgegleden
 
dieper en dieper, den afgrond in...
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Had een hart vol liefde en een hoofd vol raad,
 
daar op haar gewacht, bij den ingang der straat,
 
ze was niet getrokken den afgrond in...
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Er zijn wegen naar omhoog, óók in de steden,
 
maar zwaar zijn ze te vinden, moeilijk te begaan...
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Bij elk kruispunt moesten helpers staan.
 
Hoevelen hebben wanhopend gestreden;
 
ach! eenzaam, moesten ze ondergaan.
 
JACOB
 
Vanavond wacht hij mij achter de kade...
 
op de rangeerterreinen zullen we onzen slag slaan.
 
Hij zegt dat er geen gevaar bij is,
[pagina 27]
[p. 27]
 
maar ze kunnen je altijd snappen
 
en dan ga je de gevangenis in...
 
Ik ben zoo bang voor de gevangenis...
 
Wat zouden ze thuis, wat zouden ze zeggen,
 
als ze wisten, dat ik dit ga doen?
 
Had ik het maar niet afgesproken,
 
maar ik heb de centen zoo noodig...
 
en ik kan nú niet meer terug...
 
STEM EN SCHIM VAN DEN HUISVADER
 
Doe het niet jongen, doe het niet.
 
Eerlijkheid duurt het langst, stelen is zonde,
 
stelen is tegen Gods gebod...
 
JACOB
 
Hier in de stad is geen God
 
en geen mensch is hier heelemaal eerlijk.
 
De grooten niet en de kleinen niet.
 
De grooten stelen en de kleinen gappen
 
en iedereen vindt het heel gewoon...
 
Je moet vèchten om boven water te blijven.
 
Eerlijk zijn, braaf zijn, God die je ziet,
 
dat is alles goed voor de dorpen.
 
Jullie begrijpen niets van ons!
 
jullie hebben ons niets geleerd,
 
wat we noodig hadden om hier te leven.
 
Jullie wisten niet, wat men hier moet weten...
 
O, wat ben ik moederzalig alleen...
 
Hij wacht me... ik beloofde te komen...
 
 
 
(in wanhoop)
 
 
 
Ik ga naar mijn verderf! Ik ga naar mijn verderf!
 
 
 
(Hij holt weg)
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Arm jong menschenkind, dat voelt in zijn verderf te gaan,
 
maar te zwak is, om verleiding te weerstaan...
[pagina 28]
[p. 28]
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Nu gaat het gebeuren. En dan komt de wet,
 
waarop klasse-denken haar merk heeft gezet
 
en eischt vergelding in naam van het recht...
 
vóelt niet hoe wil-tot-geluk in hem vecht
 
als in duizend and'ren, met vertwijfeling,
 
duwt hem de vale gevangenis in,
 
grendelt achter hem dicht de deur,
 
sluit hem op in de cel, waar de geest verliest
 
zijn spanning en het lichaam zijn fleur,
 
waar het jonge bloed zich daadloos verkniest.
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Als hij weerkeert in wat men de vrijheid noemt,
 
zal hij minder zijn tegen het rukken bestand
 
der drifte' aan de toomen van zijn hart...
 
Hij zal zwichten, en wederom zwichten en zwart
 
zal worden zijn blik als van wie werd verdoemd,
 
en vallen zal hij tot onder dien rand
 
waar het stof uit de steden wordt vergaard
 
en mensch'lijken afval met afval zich paart.
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Arm jong menschenkind! Ja ook hij heeft schuld,
 
maar hoe veel grooter de schuld dergenen,
 
die bouwden hun wereld met de steenen
 
van ónrecht en vóorrecht... hun harten vult
 
niet de wil, elkanders lasten te dragen,
 
maar aan zich zelven welbehagen...
 
KOOR VAN ARBEIDERS IN HET GROOTBEDRIJF
 
Wij zijn de werkers in het grootbedrijf;
 
de arbeidsjacht zwiept ons door ziel en lijf.
 
KOOR VAN KANTOORBEDIENDEN
 
Op de kantore' is het net zoo gegaan:
 
de telmachine geeft het tempo aan.
[pagina 29]
[p. 29]
 
DE EERSTEN
 
Al sneller wentelt het arbeidsrad!
 
Rep hand, rep voet; dwaal niet af, word niet mat.
 
ALLEN
 
Een monster sleurt ons mee in zijn vaart,
 
geen van ons is 's avonds nog een oortje waard.
 
WERKELOOZEN
 
Jullie zijn nog gelukkig, jullie hebben nog werk,
 
maar wij werden uitgeworpen...
 
KANTOORBEDIENDE
 
Keer dan terug naar jullie dorpen!
 
EEN WERKELOOZE
 
Bemoei je met je eigen zaken, lamme klerk.
 
EEN ANDERE WERKELOOZE
 
Op het dorp hoor je ook enkel de armoedeun.
 
EEN DERDE
 
Hier kun je krijgen van den steun,
 
wat je daar met hard werken amper kunt verdienen.
 
 
 
(tot een huilende vrouw)
 
 
 
Mensch, zeg, waarom sta jij zoo te grienen?
 
DE VROUW
 
Ze hebben ons onze woning uitgezet...
 
We hadden in geen acht weken kunnen betalen.
 
EEN COMMUNISTISCH REPORTER
 
Waar woon je? Dan zet ik het in de krant.
 
NET GEKLEEDE ARBEIDER
 
Jullie partij leeft alleen van schandalen.
 
COMMUNIST
 
Is meneer ook al zoo'n Julianaklant?
[pagina 30]
[p. 30]
 
Jongens, pas op voor de sociaaldemocraten!
 
Ze verkoopen je aan de bourgeoisie,
 
wij lijden honger, wij lijden gebrek!
 
Er is van alles overvloed.
 
In Canada stoken ze locomotieven met graan,
 
In Brazilië zijn tienduizend balen koffie in rook opgegaan.
 
En weet je nog, hoe van 't najaar de bloemkolen de rivier afdreven?
 
Als je een haak had, was je zoo klaar.
 
DE VROUW
 
't Is een schande! Ik heb geen boterham om aan mijn kind te geven,
 
en geen kommetje koffie voor mijn man.
 
COMMUNIST
 
't Is alles de schuld van het kapitalisme!
 
Trap het kapitalisme toch in elkaar!
 
Kijk naar Sovjet-Rusland, daar komt alles voor elkaar.
 
ANARCHIST
 
In Rusland zijn de arbeiders slaven;
 
ze zijn geketend aan den staat.
 
COMMUNIST
 
Schei toch uit met die stomme praat,
 
je doet daarmee enkel de bourgeoisie plezier.
 
EEN LINKS-SOCIALIST
 
Rusland is enorm, maar achter Moskou aandraven,
 
daar passen we voor: we moeten het zèlf doen hier,
 
zooals ze het dààr ook zelf hebben gedaan.
 
COMMUNIST (sarrend)
 
Ik zie jullie al op de barricade staan.
 
EEN COLPORTEUR VAN BEVRIJDING
 
Laatste nummer van Bevrijding met hoofdartikel van De Ligt!
 
Leert denken, makkers! Jullie koppen zitten nog dicht.
[pagina 31]
[p. 31]
 
COMMUNIST
 
Denken is niet zoo noodig. Noodig is macht!
 
Lenin heeft alles al voor ons uitgedacht.
 
Trap die rotte wereld toch in elkaar!
 
Met den opbouw spelen we 't makkelijk klaar.
 
EEN O.S.P.ER (die collecteert)
 
Denkt aan de stakers! Toont je solidair!
 
BAREND
 
Hier kameraad
 
 
 
(geeft hem wat)
 
DE COLLECTANT
 
Wil je een blad van mij koopen?
 
Of je aansluiten bij de O.S.P.?
 
BAREND
 
Dank je, kameraad. Er zijn er te veel van jullie, daarom doe ik niet mee:
 
In mijn kop en mijn hart gaat geen venster open,
 
maar die twentsche stakers, daar voel ik voor.
 
DE COLLECTANT
 
Nog één stapje man, dan behoor je bij ons!
 
BAREND
 
Ik weet niet bij wie ik behoor,
 
en daarom is het maar beter te zwijgen.
 
EEN COLPORTEUR VAN HET HEILSLEGER
 
De Strijdkreet! Koopt de Strijdkreet: Laat Jezus ook wat krijgen!
 
Wilt U een blad van mij koopen mijnheer?
 
BAREND
 
Och ja, geef maar aan.
 
DE COLPORTEUR
 
Jezus strekt zijn armen naar U uit; hij komt naast U staan,
 
om U te redden.
[pagina 32]
[p. 32]
 
BAREND
 
Redden! Ben ik dan verloren?
 
DE COLPORTEUR
 
Allemaal zijn we dat, tot we in hem worden weergeboren.
 
ARBEIDERS IN HET GROOTBEDRIJF
 
In al sneller vaart
 
wentelt het rad:
 
het lijkt of je lijf
 
wat rust is vergat.
 
Rep voet, rep hand!
 
of je ligt er uit.
 
WERKELOOZEN
 
Wij weten geen raad...
 
COMMUNISTEN
 
Op tot de daad!
 
SOCIAALDEMOCRAAT
 
Makkers! Weerstaat
 
toch des vooglaars gefluit...
 
Hebt geduld en houdt maat!
 
NATIONAALSOCIALIST
 
Volksgenooten! Wij zijn allen verkocht!
 
De wereld wordt beheerscht door een wangedrocht:
 
tegen de Joden willen wij strijden,
 
tegen de duistere macht van het geld,
 
en den schijn der democratie!
 
Aan de Oranjes zijn wij verknocht.
 
En wij willen terug naar de glorietijden
 
van Jan Pieterszoon Coen en d' Oostindische Compagnie.
 
ARBEIDERS (onder elkaar)
 
Wat staan die kerels te kletsen, zeg.
[pagina 33]
[p. 33]
 
KANTOORHEEREN
 
Zij wijzen tenminste een nieuwe weg:
 
jullie leiders hebben de kar in 't zand gereden.
 
EEN ARBEIDER
 
't Is waar, de wagen staat op een dood spoor.
 
ANTIMILITARISTEN (dragen een doek met: Ontwapening)
 
Manifesteert met ons voor den Vrede.
 
REVOLUTIONAIR SOCIALIST
 
Dank je wel! Genève, daar pas ik voor;
 
de Volkenbond kan mij gestolen worden,
 
dat heele zaakje is vies en goor.
 
 
 
(intusschen aldoor tegen de muren berichten van: Oorlog in China, burgeroorlog in Duitschland, toenemende werkeloosheid - het koor leest die en mompelt dan telkens dof eenige klanken, die uiting geven aan schrik, angst en ontzetting)
 
EVERT
 
Het is misschien waàr, dat we allen verloren zijn;
 
men voelt geen grond, men vindt niets om zich aan te geven.
 
BAREND
 
Men wordt her- en derwaarts gedreven
 
als een blad in den wind...
 
ELSJE
 
Men voelt zich zoo klein
 
tusschen die andren, die àlles schijnen te weten.
 
EVERT
 
Men wordt van binnen vaneen gereten...
 
HUIB
 
Als je maar wist, in welke richting te leven...
 
BAREND
 
Als je van dit warre gewoel den zin maar wist...
[pagina 34]
[p. 34]
 
EVERT
 
Ik denk soms: hebben we ons misschien vergist,
 
met weg te trekken van 't dorp, waar we waren geboren;
 
van den grond, waarin we verworteld ware'? Is 't
 
daardoor dat we hièr voelen zoo vreemd, zoo verloren?
 
ELSJE
 
Op het dorp hadden alle dingen een klaar gezicht:
 
je wist wat je moest doen, wat laten;
 
je voelde met alles j' en allen verbonden,
 
je stond allen in hetzelfde licht.
 
HUIB
 
Dat denk je nu... Er waren daar ook wonden,
 
en ook kloven en ook gaten,
 
't zijn met-mekaar, voor-mekaar, werd overal aangevreten;
 
daarom hielden we het immers niet uit.
 
EVERT
 
En daarom is het hièr toch beter dan dààr:
 
hier voel je te leven, aldoor, als in doodsgevaar;
 
je voelt je een prooi en je voelt je een buit
 
van onbegrijpelijke machten
 
die den mensch beheersche' èn de maatschappij.
 
Maar je ziet òm je heen en in je, voelt je stijgende krachten
 
om ze te bestrijden; je voelt een nieuw Wij
 
in je worden geboren... O, ik weet wel:
 
het is alles moeilijk, zwaar...
 
maar ik weet óók, dat we goed deden te gaan, want niet daar,
 
hier groeit in menschen de kracht te doorzien - te begrijpen - te willen
 
voor andren, wat je wilt voor je zelf; mee omhoog hen te tillen
 
naar een beter leven, zuiver en klaar.
 
ELSJE
 
Maar Jacob en Betty gingen verloren.
 
Je weet toch, wat er met hen is gebeurd...
[pagina 35]
[p. 35]
 
HUIB
 
Ik weet het: ze werden meegesleurd
 
door den troebelen stroom der verleiding.
 
EVERT
 
De stad had in hun wezen iets ontwricht.
 
ELSJE
 
Ze waren niet sterk genoeg, ze hadden niet moeten gaan..
 
BAREND
 
Ach, we konden immers geen van allen weerstaan
 
aan avondhemel, de lokking van dat groote licht.
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Opgenomen
 
in de troebele stroomen
 
van het grootsteedsche leven,
 
waar oude waarheden niet gelden
 
en de ongetelden
 
worden saamgedreven...
 
 
 
Hoevelen zullen bezwijken,
 
niet langer omperkt door de dijken,
 
waarbinnen de vaderen leefden, veilig - gerust;
 
zullen worden uiteengeslagen
 
en, wrakhout, door het tij gedragen,
 
naar dat andre, donkere licht aan de wijkende kust,
 
 
 
zullen voele' in hun laatste uren,
 
als 't bijten van scherpe zuren,
 
wroeging om wat werd verzuimd, gedaan;
 
of zullen verstompt, afgesleten,
 
zonder iets van de diepten des levens te weten,
 
uw diepten, o dood, ingaan.
 
 
 
Niet geleefd; niet waarlijk geleden;
 
niet genoten den zilver-geschubden vrede,
 
noch den purper-gevlerkten strijd,
[pagina 36]
[p. 36]
 
niet éénmaal d'azuren trappen betreden,
 
die stijgen naar de oneindigheid.
 
BESCHOUWENDE STEM II
 
Maar hoe kan dat zijn, hoe kan dat zijn,
 
dat zoovelen nu sterven, enkel doorvreten
 
van schaamle ellende en doffe pijn?
 
Tusschen de scharen leeft toch de gedachte
 
van komende vrijheid, van zichzelf bevrijden
 
uit armoe-vernedering;
 
leven toch deze twee schoone getijden:
 
strijd, een onweer vol heerlijke pracht en
 
solidariteit, warme verteedering...
 
 
 
Tusschen hen leeft toch het schoone - sterke
 
geklapwiek, de drang die op purperen vlerken
 
omhoog draagt de massa, het zwoegend volk,
 
't geloof dat hen troost in smarten en pijnen
 
en trekt voor hen uit, door 's levens woestijnen,
 
glans-omrande onweerswolk?
 
BESCHOUWENDE STEM I
 
Ja, 't is waar: socialisme kwam deze scharen
 
den rijkdom des levens openbaren,
 
maar 't heeft niet alles te doen vermocht,
 
wat te doen het vertrouwde in zijn glanzenden morgen,
 
niet in één webbe alle harten geborgen
 
en niet allen uit knechtschap teruggekocht.
 
 
 
Niet allen getrokken en niet allen verbonden,
 
niet den adem gereinigd van millioenen monden
 
die de wereld met haar onreinheid vult;
 
't kòn niet alle booze krachten bezweren
 
die hier samenvloeien en zich condenseeren:
 
zijn onmacht was 't, nog meer dan zijn schuld.
[pagina 37]
[p. 37]
 
Daarom hoort het oor, door 't rumoer der dagen,
 
gedurig gejammer, bedwongen klagen
 
van harten die hongeren langzaam dood,
 
daarom zijn er nog zoovele handen die tasten,
 
zooveel zielen, verzwakt van àl te lang vasten,
 
wachtend op het edele geestesbrood,
 
 
 
het goede brood, dat men nú kan eten.
 
Het is niet genoeg door 't geloof te weten
 
dat de groote honger eens zal worden gestild;
 
heerlijk is de strijd voor een toekomst vol licht
 
maar we willen dat nú ontbloeie elk gezicht
 
en de steen van elk graf worde weggetild.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken