Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw in het woud (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw in het woud
Afbeelding van De vrouw in het woudToon afbeelding van titelpagina van De vrouw in het woud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw in het woud

(1912)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

Hart en wereld.

 
‘De wereld is een worden en verworden;
 
het hart vindt niets vasts, zich mee te omgorden,
 
toch altoos hunk'rend naar het vaste goed.
 
 
 
Zalen die het òm zich bouwde vervallen;
 
die het oprichtte, lichte levenshallen,
 
storten ineen: 't blijft tusschen puinen staan.
 
 
 
Ja, eenzaam overend tusschen de puinen
 
waar eenmaal koepels in bloeiende tuinen
 
hun zachte bogen hieven in het licht.
 
 
 
Dan buigt het zich gelijk een wilg tot treuren:
 
het mijmert veel over voorbij gebeuren,
 
en klampt zich vast aan verzonken geluk.
 
 
 
Het voelt zich bedrukt tusschen eenzaamheden;
 
zijn klop wordt zwakker: het is afgesneden
 
van de bron die de grage harten voedt.
 
 
 
Er is niets dat hem lokt van alle dingen:
 
het treurt over zachtheden die vergingen,
 
verduisterde starren, gedoofden gloed.
[pagina 56]
[p. 56]
 
Maar leven is een ding van groei en worden;
 
Starren ontluiken nieuw waar oude dorden,
 
aan avondheemlen rijst een morgengloed.
 
 
 
Als een bloemstengel met duizende kelken:
 
d'opp're barste' ope', als de ondere verwelken,
 
zoo is het hart, het bloeiend-rijke hart.
 
 
 
Laat het maar gaan: het vindt zijn eigen wegen;
 
het vindt de eigen maat voor zijn bewegen:
 
het kan wel dwalen maar niet blijven staan.
 
 
 
De wereld ligt vol gunstige openheden,
 
de wereld is gelijk een bosch, doorsneden
 
van paden, die ontmoete' elkaar altijd.
 
 
 
Zij is gelijk een bloembed vol violen:
 
de purp'ren menschezielen, die verholen
 
en hoopvol, blikken, buigen naar elkaar,
 
 
 
en elkander bevruchten: zweeft het gonzen
 
der zachte gevoelens niet als een donzen
 
wolk over de geurende aarde heen?
[pagina 57]
[p. 57]
 
De wereld en het hart zijn nauw verbonden:
 
zij voert de slagen die het treffen, wonden;
 
uit haar dringt ook de balsem die ze heelt.
 
 
 
Het weet haar weideplaatsen wèl te vinden,
 
het hoort haar bronnen, de schaduw-beminde
 
opborrelen; midden in de woestijn
 
 
 
merkt het 't borrelen van de zachte willen
 
waaraan het zijnen liefdedorst zal stillen:
 
als het hoort ruischen hunne melodie
 
 
 
maakt het zich op: langs onzichtbare draden
 
trekt het daarheen; het baant zich nieuwe paden
 
geleid door het zintuig der sympathie.
 
 
 
Het hart is wijs: naar de krachten die heelen
 
buigt het altijd, en de wachtende keelen
 
der dingen raakt het zachtjes aan: muziek
 
 
 
begint, samenklinken; zachte akkoorden
 
glijden weer aan, en nieuwe levens-woorden
 
ruischen, dragend een wereld op hun wiek.
[pagina 58]
[p. 58]
 
Bereidheden die lang wachtten, neerstrijken;
 
handen en oogen brengen koninkrijken
 
aan; wereld krijgt weer d'ouden, nieuwen zin.
 
 
 
Het pad buigt om, dat naar den afgrond rende:
 
het hart dat zich bereidde op levens-ende
 
ziet zich verwijden nieuw levensbegin.
 
 
 
Hier welt een troost op: komt hier, droeven, drinken
 
uit hem, komt allen die u zaagt ontzinken
 
iets liefs, drinken den troost die hier opwelt.
 
 
 
Hij droogt nooit uit; hij koelt de heete handen,
 
hij maakt weer vochtig het droog oogenbranden
 
en ruim de harten die waren bekneld.
 
 
 
Het hart leeft en zijn leven is begeeren:
 
de wereld leeft, zij staat klaar te vermeeren
 
het harte-leven dat zich tot haar wendt.
 
 
 
Er is altijd iets in haar dat komt wekken
 
begeerte in hem: altijd dat zachte trekken
 
begint weer tusschen hen, dat het hart kent;
[pagina 59]
[p. 59]
 
Altijd dat zachte spel van het opleven
 
der zielsverlangens, gelijk een opzweven
 
van bonte vlinderscharen, altijd weer
 
 
 
de vloed die opkomt uit het al der dingen
 
waarover het heenbuigt, bevredigingen
 
te scheppen, altijd and're, altijd meer.
 
 
 
Wereld is als een rijke zomerweide
 
waar elk dier vindt het voor zijn smaak bereide
 
maal van genot en pure kracht;
 
 
 
daar tieren de grazen voor alle lusten
 
van 't hart, de bewuste en onbewuste,
 
die kruidig zilt, die geurig zacht.
 
 
 
Daarom kan niet verschralen, niet verarmen
 
het hart; 't zendt stroomen warmte uit, en warme
 
stroomen omspoelen 't, drijven aan zijn groei;
 
 
 
het vindt altijd iets om in te verzinken,
 
kracht in te storten en kracht uit te drinken
 
het wordt telkens bevrucht tot nieuwen bloei.
[pagina 60]
[p. 60]
 
Het vindt terug den weg naar 't zacht-bereide,
 
het zendt zoolang ranken uit naar het wijde
 
leven rondom, tot het zich weer verbond;
 
 
 
dan richt het zich op, als het heeft gevonden,
 
als het zich gegrepen voelt, voelt verbonden
 
aan heel de wereld door een mensch, een ding;
 
 
 
als een rund over avondlijke weide
 
loeit het uit zijn triomf naar alle zijden,
 
de volheid uit van zijn bevrediging.
 
 
 
Zoo is het hart: zijn vreugde kan niet sterven,
 
het moet altijd nieuw hunk'ren, nieuw verwerven
 
zoo lang het leeft, zoo lang de wereld leeft,
 
 
 
in samenklinken en in samenknoopen
 
gaan hem altijd nieuwe geneugten open,
 
tot de nacht valt, die al het enk'le omgeeft,
 
 
 
tot het zinkt in de vreê van 't onbewuste,
 
om van zijn veel-begeeren uit te rusten,
 
om stil te worden aan genot en pijnen,
[pagina 61]
[p. 61]
 
en plaats te maken voor weer nieuwe scharen
 
van harte', opbruischend in begeerte, baren
 
die op de levenszee een pooze deinen’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken