Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw in het woud (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw in het woud
Afbeelding van De vrouw in het woudToon afbeelding van titelpagina van De vrouw in het woud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw in het woud

(1912)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

Mensch en mensch.

 
‘Tusschen de menschen-scharen
 
die vloeden over de aard
 
vindt het hart in de wiss'ling der jaren
 
enkelen licht-omwaard
 
 
 
van een licht, dat niet is voor de oogen....
 
het omhangt hun gestalte als een gaas
 
van teêrheid; 't is of zij bewogen
 
door een mistig-lichtend waas.
 
 
 
't Hart laat vallen den zin van hun spreken
 
om te drinken den klank hunner stem:
 
als haar zachtheden overleken
 
gaat geluks-getril door hem.
 
 
 
Elk hunner stille gebaren
 
is een deinende wind die doet
 
rits'len en ruischen de blaren
 
van het ontroerd gemoed.
 
 
 
Soms staat een man van dat lichtwonder
 
omgloried; een vrouw soms, een kind -
 
een enkel maal gaat het onder,
 
en laat het hart arm en blind.
[pagina 63]
[p. 63]
 
Maar die het omspeelt, voor de zijnen
 
kent het ze met éénen slag:
 
het bezit ze, zoodra ze verschijnen
 
aan den horizon van zijn dag.
 
 
 
Er gaat door zijn diepten een beven
 
wanneer het zich tot hen wendt:
 
‘broeder! in welke dreven
 
hebben wij elkaar gekend?’
 
 
 
‘Zuster, aan welke kusten
 
vlocht zich tusschen ons het band?’
 
‘In de wat'ren van 't onbewuste
 
zwommen wij hand aan hand’...
 
 
 
O licht dat het zoete verschelen
 
maakt tusschen der menschen geslacht,
 
de weinigen scheidt van de velen
 
en ze stelt om het hart als een wacht,
 
 
 
gij die plooit over somm'gen de wade
 
der zachte aantrekkelijkheid, -
 
hoe kunnen wij weten of raden
 
waaruit ge ontspringt, wat ge zijt?
[pagina 64]
[p. 64]
 
Drang die eenen mensch trekt tot den ander,
 
zoete drang niet te weerstaan
 
die de harten buigt naar elkander,
 
wat zijt ge? waarheid? of een waan?
 
 
 
Heeft het hart uit zijn eigen lichtmeeren
 
misschien onbewust iets getild
 
dat doet enk'len voor hem verkeeren
 
in lichtbron die verlangen stilt?
 
 
 
Heeft het zelf misschien opgetooverd
 
waarin het zich stooft, dezen gloed,
 
als een zuidewind zelf beloovert
 
boom dien het ruischen doet?
 
 
 
Of rijst waarlijk essence onzichtbare,
 
gelijke, uit menschwezens omhoog
 
die ze vinden doet kristalklare
 
wat'ren in elkander's oog,
 
 
 
en peilen elkaar zonder spreken
 
dieper dan het woord-lood ooit deed,
 
en met één blik lichtend doorbreken
 
eenzaamheid, mensche'-omdonkerend leed,
[pagina 65]
[p. 65]
 
Ik weet niet, maar 'k weet, in de landen
 
der aarde hangt somtijds een gloed
 
om een menschegestalt die de wanden
 
van verenkeling smelten doet.
 
 
 
Als ik die gloed weer zie lichten
 
boven een man of een vrouw
 
worden de grijze gezichten
 
der dagen mij fonkelblauw.
 
 
 
Hun vale bekommernissen
 
vagen weg als nachtgebroed:
 
op zoete en hooggewisse
 
maten, welft zich mijn bloed.
 
 
 
Ik schrijd; het hoofd opgeheven,
 
de armen wijdt gestrekt
 
schrijd ik toe op de licht-omgeven
 
gestalte, die licht in mij wekt.
 
 
 
Weifelloos, zonder dralen
 
sla ik de armen om haar:
 
o ziel, laat uw hulsels vallen;
 
wij bergen geluk voor elkaar.
[pagina 66]
[p. 66]
 
Zacht voel ik mijn ziel bewezen
 
als 't kindje in den moederschoot
 
in mij komt een vloed gestegen,
 
en de wereld wordt vol en groot’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken