Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met verschuldigde hoogachting (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met verschuldigde hoogachting
Afbeelding van Met verschuldigde hoogachtingToon afbeelding van titelpagina van Met verschuldigde hoogachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (29.04 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met verschuldigde hoogachting

(1966)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

De stad

De eerste nacht na mijn terugkomst van het platteland slaap ik meestal niet. Ik ben in de vroege avond thuisgekomen, heb de post gelezen, opgebeld, vrienden gezien, door honderd kranten en tijdschriften gebladerd, en val dan doodmoe niet in slaap. Urenlang herkauwen mijn hersens het nieuws, zonder tot enige schifting te komen, want er is te veel gebeurd. Een volwassen persoon die in een grote stad woont en dus drukwerk ontvangt en aankondigingen en oproepen en zoveel mensen kent dat er altijd wel één van in ziekenhuis, gevangenis of echtscheiding is, of net een baby, een boek, een ergerlijk stukje uitgebracht heeft, iets liefs, iets koels, iets gemeens tegen hem gezegd gekregen heeft, zo iemand moet echt wel erg intelligent zijn om dat allemaal elke dag te kunnen sorteren en verwerken. En nog acht uur slapen ook. Hoe anders is het platteland. In de weken waarin ik in mijn huisje in het weiland leef, zie ik per dag misschien vier mensen, de buren, de bakker en een boer, met wie ik vier gesprekjes heb, waarvan de brokstukken na rustige overpeinzing geleidelijk bijdragen tot de opbouw van een indruk. Dat is, geloof ik, waar het menselijk bevattingsvermogen in principe op berekend is.

Ik heb nu een egel gezien, maar nog nooit een das, zeg ik tegen de boer. Hij kijkt verbaasd: zijn er dan geen dassen bij u in de stad? Voor hem is de natuur de grote brede continuïteit, waarop hier en daar een stad of dorp neergezet is. Voor mij is het omgekeerde waar. In principe is het overal stad, straat en asfalt zijn als het ware de fundering van alles, waar bovenop hier en daar wat bos, rivier of weiland opgericht is ter verlustiging van de mens. Dat ik dat geloof, is mij pas duidelijk geworden door het volgende voorval. Naast de deur van mijn huisje wilde ik een clematis laten groeien. De vloer is betegeld, moest ik er nu een grote bloempot neerzetten, of zouden de wortels meer aarde nodig hebben en waar zou ik die dan vandaan moeten halen? Mijn buurman keek mij meewarig aan, zoveel domheid, het is bijna ongeloofwaardig. Hij wrikte eenvoudig een tegel los en wees zwijgend op de grond eronder.

 

Zodat het dus ook wel niet waar zal zijn wat ik mij soms ver-

[pagina 77]
[p. 77]

beeld: dat ik eigenlijk een plattelandskind ben, door misverstand in de grote stad terechtgekomen. Dat komt door de bevrediging die ik ondervind van het dragen van volle gieters en het knippen van gras, en ook door het heimwee dat ik voelen kan naar weggetjes omzoomd door ritselend gebladerte of naar het luchtje van hout en teer in de hoek waar de zon op de schuur valt. De terugkeer naar de stad stemt mij altijd droevig, maar juist dat bewijst waarschijnlijk dat de stad voor mij de werkelijkheid is.

Dit kan ook vergeleken worden met de soorten van afgunst die je bij het kijken naar andere mensen, bij voorbeeld in een restaurant, kunnen overvallen. Meestal zit ik in zo'n etablissement, omdat ik geen zin had om te koken en er toch gegeten moet worden. Met een man die geen zin had voor die gelegenheid een net pak aan te trekken of een sprankelende conversatie op te voeren. Hij ziet er dus weinig imponerend uit, de obers doen aanvankelijk alsof ze hem niet zien en vinden het nooit de moeite waard te vragen welke wijn. Veel geld is trouwens zelden voorradig. Wel moet er lang op alles gewacht worden. Om je heen zitten andere mensen, zonder uitzondering deftiger (hoewel ook afschuwelijker) dan de man aan je eigen tafel, en ergens zit zelfs het modelpaar: zij koel en elegant, hij met de witte manchetten twee centimeter uit de tweedmouwen, zakelijk en vol overwicht op de weerbarstige omgeving, maar geanimeerd en galant tegen haar. Hij weet wat hij bestellen moet, hun eten ziet er zo aantrekkelijk uit dat je wou dat je ze durfde vragen wat het is dat ze op hun bord hebben.

Aardige mannen zijn bijna per definitie mannen die het oog van obers niet weten te trekken, maar na een poosje staren naar de man met de manchetten ga je dat soms vergeten. Ik verbeeld mij dan wel eens dat ik eigenlijk in dat deftige genre thuishoor, dat alleen misverstand mij daarvandaan heeft gehouden. Dat dit toch niet helemaal het geval is, bewijst de omgekeerde situatie die ik ook wel meegemaakt heb, niet zo vaak, maar toch. Dat alles in orde was, de ober beleefd, het eten voortreffelijk, de heer galant en bemiddeld. Zelfs verheid, alleen was ik zelf toevallig niet verliefd. Ik had het wel willen zijn, maar ik was het niet. Niettemin, er blijft altijd nog veel te waarderen: het dichtslaan der portieren, het aangereikt krijgen van menu's, de

[pagina 78]
[p. 78]

wijn, de werving en het kaarslicht, het zijn aangename dingen. Er is conversatie, ik maak een briljante indruk, weet dat het allemaal onzin is, maar hoop dat het nog een poosje zo doorgaat. In dergelijke situaties wil je nog niet naar huis en dat is het duidelijkste verschil met het normale restaurantbezoek. Tenzij de toestand je halverwege toch nog de keel uit gaat hangen, gaat het allemaal goed voor de duur van de maaltijd. Maar er hoeft maar één tafeltje te zijn waaraan een onhandige jongen en een slordig gekleed meisje giechelen, de krant lezen of op andere manieren hun thuisgevoel bij elkaar demonstreren, of je denkt: wacht maar, vanavond nog schrijf ik je een beleefde, misschien wel briljante, maar in elk geval besliste afscheidsbrief.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken