Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lieve Zuster Ursula (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lieve Zuster Ursula
Afbeelding van Lieve Zuster UrsulaToon afbeelding van titelpagina van Lieve Zuster Ursula

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

Scans (11.97 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lieve Zuster Ursula

(1969)–Henk Romijn Meijer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

II

‘Een mooie auto heb jij.’

‘U spreekt heel goed nederlands,’ zei Peter. ‘Heeft u er moeite mee gehad?’

‘Geluggig niet,’ zei Pieczuro.

‘Ja, en je moet weten dat hij eigenlijk niet eens een Amerikaan is,’ riep mevrouw Pieczuro.

‘Alsof Amerikanen goed nederlands spreken,’ riep Peter terug. ‘Ha.’

‘Hij is eigenlijk een Rus!’

‘Een Rus, ja! Ha ha, wat denk je.’ Pieczuro gnuifde om een of andere reden van de pret. ‘Een Rus!’

‘Maar zijn moeder was een Deense dus ze waren thuis wel talen gewend!’

‘Een Finse,’ zei Gabriel lachend, ‘ze kwam uit Finland maar ze had ook wel een heel klein beetje Deens bloed erin.’

‘Je hebt me anders verteld dat je thuis Deens moest praten,’ riep zijn vrouw, naar voren leunend.

‘Ja, praten,’ zei Gabriel, ‘dat kan wel, dat ik dat heb gezegd, maar eigenlijk werd er thuis noeit veel gepraten, gepraat. Daar heerste het grootste stilzwijgen, ha ha.’

‘Je moet nog even meegaan, Gabriel heeft net een heleboel schilderijen thuis, dan kun je ze nog even zien, want je hebt kans dat het allemaal zo weer weg is.’

Twee hoge verlichte glas-in-lood ramen aan een korte tussengracht.

[pagina 14]
[p. 14]

In kunstig gevormde letters was de naam wit op een houten plankje naast de deur geschilderd: Pieczuro. Een gang vol schilderijen, lithos, etsen, een honingraat van lijsten, dunne, dikke, gouden latjes schouder aan schouder met de donkere planken waarin trossen druiven wellustig waren uitgehakt, van een barokke kast gesloopt. Een snel gekrabbeld molentje aan een sloot waarop een schaatsenrijder een snel gekrabbeld been uitsloeg hing naast het meisje van een kalender uit 1900, bloot en tot haar middel in een korenveld verzonken, twee korenbloemen raakten haar gezicht.

‘Ga binnen, jôh, Gabriel is even weg, bier halen, vlak bij. Hij komt zo terug, als hij tenminste niet blijft plakken. Heb je zijn laatste tentoonstelling gezien? Wat jammer! Dat was zoiets prachtigs! En bijna alles verkocht!’

Een halfaf schilderijtje op de ezel bij het raam, hard blauwe achtergrond, boomstammen van bomen waarvan de kruinen in witte wolkachtige massa's waren verpakt.

‘Goedenavond.’

Verlegen glimlachend aarzelde de jongen op de drempel tussen voor en achterkamer en knikte naar Peter.

‘Dat is meneer Vogelzang,’ stelde mevrouw Pieczuro hem voor. ‘De babysit. Hij is de enige die met - verdomme!’

Vergeefs strekte de jongen zijn arm uit naar een jongetje van een jaar of zes dat schreeuwend voorbij stormde en in de voorkamer dolle sprongen ging maken.

‘De vogelzang,’ schreeuwde het, ‘de babysit!’

‘Gerritje, verdomme! Je kunt wel naar huis gaan, Arend,’ riep ze naar de babysit. ‘Gerritje, ga je naar bed!’

‘De adelaar,’ schreeuwde het jongetje. ‘De vogelzang!’

Hoog en snerpend krijsend draafde nu een wat ouder meisje in een lange lichtblauwe gebloemde nachtpon binnen. Haar witte engelenhaar hing in de war tot even boven haar schouders. Struikelend over de rand van haar nachtpon danste ze gillend om de jongen heen.

‘Annetje,’ riep mevrouw Pieczuro en beschermde haar oren. ‘Scheien jullie uit! Alle twee! Schei uit! Naar bed! Ja, dat komt - Annetje. Anders -’

Terwijl Annetje zich optrok aan Peters linker arm en Gerritje aan zijn rechter rukte kwam Gabriel Pieczuro terug, tien bierflesjes aan zijn borst gedrukt. Hij liet ze behendig tegelijk neer op een rond tafeltje waarboven een schilderij hing van een zee, hardblauw en ergens onderaan een golf

[pagina 15]
[p. 15]

die op een rotsblok stuksloeg, uiteenspatte tot een verdunde witte nevel, ‘de hersenen van het water’.

Pieczuro pakte de kinderen bij hun middel vast, tilde ze op, beval ze allebei om goedenacht te roepen, wat ze deden.

‘Altijd als je thuiskomt zijn ze niet te houden,’ zei ze. ‘En de taal die Gerritje er dan soms uitslaat! En ik heb van het begin af aan juist zo gelet op zijn taalgebruik! Annetje ook! Die Arend is toch zo'n ontzettend aardige jongen en hij heeft zijn candidaatsexamen cum laude gedaan!’

Omspoeld door zeeën van Pieczuro kwamen de flarden terug in zijn geheugen van een interview dat hij ergens had gelezen, een aantal ‘felle’ uitspraken nogal omzichtig opgetekend door Aart Verheyen of Verhaagen of zoiets. Pieczuro, kitsch of kunst? Die Aart vond Gabriel Pieczuro ‘onloochenbaar en in een enkel opzicht zelfs opvallend fraai’, waartegenover helaas andere opzichten stonden, ‘ontegensprekelijk minder fraai’, soms zelfs ‘bedenkelijk ver afzakkend tot kitsch’. Werk dat enigszins aansloot bij de kunst der primitieven, ook bij een enkele surrealist, hoewel het moeilijk te plaatsen bleef. De wrok die uit dat moeilijk plaatsen sprak! Wie zich niet plaatsen laat trapt op de bestaande orde en die bestaande orde is de kriticus. Een map vol bewijzen zou hij zoeken waaruit bleek dat in de geschiedenis de hoogste lof altijd was toebedeeld aan epigonen of het vroege epigonenwerk van latere groten, daar zou de kunst van opkijken. Pieczuro, zei het interview, lapte de ‘officiële’ kunst aan zijn laars, verfoeide bovenal de praktijken van de ‘internationale kunsthandel’ die verwerpelijke richtingen bevorderde, individuen soms maakte, maar vooral brak, wat leidde naar het einde van het stuk, pleidooi dat nogal opgang maakte indertijd, te weten het idee dat de gewone man ten allen tijde echter op het kunstwerk reageert dan welke vakman ook. ‘De kunst moet volledig worden gedemocratiseerd.’ Dat was een nobele kop geweest. En om te laten zien dat deze overtuiging niet op zand gebouwd was, had Pieczuro werk goedkoop verkocht aan stratenmakers die per toeval zijn tentoonstelling binnen liepen omdat het regende en zijn kleine schilderijtjes ‘zulke leuke dingetjes’ vonden.

‘Dat heeft Gabriel geschilderd toen hij zestien was.’ Mevrouw Pieczuro wees hem op het grote doek boven de schoorsteenmantel waarop een uitgesleten mexicaans beeldje stond van een zittende man, een miniatuur schildersezel van krullerig gesneden hout waarin gothische letters waren gebrandschilderd, de zilveren knop van een wandelstok. Een verstild bos, bomen, bladeren als van palmen, een dromerige namiddag en alle mensen waren op de vlucht geslagen.

[pagina 16]
[p. 16]

‘Misschien het beste dat ik ooit gedaan heb,’ zei Gabriel, binnenkomend. Zijn vrouw blies verontwaardigd.

‘Maar die Wolf,’ zei ze intens, ‘wat had je toch met die Wolf?’

‘Die Wolf,’ zei Gabriel, ‘die zei iets over kunst -’

‘Wolf?’ zei ze.

‘Wie is Wolf?’ vroeg Peter.

‘Wolf is met wie jij stond te praten,’ hoonde Gabriel.

‘Die Amerikaan waarmee ik ruzie maakte?’

‘Zat te praten,’ zei Beer.

‘Ja ja. Professor Wolf,’ zei Gabriel.

‘Ach wat een onzin,’ zei Beer kwaad.

‘Nee nee, die is professor, die heeft een heel saai boek geschreven over abstratica -’. Hij verwrong zijn gezicht tot pijn en minachting. ‘Abstracticana! Zo'n dik boek. Economisch heeft hij het goed voor elkaar, contacten in Zuid-Amerika en zijn vrouw is een kreng, maar die was er niet, tenminste - Beer??’

Ze haalde hompen boerenroggebrood met knolraap uit de keuken en Gabriel liet het schuim dat uit een bierfles bruiste uitlekken op het kleed.

‘Ik werd ontzettend driftig,’ zei Gabriel.

‘Wanneer was dat dan?’ vroeg Peter.

‘Dat was, dat weet ik niet meer. En toen viel ik een beetsje uit.’

‘Dat is helemaal geen professor, waar haal je het vandaan?’

‘En je moet weten dat hij eens over mij gezegd schijnt te hebben dat ik de kans loop om vast te lopen, dat doet hij omdat hij dan denkt dat hij goedkoop een schilderij kan kopen!’

‘Heb je daar dan het bewijs van,’ zei Beer, ‘dat hij dat heeft gezegd?’

‘Jazeker jazeker!’ Hij richtte zich tot Peter. ‘Het kan me niet schelen wie jij bent,’ zei hij, ‘en als jij tegen mij zou zeggen, nou, op dit moment, jouw werk is een grote rotzooi, dan zou ik zeggen, je hebt gelijk!’ Zijn lichtblauwe ogen keken onderzoekend naar Peter. ‘Je hebt gelijk! Maar als jij insinuaties zou rond gaan zijn gaan strooien, dan ben ik bikkelhard, dan kan het me niet schelen wie jij bent! Misschien is het rotzooi! Want het kan best zijn dat alles van laten we zeggen de laatste honderd vijftig jaar rotzooi zal blijken te zijn.’

‘Natuurlijk,’ zei Peter.

‘Wat interessant dat hij door noe ook zo over denkt,’ zei Gabriel tegen zijn vrouw.

‘Maar je kunt er geen rekening mee houden,’ zei Peter. ‘Als je werkt.’ ‘Natuurlijk niet.’

[pagina 17]
[p. 17]

‘Want dan ga je het als een excuus gebruiken.’

‘Natuurlijk,’ zei Gabriel. ‘Ik geloof erin.’

‘En dan kun je niet meer werken omdat je in je excuus gaat geloven,’ zei Peter.

‘Maar ik geloof erin,’ zei Gabriel. ‘Ik ga er gewoon mee verder en als iemand komt en die zegt, jij loopt vast, dan zeg ik, ja loop jij maar een beetsje vast, want ik weet waarom jij dat zegt. Ik geloof dat ik Gerritje hoor.’

Ze luisterden maar hoorden niets.

‘Ach ja jôh, natuurlijk,’ zei Beer royaal. ‘Dinges, uit Den Haag, hoe heet hij ook, die heeft toch ook gezegd dat het heel belangrijk werk is. Peter, houd je van knolraap? Je moet volgende week nog eens komen kijken, dan is er nog meer. Gabriel heeft een hele verzameling voor een zacht prijsje terug kunnen kopen.’

‘En dan zeg ik, je hebt gelijk, natuurlijk is het rotzooi, maar ik geloof in rotzooi. Nee,’ weerde hij het roggebrood met knolraap af. Een bromfiets knetterde op de gracht.

‘Ze gaan een koffiebar maken aan de overkant,’ zei Beer. ‘Er komen van die nieuwe dingen in te hangen.’

‘Natuurlijk mogen ze het lelijk vinden,’ zei Gabriel tegen Peter. Wees op een hoge blauwe zee en daarna op een langwerpig schilderij waarop helemaal rechts een boommotief opdook, een boompje badend in een licht waarvan de bron ver buiten het schilderij moest liggen, een afterthought, een erepassagier, de boot bijna gemist.

Pieczuro streek zijn haar naar achter, gaapte en staarde lodderig voor zich uit.

‘Zoals Kalkoen,’ zei hij, ‘Beer, weet je nog? Kalkoen,’ zei hij tegen Peter, ‘die zei eens tegen mij, Gabriel, zei hij, jij bent helemaal geen kunstenaar. Jij bent helemaal geen kunstenaar! Je kent Kalkoen?’

Jawel, maar vaag, twee klamme handen en een achterdochtige oogopslag. Opgaande ster, zijn naam een krantenkop, een matineus gekraai: kalkoen. Een man die democratiserende projecten schiep en alles wat hij schiep was nieuws.

‘Heb je hem toen gezegd wat je zei dat je over hem had gezegd?’ vroeg Beer.

‘Ik heb gezegd,’ zei Gabriel, ‘je hebt gelijk. Je hebt helemaal en sch-schoon gelijk. Je moet namelijk weten dat zijn vrouw ook schildert en dat is wat! Tjonge tjonge dat is wat.’

‘Wanneer heeft hij dat dan gezegd?’ vroeg Beer.

[pagina 18]
[p. 18]

‘Toen we een bespreking in Den Haag hadden.’

‘Maar daar was Kalkoen toch niet bij?’

‘Daar was Kalkoen wel bij en toen heeft hij dat gezegd. Hij heeft het later na afloop gezegd, want hij kwam vragen hoe het afgelopen was, toen we koffie zijn gaan drinken. Maar Henriette staat helemaal aan onze kant - helemaal.’

‘Die grijze dame die er was,’ vertelde Beer aan Peter, ‘je hebt haar wel gezien. Zeer gedistingeerd.’

‘En heeft veel invloed in de gemeenteraad,’ zei Gabriel langzaam. ‘Zeer veel invloed.’

Beer gaapte plotseling zo breed dat Peter opstond.

‘Die kinders,’ verontschuldigde ze zich. ‘Zijn soms alom half zes aan de gang.’

‘Ik had van u gehoord,’ zei Peter, staande, ‘ik heb een interview met jou gelezen waarin u zei dat het u niets kan schelen -’

‘Aatje Verheyen,’ zei Beer. ‘Dat is nou ook weer zo'n jongen, die niets geen indruk achter laat.’

‘Ik mocht hem niet,’ zei Gabriel er doorheen. ‘Meteen dat hij binnenkwam mocht ik hem niet. Ik dacht meteen, wat heb ik eigenlijk met jou te maken en toen heb ik maar meteen een paar dingen gezegd.’

‘Hij was toch tamelijk waarderend,’ zei Peter.

‘Nee nee, dat was niet waarderend, vergis je niet, je hoeft je vriendjes niet te verdedigen, ha ha! Daar kun je je lelijk in vergissen, of iets waarderend is of niet. En misschien staat hij toch ergens wel dichter bij Kalkoen.’

‘Telkens als ik hem heb gezien vergeet ik hem weer helemaal, dat moet toch door iets onbeduidends komen in zijn gezicht, waardoor je hem telkens weer helemaal vergeet.’

Gabriel wilde de deur voor Peter open doen. De deur verzette zich.

‘Dan weet ik wel wat er is.’ En Beer leidde hen door het halfdonker van de achterkamer waar de klauw hing van een of ander exotisch beest, geschilderd door Pieczuro.

Ze deed het licht aan op de gang. Roerloos en rustig ademend lag Gerritje daar te slapen, zijn duim tussen zijn voortanden, languit tegen de deur gedrukt die op de voorkamer uitkwam, en half in een geblokt schots kleed gewikkeld. Toen Gabriel hem oppakte gaf hij geluid en knikkebolde hij, maar werd niet wakker. Zo droeg Pieczuro hem de trap af, zijn hoofd over zijn schouders hangend, knikkebollend in het geblokte schotse kleed, de trap af naar het souterrain waar Gabriel twee slaapkamers en een speelplaats voor de kinderen had gemaakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken