Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met verschuldigde hoogachting (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met verschuldigde hoogachting
Afbeelding van Met verschuldigde hoogachtingToon afbeelding van titelpagina van Met verschuldigde hoogachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (29.04 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met verschuldigde hoogachting

(1966)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Bont

Ik heb er vroeger nooit zo op gelet, maar als ik nu om mij heen kijk op straat, wemelt het van de bonten. Lange bontjassen en korte otters, panters, zeehonden, vossen en konijnen, zonder een kik of een grauw te geven schuifelen ze langs elkaar in de menigte der winkelende dames. In het warenhuis passeren twee tijgers elkaar in de afdeling cosmetica, ze kijken niet op, maar als ze omkijken, zien ze ieder een oudere dame naar het concurrerende vel staren. Zou het echt zijn? Het is echt. Een echte loert alleen naar een andere echte, de imitatie is geen blik waard.

Bij ‘veel’ denk je aan gras, aan geld en aan mensen, met aan zo iets zeldzaams als een roof- of knaagdier: één eekhoorntje gezien is voor de meesten van ons genoeg om een boswandeling te bekronen, laat staan een vos, laat staan een tijger! Maar in de Kalverstraat en de Leidsestraat en in Amsterdam-Zuid zijn die schuwe dieren helemaal niet schaars, en dan hebben we Den Haag nog en Londen, Parijs, New York, - miljoenen prachtvellen, hun eigenaars al lang koud gemaakt, verwarmen de meestal nogal rimpelige vellen van de wijfjes van een heel andere soort. Dat er ooit zoveel wilde dieren geweest zijn, is een wonder, dat de voorraad nog steeds niet uitgeput zou zijn, is onvoorstelbaar, lang kan dat niet meer duren.

Ik ben nooit erg op bont gesteld geweest, omdat ik het als kind zo zielig voor ze vond. Mijn moeder hing soms twee aan elkaar geklonken vossen om haar hals: twee paar glazen ogen staarden je vanaf haar rug aan, aan haar voorkant bungelden vier korte bontpootjes. Lekker zacht, dat wel, maar ook erg dood. Ik vond het een beetje belachelijk en vooral overbodig, zoals zoveel waar volwassenen prijs op stellen, zonder dat ze er zelfs maar mee weten te spelen. Die bezwaren heb ik nog steeds, maar ik heb geen zin er principieel over te worden, - voor je het weet loop je op klompen en eet je schnitzel van bruinebonen en havermout. Nieuwe bontmantels hoeven er wat mij betreft niet meer bij te komen, maar de oude zijn er nu eenmaal en omdat mijn moeder er zoveel van hield, bekijk ik ze nu met de oude gevoelens vermengd met een nieuwe toegefelijkheid. Als ik ze bekijk.

Dat ik ze bekijk, komt doordat ik zelf in het grote strijdperk

[pagina 72]
[p. 72]

der roofdierhuidbezitters geworpen ben, de bonten loeren naar mij en ik loer terug. Ik heb een bontjas geërfd, een echte, een dure, een Liz & Jackie ocelot, en dat ik er niet in thuis hoor, is niet alleen mij duidelijk, maar, naar het mij lijkt, ook alle andere dames, vooral mijn mede-ocelotten, de echte en de namaak. Hij hangt daar nu toch aan de kapstok, ik denk hup even mijn ocelotje aan en de boodschappen gedaan. Maar omdat hij maar driekwart is en kousen zo koud zijn, houd ik mijn spijkerbroek erbij aan, mij ervan bewust dat dit van alles het chicste is, zo van: bij ons gebruiken we de mink alleen voor de pannelappen. Niettemin, eenmaal weg van de spiegel en de straat op, denk ik alleen nog maar aan verkleedpartijen van vroeger, de schoenen met de hoge hakken, de sleepjurk en de herenhoed. En behalve een paar van verkoopijver imbeciel geworden winkeliers, schijnt iedereen er net zo over te denken. Een man op straat bromt in het voorbijgaan: de beer is los (beer!), een paar meisjes lopen achter mij te gieren: moet je kijken wat er voor je loopt! Het zijn uitzonderingen, de regel is van mannen een taxerende blik (hoe duur zou ze zijn?) en van vrouwen een blik, zo maar een blik, je weet niet wat je overkomt, maar het beste is terugkijken, recht op de ogen mikken, dan op de pels eronder. Ik vind het niet zo erg als ze denken dat ik hem gestolen heb, maar dat ze kijken alsof ik hem van hen gestolen heb, - mens, ik gun je je mottige bontje best, kijk ik dan terug. Zo zie je, a richer but not a better woman word je ervan.

Dat richer is trouwens de vraag. Wat dat betreft is zo'n ocelet net zo iets als een bankbiljet van een miljoen dollar: niemand kan het wisselen. Het enige voordeel dat ik tot nu van hem ondervonden heb, is dat als ik in ocelot zeg: ik vind die lamp een beetje duur, hebt u niet iets goedkopers, de winkelbediende mij gelijk geeft en zich excuseert voor de afwezigheid van een redelijk geprijsd artikel. Mijn klacht zou zonder ocelot, en dus voor het oog althans met meer recht naar voren gebracht, alleen een opgetrokken wenkbrauw en een verwijzing naar het genre van de zaak dat nu eenmaal uitsluitend het betere is, tot gevolg hebben. Zo is het, rijke mensen mogen prijsbewust zijn, arme moeten hun mond houden, wat weten ze ten slotte van geld?

En daar zit iets in, want ik in elk geval heb nooit geweten dat bontjassen zo verschrikkelijk duur zijn als ze blijken te zijn wan-

[pagina 73]
[p. 73]

neer je naar de prijzen gaat vragen. Als je die eenmaal weet, ga je die middelbare mevrouwen in pelzen om hun moed bewonderen: hoe durven ze met zoveel duizenden om de broze schoudertjes lopen, ik zou bang zijn, een roofoverval schuilt in een klein donker hoekje. Wat de rovers met hun buit moeten doen, is dan alweer zo'n probleem waar alleen de ongelukkige bontbezitter op komt. Verkopen? Nou, dat zou ik met de mijne ook het liefst willen, maar hoe verkoop je zo'n duur ding? Ik heb het geprobeerd met een advertentie en kreeg daarop één enkele meneer op bezoek en die kwam nog alleen maar omdat zijn vrouw zoveel van ocelot gehouden had, maar zijn vrouw was nu dood. Hij vertelde dat de jacht op ocelotten nu zo streng verboden is, dat de clandestiene jagers in Brazilië als ze een ocelot schieten, meteen de Indiaan die ze de weg gewezen heeft, mee doodschieten. Wat vallen er een boel doden in dit verhaal over bont en dat nu het Kerstmis wordt en er een welbehagen hoort te zijn in ons en ons bont. Bont, te bont, bont en blauw, bonte dinsdagavondtrein,- het zit al in het woord, er rust geen zegen op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken