Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met verschuldigde hoogachting (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met verschuldigde hoogachting
Afbeelding van Met verschuldigde hoogachtingToon afbeelding van titelpagina van Met verschuldigde hoogachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (29.04 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met verschuldigde hoogachting

(1966)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

Modeshow

Als je er goed over nadenkt, waarom trek je je kleren eigenlijk aan? Vroeger had ik gewoon twee soorten: kleren voor jezelf en kleren om mooi in gevonden te worden. De grenzen waren niet duidelijk, voor het eerste doel hield ik uitsluitend van dingen die nooit zo schoon zijn dat ze vuil kunnen worden en met zakken erin om mijn handen in te steken wanneer ik nadenkend over mijn positie in de wereld voor de spiegel stond. Truien dus en spijkerbroeken. Voor het tweede doel voldeden die, vond ik, ook heel goed, tenminste in het begin. Op de duur gaan alle mannen, ook de slordigste en de ruimste van opvatting, over die spijkerbroeken klagen, ze willen benen zien, en dan moet je dus een rok aantrekken of zelfs een jurk, wat niet zo erg zou zijn als er niet kousen bijhoorden en van die heb ik nooit leren houden. Mode kwam hier niet erg aan te pas, die drong alleen door in mijn periodieke hang naar de één of andere extravagantheid, waarvan de sporen mijn klerenkast met herinneringen en motteballen vullen.

Maar in de laatste jaren hebben ze mij er wel eens op gewezen dat je ook aan je image moet denken en hoe waar dat is merk je zelf wel wanneer je bij voorbeeldloonsverhoging vraagt op grond van de stijging van de kosten van het levensonderhoud en ze vragen je welk levensonderhoud: spijkerbroeken? Ook merk je het ter vergadering van het één of ander, wanneer de voorzitter zijn ironische commentaar al begint voor je aan je derde zin toe bent: zat ik hier in rococo Chanel, hij zou het niet durven, denk je. Vrouwen vooral schijnen zich door kleding te laten imponeren, sommigen reageren op een trui met rolkraag als notarissen op een geintje tijdens het sluiten van de voorlopige koopakte: alsof ze in gedachten nagaan of er niet een wet tegen is. Het derde doel van de kleding moet dus de keurigheid ervan zijn en om mij op dit voor mij ondoorgrondelijke terrein te oriënteren, bezocht ik onlangs, voor het eerst van mijn helemaal niet zo korte leven, een modeshow. Niet van de één of andere in - figuur of anderszins ontwerper van de hoogste couture, maar gewoon van de Amsterdam Fashion Week, waaraan al die mensen meewerken die de kleren maken die in de Kalverstraat in de etalages liggen. Nu, deze ongetwijfeld enorm hard wer-

[pagina 116]
[p. 116]

kende en vast en zeker snel kwetsbare confectionairs moeten onmiddellijk bedenken dat ik maar een onkundige en een enkeling ben, en zich, verder troosten met de werkelijk fantastisch lovende kritieken die zij daags daarna in alle kranten mochten lezen. (Hoe zou het komen dat boeken nooit zo ongereserveerd gunstig besproken worden als modeshows?) En pas dan wil ik even onopvallend mompelen wat ik ervan vond.

U zou er beslist minder van opgekeken hebben dan ik, tenminste voor zover u al eerder een modeshow bezocht. Voor mij was het een openbaring, waarop ik ondanks al die modeflitsen op het filmjournaal niet voorbereid was. Hoe ging het dan? Nou kijk: je krijgt een stoel aan een tafeltje met borden en kopjes, en op elk bord ligt een klein roze taartje. Twee tafels verder zit iemand in een groen tweedkostuum met groene tweedbolhoed waaraan een zwarte veer bevestigd is, geheel versluierd achter een paar wimpers die het de eigenares door hun lengte onmogelijk moeten maken haar taartje te eten, of wat dan ook te doen.

De rest van het publiek ziet er teleurstellend gewoon uit, behalve dan dat het bijna allemaal vrouwen zijn. Het toneel bevindt zich, volgens het principe van het moderne ronde toneel, in het midden, ongeveer ter hoogte van onze tafelbladen. Via een eveneens verhoogd plankier is het verbonden met een ruimte die door draperieën aan het oog onttrokken wordt. Gang en piste zijn door geen omheining van de zaal gescheiden, blijkbaar wordt een beveiliging van het publiek niet nodig geacht. Schijnwerpers branden, het getinkel van taart- en theelepels verstomt, de gordijnen openen zich en laten twee broodmagere, sterk achteroverhellende figuren los, die in gestrekte mars het toneel oplopen en daar bevriezen in houdingen die het hooghartig afwijzen van een huwelijksaanzoek tegen een achtergrond van witte sportauto's en aan hun lijn trekkende poedels suggereren. Het klappen van de zweep is onhoorbaar, maar opnieuw worden twee dergelijke wezens losgelaten. Een stem in het donker roept: Georgette toont een wandelkostuum in de geest van Balenciaga, vijfenveertig procent wol, vijfenvijftig procent stuntnylon, verkrijgbaar in aqua, zand, zalm en morgenstond. En Georgette ontdooit, maakt zich los van de onzichtbare sportauto, draait zich een slag om, en nog één, loopt

[pagina 117]
[p. 117]

met licht wiebelende enkels naar de rand van de piste, en terwijl haar berustende glimlach over ons heen zweeft, tast een hand uit het publiek naar de zoom van haar kostuum om tussen duim en wijsvinger de stof te keuren.

Het eerste halve uur heb ik niet op de kleren gelet, maar gefascineerd en vol gêne gestaard naar de gezichten, de armen en de benen van deze figuren uit een andere, een stuntnylon-wereld. Tot ik mij er vertrouwd mee gemaakt had en begreep dat wij ons gewoon in de wereld van de Vrouw bevinden en dat het om de kleding ging. Die verbleekte overigens in haar pastelkleurige paaspracht onder de namen die haar romantische en roekeloze ontwerpers er aan gegeven hadden. Een enkele oranje bloem, of een split op kniehoogte gaven al aanleiding tot titels als Soerabaja, Ceylon, Bandoeng of Safari. Een witte jas met vier zakjes heette Sacré Coeur, (modieuzer, maar ook minder blasfemisch dan Heilig Hart, denk ik), een zwarte, die tot het klassieke genre gerekend werd, heette heel toepasselijk Händel. De kleren hadden met kleren evenveel te maken als de mannequins met vrouwen, dat wil dus zeggen slechts zeer zijdelings. Hoe komt dat toch? Het waren geen gewaagde of werkelijk modieuze dingen, deze onbeschrijfelijk brave pakjes en hesjes voor de middag, de avond, de reis en de vrije tijd, in hun eeuwige pastellerigheid, die de draagster weinig tijd vrij kan laten tussen de ene was en de andere. Zulke kleren liggen jaar in jaar uit al in de etalages van de winkels die zich pas twee seizoenen later aan wat ze het allernieuwste noemen wagen. Er was ook een pakje van babyroze met zwart kraagje, dat teenagermodel genoemd werd. Welke teenager zou daar voor het optimistisch oog van de koene ontwerper opgedoemd zijn? Niet die, die ik op straat zie, die hebben nooit iets rozekleurigs aan. En toch, al deze kleren worden verkocht en gedragen. Je ziet ze opduiken op eerste en tweede paasdag en verder op foto's van onze ministers in hun gezin en onze prinsessen. Na Pasen verwelken ze gelukkig gauw en dan verliezen ze hun textieleffect en gaan gewoon op in het gezicht en het karakter van hun draagster. Net als die bedrukkende bankstellen in de meubelwinkels, die, eenmaal in hun woningen beland, al gauw iets menselijks krijgen door de kranten, luiers en huisdieren waaronder ze bedolven raken.

[pagina 118]
[p. 118]

Toen de hele stoet van kledingstukken ten slotte dapper glimlachend weggewankeld was, vertelde een meneer ons nog iets over het researchwerk dat er allemaal bij te pas komt. In Duitsland hebben ze zelfs een professor in de kleurenkunde erbij betrokken. Daardoor is men nu in staat om een ‘kleurprognose’ voor het komende seizoen te geven, en daarna een ‘nacalculatie’ te maken om te zien of het klopt. En kijk, zei de meneer, het klopt, en hij hield twee kaarten met kleurvakken omhoog. De ene, van tevoren ontworpen, klopte precies met de andere, achteraf geconstateerd.

Ik noteer dit omdat het een meesterlijk voorbeeld is van de ‘Self fulfilling prophecy’ waarover sociologen het zo vaak hebben. Sinds ik eens weken zocht naar een zwarte trui, en ten slotte omdat geen winkel die had, een donkerblauwe kocht, en sinds ik eens in een warenhuis te horen kreeg: Echte kousen die verkopen wij niet in de winter want die wil toch niemand, kijk ik niet verbaasd op wanneer ze je donkerblauw en kousenbruin als modekleuren voorspellen en het komt uit ook. Maar toch aardig dat je ook daarin al professor kunt worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken