Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koosje beleeft een avontuur (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koosje beleeft een avontuur
Afbeelding van Koosje beleeft een avontuurToon afbeelding van titelpagina van Koosje beleeft een avontuur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (13.91 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lies Veenhoven



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koosje beleeft een avontuur

(1959)–Rie van Rossum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

1

Dat staat daar nu zo maar eventjes met vier woorden: Koosje beleeft een avontuur. Klaar is Kees - maar je moest eens weten wat daar allemaal aan vast heeft gezeten. Een hele geschiedenis met een mooie kop en een mooie staart, maar wat daar tussenin zat: houd er over op. Vader en Moeder en Koen en een buurman op een motorfiets en een brigadier van politie en een meneer met een auto zijn ervoor op stap gegaan, en het is nog een wonder, dat alles zo goed op zijn pootjes terecht is gekomen. Moeder gaat tenminste elke avond wel twee keer kijken of Koosje nu heus veilig en wel in haar eigen bed ligt te slapen. Want zij wil weer niet zo in angst zitten als op die zaterdagmiddag voor in april, toen zij met hun allen die kleine Koos maar nergens konden vinden.

Maar wacht eens, daar zijn we al bij het eind, en een fatsoenlijk verhaal begint met een begin. En dat begin was heel dapper en heel flink, want Koosje had eindelijk geleerd niet meer zo verlegen en zo bedeesd te wezen. Had zij me toch haar mooie ringetje met het blauwe steentje laten afpakken door Anneke, het brutaalste meisje uit haar klas. En die had het prachtstuk óók nog uit haar handen laten vallen, net boven het rooster vóór de schooldeur.

Gelukkig dat Koosje een grote broer Koen heeft die mèt zijn vriend Piet voor geen kleintje vervaard is. Samen hadden zij tenminste het rooster mogen optillen met een kachelhaakje van de concierge, en het ringetje weer heelhuids opgevist. Gelukkig: Koosje had het met een kleur van plezier weer aan haar vingertje geschoven. Maar Koen kan nog iets anders dan roosters optillen. Hij kan óók een vervaarlijke mond opzetten, en dat had hij na schooltijd thuis ook niet zuinig gedaan:

Hoor eens, Koos, nu moet je eens ophouden met zo bang te wezen voor die Anneke. Ze is nog kleiner dan jij - nòu dan. Laat je je toch zeker niet door zo'n kriel op de kop zitten.

Maar wat moet ik dan doèn? had Koosje bedrukt gevraagd.

[pagina 6]
[p. 6]

Nou gewóón: van je afbijten. Dan laat ze je heus wel met rust. Moeder had moeten glimlachen om Koosjes beteuterd gezichtje, maar ze zei toch ook:

Ja pop. Koen heeft gelijk. Je màg dat ringetje niet eens van je vinger halen. En je moet je niet bang laten maken. Bijt maar gerust van je af.

Zó? had Koosje gevraagd, en haar witte muizetandjes flink op elkaar gezet.

Och, dat malle kind; Moeder en Koen hadden er allebei hard om moeten lachen. En Koen had er nog een schepje bovenop gedaan om te plagen:

Ja zeker: nòg harder bijten. En dan flink blazen erbij, net als Juup. Zul je eens zien, hoe dat helpt.

Wel, dat zou Koosje toch eens eventjes proberen. En de volgende keer, als ze op de speelplaats van Anneke niet mee mag doen met touwtje springen, zet ze ferm haar tandjes op elkaar en duwt dat griezelige gezicht Anneke onder de neus, terwijl ze bláást om bang van te worden. - Laat het nu nog helpen ook! Anneke valt van schrik bijna achterover en holt dan hard weg om bij Juf te gaan klagen. Maar Koosje springt in-spin de bocht in en lacht er nog bij dat ze schatert.

Haha, die Koen heeft gelijk, hoor! Bijt maar flink van je af, dan doet niemand je wat. Dat ze daar niet eerder op gekomen is. Maar zij zal het onthouden, hoor!

Thuis, tegen Moeder, begint zij óók al een beetje praats te krijgen. Niet voor zes, maar dan toch wel voor drie.

Ik kan best helemaal alleen naar school gaan. Koen loopt altijd zo hard, en ik mag nooit eens even voor een winkel blijven staan. Laat mij het nou maar één keer proberen, toe. Ik weet de weg heus goed. Ik ben nou al, eens kijken -

en daar gaan Koosjes vijf vingers omhoog, en zij telt met een ernstig gezicht:

september - oktober - december -

Ho, juffie, je vergeet november.

O ja, dat is ook zo, dan nog maar eens:

[pagina 7]
[p. 7]

september - oktober - november - december. Wat komt er ook weer na december?

Januari immers, dan beginnen we toch weer van voren af aan met een nieuw jaar?

Natuurlijk, hoe kon zij dat nu vergeten, tellen maar weer, we zijn al bij de pink:

januari - februari - máárt! Zeven maanden, ziet u wel? Ik ben al zeven maanden op school. Dan weet ik heus wel hoe ik lopen moet. Er wordt ook niemand meer gehaald uit onze klas, alleen ik. Net zo kinderachtig -

Ja ja, dat is allemaal goed en best, maar Moeder moet er toch eerst nog eens ernstig over denken. Zo'n kleine Koos alleen op die grote weg, en dan nog over de spoorweg en langs wel twee gevaarlijke kruispunten. Een ongeluk zit in een klein hoekje.

Daar moet Koosje dan weer eens diep over nadenken. Welk hoekje is dat dan? Hetzelfde hoekje waar altijd de slagen vallen, zoals Vader zegt?

Nee, dat is al vol, lacht Moeder. O, die Koosje is er één.

In het hoekje waar de slagen vallen zitten alle kinderen die - die -

Die niet van zich afbijten, weet Koosje meteen. En een ongeluk zit in het hoekje daarnaast, hè?

Ja hoor, zo zal het wel zijn. Hier is een pepermunt om je mond goed dicht te houden, en ga dan maar eens fijn buiten spelen. Er is net een lekker zonnetje. Maar wèl een vestje aan, hoor! De wind is nog véél te koud.

Koosje slentert naar buiten met haar blauwe vestje aan en de rode bal in de arm. Het is een fijne nieuwe bal, dàt wel. Vader heeft hem pas voor haar meegebracht. Omdat zij al twee keer een tien voor haar sommen heeft gehad. Ja, die Koosje is niet voor de poes, straks haalt zij Koen nog in met rekenen.

Maar wat heb je nu aan een bal in je eentje? Koen is er niet om een spelletje slagbal mee te doen. Die is op zijn vrije middag met Piet, zijn vriendje, op stap gegaan. Ze mogen bij

[pagina 8]
[p. 8]

de boer, ginds in het land, fijn in de schuur spelen. En een handje helpen hier en daar. Misschien wel de eieren uit het kippenhok halen. Ja, en héél misschien wel eens het paard helpen borstelen. Of naar de smid brengen, samen met de knecht. Jongens mogen altijd een heleboel leuke dingen doen. Meisjes niet: meisjes mogen alleen maar een beetje saai ballen in haar eentje. En nooit, nooit van haar leven het hekje uit... Ja, waarom eigenlijk niet? Moeder is ook altijd zo akelig voorzichtig. Zij stapt toch 's morgens met Koen óók altijd zomaar de stoep op, en dan gebeurt er toch óók nooit een ongeluk. Welnee, want er is immers nergens een klein hoekje? Er is alleen maar weiland, tot de spoorbomen toe. En twee lege huizen, die pas klaar gekomen zijn. Er woont nog niemand in, jammer genoeg. Op de ramen zitten allemaal witte krabbels, en de twee tuinen liggen vol met stukken hout en lege blikken en papier en nog veel meer rommel. Net als hun eigen tuin, toen zij hier pas kwamen wonen. Die hebben Koen en zij toen helemaal leeg geruimd. Wel een vuilnisbak vol kwam eruit. Jonge jonge, wat een karwei, zou Koen zeggen.

Weet je wat? Zij kon eigenlijk best eens even bij die nieuwe huizen gaan kijken. Het is maar een klein eindje, en zij zal echt niet van de stoep afgaan. Dat kan toch geen kwaad. Misschien is de achterdeur wel open. Kan zij fijn eens binnen in het huis gaan kijken. O ja, in alle kamers rondstappen en op alle trappen klimmen. Lekker hard stampen met je hakken, dat klinkt zo leuk hol als ie helemaal alleen bent. En dan boven uit het allerhoogste raampje naar buiten kijken of ze hun eigen huis ook kan zien. Ja, dat zal vàst wel, want het staat net aan de andere kant van de weg. O, maar dan moet zij eerst even oversteken.

Màg dat wel? Koosje, Koosje, wat heeft Moeder gezegd? Nóóit op de rijweg komen, altijd op de stoep blijven, denk erom. Er kan zómaar ineens een auto om de bocht van de weg schieten en dan lig je eronder, vóór je het weet.

Ja, maar er ìs nu helemaal niets op de weg. Geen auto, geen

[pagina 9]
[p. 9]

bromfiets, niet eens een gewone fiets. En in de verte komt óók niets gevaarlijks aan. Links niet waar hun huis staat, en rechts niet over de spoorbomen. Zal zij het dan maar eventjes wagen? Er gaat één schoentje over de stoeprand, er staat één voetje op het fietspad. Hoe was het óók weer? Juf heeft het op school ook al zó vaak gezegd: Denk erom, jongens: éérst naar links kijken, en dan midden op de weg naar rechts.



illustratie

Wou je oversteken, zusje? zegt opeens een stem achter haar. Koosje schrikt er bijna van, en trekt gauw haar voet weer terug. Zij kijkt om, met een kleur als vuur.

[pagina 10]
[p. 10]

O nee - het is gelukkig geen agent. Het is alleen maar een oude dame. Een oude grijze dame, helemáál grijs - van haar hoedje tot haar schoenen - alleen haar stok is zwart. En de boodschappenmand aan haar arm.

Wou je nièt oversteken? O wat jammer. Want ik moet wèl naar de overkant. En ik durf zo slecht alleen.

O, maar dàt is wat anders. Durft die grijze mevrouw de weg niet over? O, zeker om die stok, ja ja: zij loopt ook een beetje mank, kijk. Nee, maar dàn zal Koosje haar wel eventjes helpen. Dàt mag toch zeker wel van Moeder. Een oude dame helpen is beleefd, dat hóórt zo. In de bus moet Koosje óók altijd voor oude dames opstaan.

Geef mij maar een hand, zegt kleine wijsneus Koosje. Dan breng ik u wel naar de overkant.

Dat rijmt óók nog, maar daar heeft Koosje niet eens erg in. Want zij moet nu voor twéé oppassen. En die oude dame schiet zo slecht op, och och. Gelukkig, dat de weg net helemaal leeg is. Vooruit maar, nú!

Koosje stapt dapper over het fietspad, de oude dame hinkt moeilijk achter haar aan. Zij houdt met de ene hand Koosje vast en met de andere steunt zij zwaar op haar stok. Mooi zo, van links komt nog altijd niets aan. Daar is het midden van de weg al - nu naar rechts kijken. Ai, daar komt een héél grote vrachtauto onder de spoorbomen door. Wacht, Koosje zal hem wel even waarschuwen. Hoe is het ook weer? O ja, róód is gevaarlijk, dat komt mooi uit... En daar gaat parmantig Koosjes vrije hand met de rode bal omhoog. Langzaam, chauffeur!

De man achter het stuur ziet het vast heel goed. Hij lacht een beetje en mindert wat vaart... laat die twee eerst maar even oversteken. Als Koosje op de stoep aan de overkant stapt, raast de grote wagen vol kisten en pakken achter hen voorbij. De oude dame hijgt ervan: hè, hè, dat is gelukkig goed afgelopen.

Welbedankt, zusje. Hier, lust je wel een pepermunt?

[pagina 11]
[p. 11]

Welzeker, nu heeft Koosje er al twéé in de mond, achter elke wang één. Het is wel een aardige mevrouw, hoor. Maar Koosje zou toch niet graag met haar naar school wandelen. O hé nee: dat duurde wel een uur.

Kijk, daar gaat zij weer: hink-stap, hink-stap, haar stok tikt telkens hard op de stenen. Je kunt het nog een hele tijd horen, tot zij om de bocht van de weg verdwenen is...

Daar staat Koosje op de stoep aan de overkant met twee pepermunten in de mond en een grote rode bal in de arm - ja, wat moet zij daar nu eigenlijk? Och, dat is waar ook: zij wou immers eens naar die nieuwe huizen aan de overkant gaan kijken? Dat komt mooi uit, want zij staat er haast vlak voor. Er is niemand in de buurt te zien, niet rond het huis en niet er binnen. Zou zij het eens eventjes wagen? Dat mag toch best: een hekje binnengaan? En eens even door de tuin wandelen? Welzeker, waarom niet? Dan denken de mensen gewoon: O, dat kind hóórt daar zeker, dat is daar pas komen wonen.

Vooruit, zegt Koosje tegen Koosje. Wees nou niet zo kinderachtig. Bijt maar eens van je af.

Nou, bijten - dat gaat een beetje lastig met twee pepermunten in je mond. Maar je kunt wel flink je lippen op elkaar klemmen en een heel ernstig gezicht zetten. Zo - dat is om iedereen te laten zien: zie je wel, dat ik best durf? Jammer dat Koen haar niet zo ziet. Maar vanavond onder het eten, dan zal Koosje eens even vertellen, hoe dapper Koosje wel was. Nou, ik deed gewoon het hekje open, hè? En toen liep ik zomaar naar de voordeur. Die was dicht. Toen helemaal om het huis heen - aboe, wat een rommel en een modder - naar de achterdeur. Die duwde ik lekker zomaar open.

Ja - kìjk: het is nog wáár ook. De keukendeur is niet op slot, draai maar aan de kruk en duw een beetje, dan kun je zo maar binnenstappen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken