Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede
Afbeelding van Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vredeToon afbeelding van titelpagina van Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.30 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede

(1973)–B.V.A. Röling–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 122]
[p. 122]

10. Vrede en bewapening

Zolang de wereld verdeeld is in soevereine staten, die binnen hun collectiviteit hun belangen en waarden vaststellen, is er macht nodig om die belangen en waarden veilig te stellen tegenover andere staten met andere belangen en andere opvattingen. Machteloosheid, onmacht, zou passieve uitlokking van geweldpleging betekenen. Vandaar dat bewapening de vanzelfsprekende consequentie is van soevereiniteit. Micropolitiek gezien (d.i. kijkend naar het gedrag van staten in een concrete situatie) is bewapening logisch en redelijk. Maar de gedachte van veiligheid door macht heeft haar eigen innerlijke logica. Bij ‘veiligheid door macht’ wordt de intensiteit van de bewapening bepaald door de capaciteit van de eventuele tegenstander. Niet zijn intenties zijn beslissend maar zijn ‘capacities’. Veiligheid door macht leidt daardoor tot allerlei consequenties, die meebrengen dat macropolitiek gezien (wat betreft de werking in ruimte en tijd) dit stelsel niet deugt. Wat logisch was wordt onlogischGa naar voetnoot1, wat redelijk was wordt onredelijk. Vandaar de fundamentele kritiek op de gedachte van ‘peace is our profession’, gebaseerd op het dilemma, waarin een wereld geraakt nu het bestaande stelsel levensgevaarlijk wordt door de ontwikkeling van de wapentechniek.

Het probleem waarvoor de wereld staat vindt zijn grond in het feit, dat de moderne wapens onbruikbaar zijn geworden, daar hun gebruik wederzijdse vernietiging meebrengt. Dat is een omstandigheid waarvan niemand een verwijt kan worden gemaakt, want het is ontstaan door de technische ontwikkeling. De snelheid van die technische ontwikkeling is zo

[pagina 123]
[p. 123]

groot geweest, dat aanpassing van het stelsel aan die techniek niet heeft kunnen plaatsvinden. Wij leven allemaal in een onaangepaste wereld, in een structuur - de staten-soevereiniteit - die behoort bij primitieve wapensGa naar voetnoot2.

Daarnaast bestaat kritiek tegen bepaalde stappen op het gebied van buitenlands beleid, die niet wezenlijk zijn voor het stelsel, maar geweten kunnen worden aan kortzichtigheid of kwaadaardigheid, b.v. wanneer de opvoering van de bewapening niet geschiedt op grond van extern-politieke overwegingen (zoals opvoering van de bewapening in andere landen), maar op grond van intern-politieke motieven (vrees dat de oppositie in het binnenland de verkiezingsstrijd zal afstemmen op het verwijt dat de regering ‘soft on communism’ is, toegeven aan pressie van het ‘military industrial complex’).

Er is dus tweeërlei kritiek op de bewapening: een essentiële, die wijst op het dilemma, de impasse, waarin onze wereld geraakt is door de ontwikkeling van de techniekGa naar voetnoot3, en een incidentele, die zich richt tegen domheid of kwaadaardigheid in verband met de bewapening.

Macht speelt een rol bij dieren en mensen: bij conflict en strijd wordt de uitkomst gemeenlijk bepaald door de machtGa naar voetnoot4. Dat is allereerst fysieke macht in de vorm van lichaamskracht die dreigend wordt getoond. Het dier zet zijn haren op om indrukwekkender te worden. De mens verbreedt zijn gestalte door breed uitgemeten kleding: in het militaire ceremoniële uniform zijn nog overgebleven de kolbak, de epauletten, de felle kleuren, die vroeger dienden om de tegenstander van verre te imponeren.

[pagina 124]
[p. 124]

Bij de mens vooral wordt het wapen van belang: het werktuig om de fysieke kracht te vergroten. Wijsgeren spreken van het werktuig als van de verlenging van de handGa naar voetnoot5. Met het wapen werd de lichaamskracht minder van betekenis, maar gingen andere kwaliteiten, snelheid, intelligentie, vaardigheid, uithoudingsvermogen, samenwerking, organisatiekunde een rol spelen. Voortdurend is er verandering van de wapens. De overgangen geven steeds moeilijkheden, want ieder soort wapen heeft zijn eigen erecode, leidt tot de ontwikkeling van bepaalde militaire deugden. Zo heeft men zich lange tijd verzet tegen het lange-afstandwapen dat met de kruisboog zijn intrede deed. De kruisboog werd op het Tweede Lateraans concilie van 1139 verboden tussen christelijke ridders. Tegen heidenen mocht hij gebruikt worden. Het is vaak zo, dat het nieuwe wapen in den beginne alleen toelaatbaar wordt geacht tegen bepaalde, bijzonder verachte vijanden.

De ethos van het zwaard was moeilijk te rijmen met het doden vanuit de verte. Men zag in dat doden op een afstand een element van onridderlijke heimelijkheid en arglistigheid. Daarbij kwam dat het de mogelijkheid opende dat een edel ridder van verre gedood werd door een laaggeboren lafaard.

Gelijksoortige moeilijkheden zijn ontstaan met het vuurwapen. Ook daartegen is bij ons verzet gerezen, maar zoals meestal heeft de effectiviteit van het nieuwe wapen dit verzet weten te overwinnen. Dat is niet overal zo geweest. In Japan kende men in de 17e eeuw de vuurwapenen. Nederlanders hebben daar destijds bijgedragen tot de ontwikkeling van het vuurwapen. Maar in die tijd waren de verschillen in technisch kunnen nog niet zoals vandaag den dag. Het buskruit was eerder bekend in China dan in Europa, maar men gebruikte het daar allereerst voor vuurwerk.

Na de afsluiting van Japan in de 17e eeuw, uit angst voor kolonisatie, heeft men de vuurwapenindustrie geleidelijk verwaarloosd. Strijd van Samurai, de ridderklasse, werd weer strijd met het zwaard. Ander soort strijd werd onverenigbaar

[pagina 125]
[p. 125]

geacht met de erecode van de Samurai. Toen de Amerikaanse commodore Perry in de 19e eeuw, onder bedreiging met militaire actie, openstelling van Japan eiste, stond Japan machteloosGa naar voetnoot6.

Elke cultuur kent remmende factoren, die de ongebreidelde ontwikkeling van het wapen beperken. Beginselen van ridderlijkheid en christelijkheid, ethische beginselen speelden bij ons vooral een rol. In onze cultuur hebben ook argumenten van esthetiek gegolden. De eisen gesteld door de schoonheid hebben destijds de effectiviteit van het wapen beperktGa naar voetnoot7.

Er zijn nog steeds remmende factoren. Het volkenrecht verbiedt bepaalde soort wapens en verbiedt om de burgerbevolking tot oorlogsdoel te maken. Maar dit is een juridische beperking naar de standaarden van de ‘Beschaafde Staten’ (zoals de staten zichzelf vroeger pleegden te noemen). Sinds de VN noemen de staten zich ‘Vredelievende Naties’ (art. 4 VN-Handvest). De vrede is de centrale, gemeenschappelijke waarde geworden. Intussen, ter wille van de vrede worden nu soms, de vroegere ‘beperkingen van gewelddadigheid als eis van de beschaving’ opzij gezet. Onze huidige vredeshandhaving door middel van de ‘balans der verschrikking’ heeft zich neergelegd bij een stelsel, waarbij de vrede wordt gewaarborgd door wederzijdse bedreiging met genocide.

Ook het simpele feit van de grotere mogelijkheid die de techniek ging bieden speelde een rol. Onze technische cultuur geeft in het algemeen een grote waarde aan de technische ontwikkeling. Er bestaat de neiging om de technische mogelijkheden volledig uit te buiten. Von Weizsäcker meent, dat wij ons in dit opzicht gedragen als apen of kinderen. Hij

[pagina 126]
[p. 126]

noemt dit onbeperkt toepassen van technische mogelijkheden teken van technische onvolwassenheidGa naar voetnoot8.

Technische perfectie en vernieuwing schiep de mogelijkheid van wapens van grote effectiviteit, maar van een weerzinwekkend karakter. Naar de vroegere maatstaven - de wetten der menselijkheid, het nodeloos leed - zijn zij erger en verwerpelijker dan de wapens die destijds werden verboden, zoals de dum-dum-kogels. Men spreekt wel van ‘dubieuze wapens’ om een groep nieuwe wapens aan te duiden, die niet naar geldend volkenrecht zijn verboden, maar alleszins verdienen zouden uitgesloten te wordenGa naar voetnoot9, zoals napalm.

Onze eeuw heeft een haast onvoorstelbare technische ontwikkeling van het wapen meegebracht, culminerend in nucleaire wapens en raketten. Dat heeft voor onze tijd de behoefte meegebracht om voortdurend paraat te zijn: de onverhoedse aanval van de ander zou beslissend kunnen zijn. ‘Beslissende klappen’ zijn mogelijk geworden nu één thermonucleaire bom groter explosieve kracht kan hebben dan alles wat ooit in de wereld sinds de uitvinding van het buskruit ontplofte. De ervaring van ‘Pearl Harbour’ - men spreekt soms van een Pearl-Harbourcomplex - maakte dat men vooral in de VS beducht was voor de gevolgen van een onverhoedse aanval.

Een enorm militair apparaat in vredestijd wordt op het ogenblik nodig geacht. Het Institute for Strategie Studies te Londen publiceert jaarlijks een ‘Military Balance’ waarin met vrij grote nauwkeurigheid de cijfers voor de gehele wereld worden vermeld. Het blijkt dat in 1973 in de wereld miljoenen mannen in actieve dienst warenGa naar voetnoot10.

VS 2.252.900
NAVO (zonder VS) 2.884.100
SU 3.425.000
Warschaupact (zonder SU) 1.027.000
China 2.900.000

[pagina 127]
[p. 127]

Cijfers over de explosieve kracht van op het ogenblik bestaande kernwapens worden niet gegeven. De schattingen daaromtrent lopen van 60 tot 300 miljard ton TNT (Trinitrotoluol = de conventionele springstof), dat is minstens 2 à 6 ‘blockbusters’ per hoofd van de gehele wereldbevolking (al zou men wat moeilijkheden kunnen hebben met de democratisch eerlijke verdeling).

Enkele onderscheidingen dienen te worden gemaakt.

Allereerst de onderscheiding tussen conventionele en nucleaire wapens, een onderscheid dat door de stralingseffecten van de nucleaire wapens erg gemakkelijk valt vast te stellen. Dit is wel de belangrijkste onderscheiding; de drempel is duidelijk. Een gevecht kan met conventionele wapens van alle grootten gevoerd worden. De explosieve kracht van de zwaarste conventionele wapens behoeft niet veel te verschillen van die van de kleinste nucleaire. Maar als de nucleaire wapens hun intrede hebben gedaan, dan is niet te voorzien welke andere grenzen nog in acht zullen worden genomen. De geleidelijke verheviging, escalatie, tot de totale thermo-nucleaire oorlog, waarbij beide partijen elkaar vernietigen, ligt dan open zonder duidelijk gemarkeerde drempels die moeten worden overschreden.

Men heeft reeds lang onderscheid willen maken tussen agressieve en defensieve wapens. Begrijpelijk, want als hier duidelijk onderscheid gemaakt zou kunnen worden zou men alle aandacht kunnen besteden aan de uitbanning van agressieve wapens. Maar men is er niet in geslaagd een scherp onderscheid te maken. Gemeenlijk kunnen wapens zowel agressief als defensief worden gebruikt. In de Cubaanse crisis verzetten de Verenigde Staten zich tegen wapens (raketten) op Cuba, die Amerikaans grondgebied zouden kunnen bestrijken. Wellicht dat dit criterium ooit nog eens in ontwapeningsovereenkomsten een rol zal kunnen spelenGa naar voetnoot11.

Een gebruikelijk onderscheid, gemeenlijk in verband met de

[pagina 128]
[p. 128]

atoomwapens, is het onderscheid tussen taktische en strategische wapens. Het onderscheid is niet heel scherp. Onder taktische wapens verstaat men de wapens die direct bij ‘het slagveld’ (en dit kan in onze gemotoriseerde tijd een enorm gevechtsterrein zijn) van belang zijn om de strijd tot een beslissing te brengen. Strategische wapens zijn gericht op het achterland, op de wapenfabrieken, en, sinds de bevolking oorlogsdoel werd, op de bevolkingscentra, de grote steden. Het onderscheid is vooral van belang voor de onderscheiding tussen tactische en strategische atoomwapens. De NAVO-strategie houdt in, dat de NAVO het gebruik van tactische atoomwapens niet uitsluit bij een Russische aanval met conventionele wapens. De grens tussen tactische en strategische atoomwapens is in de praktijk echter niet zeer duidelijk. Vandaar het gevaar dat escalatie naar zwaardere atoomwapens zal plaatshebben als eenmaal de fatale drempel is overschreden. Die NAVO-strategie is daarom verwerpelijk.

Op het ogenblik worden héél kleine atoomwapens ontwikkeld, de ‘mini-nukes’. Zij hebben het voordeel - mede in verband met de grotere precisie die tegenwoordig mogelijk is - dat in de tactische strijd het militaire doel kan worden vernietigd zonder al te veel militair-onnodige schade daaromheen. Maar juist omdat zij kleiner zijn, zullen zij wellicht eerder worden ingezet, zullen zij ertoe leiden dat de fatale drempel die conventionele en militaire wapens scheidt, vroeger wordt overschreden.

Men moet hier niet verwarren met de onderscheiding tussen verschillende strategieën, met name de ‘counter force’ en ‘counter-city’ strategieGa naar voetnoot12. Bij de ‘counter-force strategy’ gebruikt men zijn wapens tegen de wapens (en de wapenindustrie) van de tegenstander: de wapens worden gebruikt om de militaire macht van de vijand te vernietigen. Bij de ‘counter-city strategy’ richt men zijn wapens tegen de bevolking. In tijd van vrede betekent dit de bedreiging met de ondergang van zijn steden als de ander zou aanvallen. In tijd van oorlog is het de consequentie van die dreiging, of de poging om door

[pagina 129]
[p. 129]

optreden tegen de burgers hun moreel te breken, de wens tot capitulatie te doen ontstaanGa naar voetnoot13.

De onderscheiding kwetsbare en onkwetsbare wapens is voor de militaire strategie van groot belang. Onkwetsbare wapens zijn wapens, die vrijwel niet door een aanval van de tegenstander kunnen worden uitgeschakeld, zoals raketten diep onder de grond, raketten in duikboten onder water, raketten op gemakkelijk verplaatsbare lanceerbases, vliegtuigen in de lucht. Sinds de onkwetsbare wapens bestaan, en dus de afschrikking is geworden tot ‘stable deterrence’, is de angst voor de onverhoedse aanval minder geworden, en ook de vrees dat een land tot de aanval zou overgaan in de mening dat de ander op het punt stond dat te doen. De onkwetsbaarheid van de wapens - en volgens McNamaraGa naar voetnoot14 kunnen de VS en de Sovjetunie beiden de ander vernietigen met wat over is nadat zij een volle lading hebben geïncaseerd, men noemt dat de ‘second strike capability’ - maakt dat men zonder haast te werk kan gaan, en dat men, via de ‘hot-line’ zich eerst groter zekerheid omtrent de situatie kan verschaffen. Daarmede is

[pagina 130]
[p. 130]

ook het gevaar voor de katalytische oorlog - een derde macht brengt een atoomwapen in de VS of de Sovjetunie tot ontploffing, om zo beide partijen tegen elkaar in het harnas te jagen - verminderd.

Als men van ‘ABC wapens’ spreekt, bedoelt men atomaire, biologische en chemische wapens. Ze hebben gemeen dat ze betrekkelijk nieuw zijnGa naar voetnoot15, en wat de biologische en chemische wapens betreft, dat ze moeilijk passen in de bestaande militaire erecode. Er bestaat in het algemeen een grotere afkeer van de B- en C-wapens, dan van de atomaire wapens, die tenminste de explosietraditie voortzetten. Men krijgt, zoals men wel gezegd heeft, bij atomaire wapens ‘more bang for a buck’, méér knal voor een knaak. De B- en C-wapens ziet men, naar de huidige code, als méér laaghartig en vulgairGa naar voetnoot16.

Rond de B- en C-wapens heerst vrij grote geheizinnigheid. In ieder land is men er mee bezig. Onderzoek met defensieve oogmerken - en daar kan niemand bezwaar tegen hebben - leidt vaak tot resultaten die agressief zeer wel bruikbaar zijn. Menigeen is geneigd de voordelen van de chemische wapens breed uit te meten. Duidelijk vooral is, dat ze huizen en fabrieken intakt laten. Steden blijven gaaf al vernietigt men daarin de bevolking, en dat is een groot voordeel als men gaarne de industrie intact wil overnemen. Uit dit argument spreekt, zo al geen eerbied voor de mens, dan toch zeker wel de eerbied voor de machine.

Chemische wapens kunnen zéér effectief zijn. Er is ook enige gradatie mogelijk. Ze kunnen gericht zijn tegen de planten (vernietiging b.v. van de rijst, ontbladering van bomen), of tegen de mens. En ten aanzien van de mensen kan men weer onderscheiden tussen wapens die beogen tijdelijk buiten ge-

[pagina 131]
[p. 131]

vecht te stellen en wapens die beogen dodelijk te zijnGa naar voetnoot17. Het is om die redenen, dat een deskundige als Fuller de chemische wapens humaner en redelijker noemt dan de explosiewapensGa naar voetnoot18. Het is mogelijk dat de aversie tegen chemische wapens zal verminderen. Zij werden op grote schaal in de Vietnamese oorlog op bruikbaarheid getest. Als wapens een grote rol blijven spelen in de internationale verhoudingen, dan zouden C-wapens ongetwijfeld een grote toekomst kunnen hebben.

De biologische wapens kunnen gericht zijn tegen planten, dieren en mensen. Maar men weet niet zeker, dat de uitwerking ervan onder controle gehouden kan worden. Een uit de hand gelopen epidemie zou ook de gebruiker van het wapen kunnen treffen. Een en ander heeft ertoe geleid, dat een verdrag is gesloten waarbij het ontwikkelen, de produktie en het in voorraad houden van die wapens, benevens de toxin-wapens (eigenlijk chemische wapens, maar langs bacteriologische weg geproduceerd), is verbodenGa naar voetnoot19.

De bewapening in de wereld is zodanig, dat men van een ‘balance of terror,’ ‘balance of horror’, een evenwicht van de verschrikking kan spreken. ‘Balance of power’, machtsevenwicht, zag op een min of meer gelijkwaardige macht van de staten. ‘Balance of terror’, het evenwicht der verschrikking, ziet op een aan beide zijden bestaande capaciteit om na een

[pagina 132]
[p. 132]

aanval, door middel van onkwetsbare raketwapens, de burgerbevolking van de aanvaller te treffenGa naar voetnoot20. Dat sluit uit om een oorlog met de hevigste wapens als ‘middel van politiek’, als ‘voortzetting van de politiek met militaire middelen’ te ondernemen, wat nog wel steeds denkbaar is ten aanzien van de beperkte oorlog, met conventionele wapens gevoerd.

Toch gaat de wapenwedloop door. Men wil graag sterker zijn dan de tegenstander, en zeker in de VS, waar men een militaire raketmacht heeft opgebouwd, groter dan de Russische. Men wilde van deze overmacht geen afstand doen, zoals McNamara uitdrukkelijk verklaardeGa naar voetnoot21.

In de SALT I Verdragen van mei 1972 tussen de VS en de SU is het beginsel van pariteit erkend. Maar die verdragen hebben de kwalitatieve wapenwedloop onaangetast gelaten. Wat de kwaliteit van wapens betreft, ligt Amerika nog steeds vér voor - en de ervaring met nieuwe wapens in Vietnam, met name met nieuwe precisiewapens - heeft daar zeer toe bijgedragen. In min of meer officiële Amerikaanse uitingen wordt duidelijk uitgesproken, dat men die technische voorsprong niet wil verliezen.

Er is een verzadigingspunt: als men de ander in welke combinatie ook, heel zeker totaal kan vernietigen. Maar de ontwikkeling van een anti-raketstelsel brengt daarin verandering. Zowel de Sovjetunie als de VS gingen onlangs tot een beperkt anti-raketstelstel (‘ABM system’) over, zogenaamd tegen China, maar zonder twijfel ook bruikbaar tegenover elkaar. McNamara legde daarbij de nadruk op de verdediging van de steden. Nixon legt het accent op het onkwetsbaar

[pagina 133]
[p. 133]

houden van de Amerikaanse intercontinentale rakettenGa naar voetnoot22. Het ‘ABM system’ betekent weer nieuwe bewapening: het evenwicht kan gehandhaafd blijven als voor iedere anti-raket-raket een raket wordt bijgebouwd. De invoering van een anti-raket-raketstelsel verlegt het verzadigingspunt van bewapening naar ongekende verten, bepaald door de techniek en de economische draagkracht.

Ook worden raketsoorten ontwikkeld die het anti-raketstelsel zullen kunnen doorbreken. Met name dienen hier genoemd de raketten met meerdere atoomkoppen, die onafhankelijk hun doel zoeken (MIRV's). Een combinatie van MIRV's en een uitgebreid ABM-stelsel zou kunnen leiden tot een ‘disarming first strike capability’, dat is de mogelijkheid om de militaire raketmacht van de ander vrijwel geheel te vernietigen. Als beide supermachten over deze capaciteit beschikken, wordt in een crisissituatie de toestand uiterst hachelijk. Vandaar de besprekingen tussen de VS en de SU om te komen tot een beperking van de strategische wapens (SALT, Strategie Armamant Limitation Talks, mede ter handhaving van een ‘second strike capability’).

Die besprekingen hebben in mei 1972 geleid tot een reeks van verdragen die als SALT I worden aangeduidGa naar voetnoot23. Zij brachten beperking van de defensieve (anti-raket)raketten en van de offensieve raketten (zowel die in silo's te land als de raketten in onderzeeërs). Daarmede werd allereerst bereikt, dat een ‘disarming first strike capability’ moeilijker zal kunnen ontstaan. Het eerste resultaat van SALT I is, dat wederzijds door afspraak de bevolkingscentra kwetsbaar zijn gehouden (het evenwicht der verschrikking) ten bate van de vrede. Met name dus dat de bevolkingen gijzelaar blijven

[pagina 134]
[p. 134]

voor het goed gedrag van hun regering. Anders gezegd: dat de mogelijkheid van de bedreiging met genocide blijft gehandhaafd. Een tweede consequentie is, dat de kwantitatieve wapenwedloop wordt aan banden gelegd. Intussen kan voorlopig de kwalitatieve wedloop voortgaan. Zo zien we in de VS een koortsachtige ‘research’ betreffende ‘anti-submarine warfare’. Op het ogenblik is het rakettenpakket op de onderzeeër nog het meest onkwetsbare wapen, de beste waarborg voor het handhaven van de ‘second strike capability’, sinds door moderne precisie-apparatuur de raketten in de silo's min of meer kwetsbaar zijn geworden. Vandaar het wetenschappelijk onderzoek om ook de onderzeeër kwetsbaar te maken. Maar dit onderzoek werkt lijnrecht in tegen de strekking van SALT I: het laten voortduren van het evenwicht der verschrikking.

Enkele opmerkingen naar aanleiding van de tegenwoordige wapensituatie:

1Van belang is de ‘feedback’, de terugkoppeling van de wapens op de mensen. Juist omdat iedere staat diep overtuigd is zelf vredelievend te zijn en dus zich slechts te bewapenen om agressie van anderen te weren, zal hij de bewapening van de tegenstander als defensief overbodig en dus als agressief bedoeld ondergaan. Hierin ligt een van de redenen dat wapens de vijandschap en het wantrouwen aanwakkeren. Wat we vrezen gaan we haten. Er zijn nog andere werkingen. Zo zal het massaal werkende wapen de ontmenselijking van de tegenstander eisen, anders zouden te veel bezwaren en remmingen ontstaan bij gebruik.
2De bewapening van de allergrootsten heeft allerlei ‘wapengevolgen’ in de wereld. De gedachte van vrede door militaire macht, die tot de wapenwedloop leidt tussen de allergrootsten, bewerkt bewapening van alle staten. Bewapening wordt status symbool: men moet ook beschikken over de nieuwste vindingen. Dat geldt niet alleen voor de ontwikkelingslanden, maar evenzeer voor de kleinere Europese landen.
3Bewapening in alle staten leidt tot lokale wapenwedlopen, en ook tot de wapenhandelGa naar voetnoot24 (om ‘overall’ kosten te druk-
[pagina 135]
[p. 135]
ken, om gunstige betalingsbalans te bevorderen en volledige werkgelegenheid). Zij leidt ook onherroepelijk tot proliferatie van kernwapens. Een ‘ABM system’, dat naderende raketten-met-atoomwapens door anti-raketten geladen met atoomwapens (de ‘Spartan’ met atoomwapens van de megaton-klasse, de ‘Sprint’ met atoomwapens in de kiloton-klasse) wil onschadelijk maken, heeft tot noodzakelijk gevolg een uitgebreid stelsel van bescherming burgerbevolking tegen straling en ‘fall out’. Met een ABM-stelsel gaan we in de richting van de ‘shelter centered society’Ga naar voetnoot25. Door een en ander zal steeds groter machttoevallen aan wat Eisenhower het ‘military industrial complex’ noemde, aan militairen en wapenindustrie, die een pressiegroep kunnen worden waarvan de macht gevaarlijk is, des te gevaarlijker daar hier veel van de gebruikelijke democratische controle moet onderbrekenGa naar voetnoot26.

 

Er zijn veel pogingen gedaan om de wapenvermeerdering in de wereld te stoppen.

Men spreekt van wapenbeheersing bij maatregelen die beogen te voorkomen, dat de bewapening uit de hand loopt. Maatregelen van wapenbeheersing kunnen te maken hebben met wapenvermindering, maar dat behoeft niet, zoals bij maatregelen die beogen dat slechts hoge autoritieten, eventueel de regering zelf, kunnen beslissen over b.v. de inzet van atoomwapens. Wapenbeheersing kan ook leiden tot wapenvermeerdering en wapenverbetering, b.v. door het méér on-

[pagina 136]
[p. 136]

kwetsbaar maken van wapens en door het gelijk trekken van de gevolgen van ‘first’ en ‘second strike’, waardoor de premie op haast komt te vervallen. SALT I is een typisch voorbeeld van wapenbeheersing: afspraken die beogen dat de wapens hun afschrikkende functie kunnen blijven uitoefenen.

Van wapenbevriezing spreekt men bij de maatregelen die beogen uitbreiding van de bewapening te voorkomen. Op dit gebied zijn enkele resultaten bereikt: het verdrag betreffende de niet-militarizering van de Zuidpool, en het verdrag betreffende het niet-nucleair bewapenen van de ruimte. Het kernstop verdrag (verbod van atoomproeven behoudens de ondergrondse) van 1963 beoogt de verspreiding van kernwapenen tegen te gaan. Het non-proliferatie verdrag beoogt duidelijk bevriezing van de bestaande verdeling tussen ‘have's’ en ‘have not's’Ga naar voetnoot27, waardoor juridisch de ‘have not's’ worden tot ‘have never's’. Ook de aanvaarding van ‘gedenuclearizeerde zones’ (gebieden zoals Latijns-Amerika of Afrika, waarin geen kernmachten mogen ontstaan, geen kernwapens mogen orden opgeslagen, en waartegen dan ook geen kernwapens zullen mogen worden gebruikt) betekent de bevriezing van bestaande toestand, evenals de denuclearizering van de zeebodem (Zeebodem Verdrag van 1971).

Wapenvermindering, ontwapening, wordt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog beoogd, maar op dit punt is, behoudens het verdrag betreffende de biologische wapens, nog steeds niets bereikt.Ga naar voetnoot28 Pogingen ertoe tussen de wereldoorlogen faalden evenzeer.

Als methode van ontwapening worden genoemd de wederzijdse ontwapening (door verdrag) en de eenzijdige ontwapening. Daartussenin staat de graduele eenzijdige ontwapening, de als proces van actie en reactie bedoelde ontwapeningsescalatie, waaraan de naam van Osgood en Etzioni verbonden

[pagina 137]
[p. 137]

isGa naar voetnoot29. Doeleinde van nationale ontwapening kan zijn de oprichting van een internationale militaire macht, die de machtsfunctie van de nationale legers overneemt. Doeleinde van nationale ontwapening kan ook zijn het terugdringen van de wapenfunctie: men gaat er nog wel van uit dat de macht in de wereld een belangrijke factor is, maar aanvaardt dat de nationale macht ook kan bestaan uit economische of culturele macht of potentiële militaire macht.

De moeilijkheden bij ontwapening zijn zeer groot, dat blijkt wel uit het constante falen van de ontwapeningspogingen. Er bestaat nu eenmaal een eeuwenlange traditie van vertrouwen op eigen kracht; men stapt daar niet gemakkelijk vanaf. Ontwapening zou nieuwe risico's meebrengen, en deze worden gemeenlijk hoger aangeslagen dan de bestaande risico's van de bewapening. Er is onvoldoende vertrouwen in de tegenpartij: men vreest in de val te lopen.

De vraag ‘bewapening of ontwapening’? wordt zeer verschillend beantwoord. Voor een deel spelen hier persoonlijke factoren mee: de een wantrouwt de wereld en neigt ertoe slechts veiligheid te vinden in eigen macht, de ander zal gemakkelijker vertrouwen schenken, en veiligheid mogelijk achten door ‘goede verhoudingen’. Ook de feitelijke individuele positie speelt een rol. Diegene die behoort tot de militaire wereld zal te goeder trouw zijn functie zien als een positieve, als een de vrede bevorderende: de beroepspositie heeft vanzelfsprekend invloed op het denken. Menselijke waardering staat voor een goed stuk in dienst van eigen positie: men is geneigd zo te waarderen als in de eigen kraam te pas komt. Ook speelt natuurlijk een grote rol of men behoort tot een grote staat, die op zijn macht kan vertrouwen, of tot een kleine, die het van vertrouwen in anderen hebben moet (en dus ofwel vertrouwen stelt in de macht van een grotere bondgenoot, ofwel uit is op goede betrekkingen in het algemeen).

De meningen verschillen. Het VIRO rapport over de bewapening werd gepubliceerd onder de suggestieve titel: ‘Slaaf of Meester? De mensheid en haar bewapening’Ga naar voetnoot30. Het sprak zich, evenals onze regering, uit voor de algemene en algehele ontwapening onder internationale controle.

[pagina 138]
[p. 138]

Op het ogenblik praevaleert de mening, dat de wapens de vrede verzekeren: ‘peace is our profession’. Dat is ook gedeeltelijk waar, immers de immense bewapening brengt mee dat geen redelijke regering tot de oorlog, met name de totale nucleaire oorlog, welbewust zou besluiten. De totale oorlog als middel van politiek is tussen redelijke regeringen uitgesloten. Maar er bestaan ook de onbedoelde oorlogen. De bewapening maakt onze wereld tot een steeds gevaarlijker wereld, waarin de kans op oorlog als een niet-bedoelde ramp toeneemt. Als zodanig is de bewapening een oorlogsfactor, leidt de politiek van ‘vrede door macht’ vroeg of laat tot de catastrofe. Degenen die wapenvermindering slechts mogelijk achten als een gevolg van politieke ontspanning, verliezen uit het oog, dat de moderne wapens een zelfstandige bron van internationale spanning zijn geworden.

 

Die spanningverhogende werking zou bewapening, die slechts zich tot doel stelt de ander van militaire agressie af te houden, niet behoeven te hebben. Denkbaar is een slechts-defensieve opbouw van de militaire macht, zoals in de wetten op de nationale defensie van Joegoslavië en Roemenië. Het gaat dan om militaire apparaten, die uitermate hinderlijk zijn voor een aanvaller, maar niet bruikbaar zijn voor de aanval. Het zou bijzonder belangrijk zijn indien militairen van hoogontwikkelde landen, zoals de Westeuropese, zouden onderzoeken of soortgelijke wapenopbouw (defensief effectief, maar niet beangstigend vanwege de offensieve onbruikbaarheid) ook hier verwerkelijkbaar zou zijn.

 

Juist met de bedoeling een afschrikkingsmiddel te vinden, dat wel effectief zou zijn, maar niet de angst en het wantrouwen zou bevorderen, heeft men zich afgevraagd, in hoeverre goed voorbereide, georganiseerde geweldloze weerstand afschrikkend zou werken. Het staat buiten kijf, dat geweldloze actie zeer profijtelijk kan zijn indien men daarmede sociale veranderingen beoogt. De meningen verschillen erover, of in geval van een aanval van buiten geweldloze actie van de gehele bevolking realiseerbaar zou zijn. Sommigen menen, dat dit een massaal heldendom zou veronderstellen, dat niet met de werkelijkheid overeenstemt. Anderen menen, dat zulke collectieve actie wel verwacht kan worden, indien de be-

[pagina 139]
[p. 139]

staande sociale orde algemeen als een groot goed wordt ervaren, zodat collectieve ‘inzet’ begrijpelijk wordt.

Gegeven de maatschappijkritiek, die tegen onze bestaande orde geuit wordt, en waarvan het einde niet in zicht is, gezien ook de omstandigheid, dat ‘afschrikking’ alleen zou bestaan als massale geweldloze weerstand zou te verwachten zijn (hetgeen bij hard optreden van een bezetter niet het geval zou zijn), lijkt het mij, dat de afschrikking door de dreiging met geweldloze actie niet de afschrikking door de dreiging met gewelddadige actie kan vervangen. Dat wil niet zeggen, dat geweldloze weerstand geen functie zou kunnen hebben in het geheel van afschrikkende maatregelen. Er is plaats voor deze vorm van ‘in uitzicht gestelde moeilijkheden’, naast de traditionele . Onderzoek op dit gebied dient voortgezet te worden. Immers, de huidige vorm van vredesvoorziening leidt ‘Durch Kriegsverhütung zum Krieg’, is niet alleen ontoereikend maar ook cultuurondermijnend door zijn mensonwaardig karakterGa naar voetnoot31.

Het wapenprobleem is het belangrijkste vredesprobleem van de rijke landen, zoals het armoedeprobleem het belangrijkste vredesprobleem van de ontwikkelingslanden is.

Er is verwantschap en samenhang tussen deze problemen. Verwantschap in die zin, dat in beide problemen de traditionele opvattingen verandering ten goede tegenwerken. Samenhang in die zin, dat onze bewapeningsuitgaven een belemmering zijn om méér te besteden aan ontwikkelingshulp, dat in de jonge landen de ergernis groeit om het feit dat wij prioriteit geven aan onze veiligheid boven hun honger, terwijl ook vele jonge landen zelf hun schaarse middelen voor een flink stuk besteden aan wapens.

Ongeveer 700 miljard gulden wordt jaarlijks in de wereld

[pagina 140]
[p. 140]

aan bewapening uitgegeven. Daartegenover vallen de bedragen die voor ontwikkelingshulp worden verstrekt of nodig zouden zijn in het niet. Gegeven het feit van de toenemende onwil om gelden voor ontwikkelingshulp uit te trekken en daarvoor bijzondere belasting te betalen, zou men zich kunnen afvragen of een deel van de gelden die nu voor wapens worden uitgetrokken, niet effectiever zou kunnen worden gebruikt voor de strijd tegen de armoede en de honger. Het is waarschijnlijk, dat daardoor een groter vredes-rendement zou worden verkregen.

voetnoot1
Verg. Philips Green: Deadly Logic. The Theory of Nuclear Deterrence, Ohio State University Press. 1966.
voetnoot2
Men leze de beschouwingen van Peter Boskma in Trans Aktie: Tactische Kernwapens in Europa, 1972 No. 10; Tactische kernwapens, de ‘flexible response’ en de afschrikking, 1973 No. 1 en De ‘conventionele’ wapens in Europa en het probleem van het meten van sterkteverhoudingen, 1973 No. 4.
voetnoot3
Verg. nader daarover mijn: ‘De polemologische aspecten van de afschrikkingsgedachte’, in het ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Hogere Krijgsschool uitgegeven congresboek ‘Afschrikking en Toenadering’, Den Haag 1969, blz. 110-136.
voetnoot4
Zie over de macht Karl W. Deutsch: ‘Power and Communicatioh in International Society’, in de Reuck and Knight: ‘Conflict in Society’, London 1966, blz. 300-316.
voetnoot5
Zie C.A. van Peursen: ‘Denken met vuile handen’, in ‘De oorlog in het licht der Wetenschappen, Tweede Serie’, Pol. Studiën III, Assen 1963, blz. 25-38.
voetnoot6
Zie voor de geschiedenis van dit kluizenaarschap uit angst voor Europese overheersing via ideologische agressie (zoals men de missie beschouwde): Dr. F.N. Stapel: De historie van Japan en de verhouding met Ned.-Indië, in: Van Vriend tot Vijand, Amsterdam-Brussel 1945, blz. 1-68, en voor de geschiedenis van de vuurwapenen: Noel Perrin: ‘Onward and Upward with Technology: Giving up the Gun’, in The New Yorker, 20 nov. 1965, blz. 211-228.
voetnoot7
Daarover met sterke argumenten; Joh. U. Nef: Western Civilization since the Renaissance. Peace, War, Industry and the Arts. Harper Torchbooks, New York and Evanston 1963, blz. 125 v.v., 300, 315, 317, 390.
voetnoot8
C.F. von Weizsäcker: Voorwaarden voor de vrede, Rotterdam 1966, blz. 33-34.
voetnoot9
Daarover het hoofdstuk: ‘The Prohibition of inhuman and indiscriminate weapons’, in SIPRI Yearbook 1973 World Armaments and Disarmament, Stockholm-New York-London 1973, Part II Ch. 5, p. 132-163.
voetnoot10
The Military Balance 1973-1974. London 1973.
voetnoot11
De moeilijkheid om scherpe grenzen te trekken tussen aanvals- en verdedigingswapens verhindert niet om in het algemeen onderscheid te maken. Herman Kahn berekende in de publikatie ‘Why Vietnam’ (Washington 1969), dat van elke 5 dollars voor bewapening, in de VS er één besteed werd voor defensieve wapens en in de Sovjetunie drie à vier.
voetnoot12
De ‘counter-city strategy’ wordt tegenwoordig soms ‘counter-value strategy’ genoemd, een term die minder stuitend is.
voetnoot13
Thomas Schelling: Arms and Influence, New York 1967, blz. 22 constateert dat vroeger getracht werd om het leger van de tegenstander te vernietigen om de bevolking te kunnen dwingen, en dat we nu in de fase zijn aangeland waarin men het volk tracht te vernietigen om de legers te kunnen dwingen. Hij noemt dit ‘coercive warfare’, en stelt vast dat wij leven in ‘an era of the dirty war’ (blz. 27). In verband, zowel met de bedreiging in tijd van vrede als met de aanvallen op de burgerbevolking in tijd van oorlog, is het van belang de uitwerking daarvan na te gaan. Zo kan men nagaan hoeveel Amerikanen tegen een invasie van Cuba waren uit de overweging dat daaruit de wereldoorlog zou voortvloeien. Uit onderzoekingen direct na de Tweede Wereldoorlog, in Japan en Duitsland, is gebleken dat de terreurbombardementen een betrekkelijk geringe invloed hadden op het moreel van de bevolking. Daarover Karl. W. Deutsch and Richard L. Merritt: ‘Effects of Events on National and International Images, in Herbert L. Kelman (ed.): International Behaviour, New York 1965, blz. 132-187. Verg. ook mijn: ‘Oorlogsmodellen en Vredesstrategieën’, in Oost-West, 1968, blz. 43-51. Men neemt aan, dat afschrikking eigenlijk alleen een duidelijke invloed heeft op degenen, wier functie het is zich met dergelijke zaken bezig te houden (de ‘decisionmakers’), en niet op de grote massa, waarvan slechts ongeveer 15% mede door afschrikking wordt gemotiveerd.
voetnoot14
Robert S. McNamara: ‘American AMB Deployment’, in Survival 1967, blz. 342-346.
voetnoot15
Al huurde Venetië in de 17e eeuw iemand die beweerde de pest te kunnen brengen op Kreta, zie Sir George Clark: War and Society in the 17th century, Cambridge 1958, blz. 88. Het oudste gebruik van gifwapens geschiedde door de grote wetgever Solon, 6de eeuw vóór Chr., die de rivieren van zijn vijand vergiftigde met de wortel van Helleborus.
voetnoot16
Het is niet ondenkbaar, dat de B- en C-wapens de wapens zullen worden van de arme landen, die daarmede de rijke wereld aantasten in een strijd, die te vergelijken valt met de Gulden Sporen slag, waar de boeren zich niet richtten tegen de ridders maar tegen hun paarden.
voetnoot17
Zie over de chemische wapens J.P. Robinson: Chemical Warfare, Science Journal, III, 4, april 1967 blz. 33-40; Steven Rose: Chemical and Biological Warfare. Its Scope, Implications and Future Development, London 1968 (Ned. vertaling: Goedkoop doden, Groningen 1970) en vooral het VN-rapport over B- en C-wapens, waarin 14 deskundigen de mogelijkheden uit de doeken doen. Het rapport (A 7575) is van 1 juli 1969 en in de boekhandel verkrijgbaar.
voetnoot18
J.F.C. Fuller: The Conduct of War 1789-1961, Rutgers University Press 1961, blz. 174.
voetnoot19
De Convention on the Prohibition of the Development, Production and Stockpiling of Bacteriological (Biological) and Toxin Weapons and their Destruction, van 10 april 1972. Dit is eigenlijk het enige ontwapeningsverdrag dat tot nu toe is tot stand gekomen. De Verenigde Staten hebben openbaar aangekondigd de aanwezige voorraden te zullen vernietigen. Het verdrag is ook daarom van belang, omdat het een afspraak betreft die nauwelijks voor controle (inspectie) toegankelijk is. Méér dan 100 staten hebben de Conventie ondertekend, maar ratificatie was 1 juni 1973 slechts geschied door ongeveer 15 staten.
voetnoot20
In de taalsterilisatie, waardoor aan weerzinwekkende begrippen als ‘balance of terror’ hun emotionele geladenheid moet worden ontnomen, spreekt men van ‘balance of prudence’, ‘Gleichgewicht der Vorsicht’ (F. Duchêne: SALT, die Ostpolitik und die Liquidierung des Kalten Krieges, in Europa Archiv XXV, 1970, blz. 639-653, blz. 643). Over deze taalsterilisatie B.V.A. Röling: Het woord als masker, in De Gids, 1971.
voetnoot21
Zie zijn rede te California, 18 sept. 1967, opgenomen in Survival, 1967 blz. 343-346. De Amerikaanse president Nixon spreekt op dit punt niet meer van het handhaven van ‘superiority’ maar van ‘sufficiency’, hetgeen voorlopig niet veel verschil blijkt te betekenen. Verg. I.F. Stone: Nixon and the Arms Race. How much is sufficiency, in The New York Review of Books, 27 maart 1969, blz. 6-18.
voetnoot22
In zijn rede van 18 sept. 1967 noemde McNamara allereerst verdediging tegen China. Daarnaast gewaagde hij ‘as a concurrent benefit’ van de verdediging van de Amerikaanse raketten tegen aanval door de Sovjets, en van de verdediging van de bevolking tegen ‘the improbable but possible accidental launch of an intercontinental missile by any one of the nuclear powers’. Nixon sprak in zijn ‘Statement’ van 14 maart 1969 allereerst van verdediging van de raketten tegen de Sovjetunie, en pas daarna van de bescherming van de bevolking tegen een Chinese aanval en tegen ‘accidental attacks from any source’.
voetnoot23
Daarover nader B.V.A. Röling: De Salt-accoorden van 26 mei 1972, in Trans Aktie 1972 No. 6/7; SIPRI Yearbook 1973, p. 1-59.
voetnoot24
Sutton and Kemp: ‘Arms to Developing Countries 1945-1965’, Adelphi Paper 28 en G. Kemp: The Arms Trade, ‘Proceedings of the IPRA Second General Conference, Tällberg 1967, Assen 1968; SIPRI: The Arms Trade wich the Third World, Stockholm-New York 1971.
voetnoot25
De ‘feedback’ van de shelter op de mentaliteit zal onder de burgerbevolking het militaire denken in termen van angst en vijandschap bevorderen. Vandaar dat Bescherming Burgerbevolking, hoezeer enigermate nuttig in tijd van oorlog, gevaarlijk is in tijd van vrede. Het uitbreken van oorlog wordt erdoor bevorderd. Daarover mijn ‘Is Bescherming Burgerbevolking een goede zaak?’ in De Paladijn, 1969, No. 1, blz. 2-5.
voetnoot26
Zie Marc Pilisuk and Thomas Hayden: Is there a military industrial complex which prevents peace? Consensus and countervailing power in pluralistic systems, in The Journal of Social Issues 67-117; Kenneth Boulding: The Role of War Industry in International Conflict, in The Journal of Social Issues 1967 blz. 47-62; John K. Galbraith: How to Control the Military, New York 1969; Lewis A. Frank: The Arms Trade in International Relations, Pracger, 1969.
voetnoot27
Daarover F.A.M. Alting von Geusau (red.): Kernwapens voor alle landen? Baarn 1967.
voetnoot28
Zie over de onderhandelingen van de laatste jaren de voortreffelijke publikaties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken No. 80: ‘Ontwapening-Veiligheid-Vrede, Voorstellen, besprekingen en besluiten 1964-1966’ (Den Haag 1967), en No. 94: ‘Ontwapening-Veiligheid-Vrede, Voorstellen, besprekingen en besluiten 1966-1968’ (Den Haag 1969).
voetnoot29
Zie Charles E. Osgood: Our Crisis in Perspective, in BAS 1967, blz. 12-16. Amitai Etzioni: Winning without War, New York 1964.
voetnoot30
Uitgave VIRO, Den Haag 1964.
voetnoot31
Zie over geweldloze weerstand Th. Ebert: Gewaltfreier Aufstand. Alternative zum Bürgerkrieg, Frankfurt am Main 1970; Egbert Jahn: Socialisme en wat nu? Van een utopisch naar een wetenschappelijk pacifisme: over de maatschappelijke voorwaarden voor ‘sociale verdediging’, in H. Tromp (ed.), Kritische Polemologie, Assen 1973, blz. 163-231. In 1973 zal te Boston verschijnen Gene Sharp: The Politics of Non-Violent Action. Dit boek van 1000 blz., waarvan ik nog niet heb kunnen kennis nemen, zal waarschijnlijk onontbeerlijke literatuur zijn bij de studie van mogelijkheden en grenzen van de sociale verdediging.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken