Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Namens Tamar (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Namens Tamar
Afbeelding van Namens TamarToon afbeelding van titelpagina van Namens Tamar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

Scans (7.67 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Namens Tamar

(1964)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Onzichtbaar worden

Af en toe denk ik weer hoe fijn het zou zijn om een man te zijn. Zo'n uitspraak wordt tegenwoordig eerder als genant dan als onwelvoeglijk beschouwd. Alles mág nu eenmaal in onze progressieve tijd, elke afwijking heeft haar dappere of exhibitionistische maar steeds talentvolle verdedigers gekregen, en wie een warm hart heeft en de urbaniteit die van veel lezen komt, is eigenlijk nooit meer met een goed geweten moreel verontwaardigd. Maar daar staat, vreemd genoeg, tegenover dat we ons over de eigen afwijkingen, echte of vermeende, gauwer generen. We weten nu dat die grappige of lastige excentriciteiten waarop de buitenbeentjes van vroegere generaties zo onschuldigweg trots konden zijn, wel eens de sleutel tot afgrijselijke menselijke tekortkomingen zouden kunnen blijken. Ondanks de grote tolerantie wordt het dan ook eigenlijk moeilijker om nog met een blij gemoed en zelfrespect, anders te zijn dan de meesten ons toeschijnen.

Verschillen die vroeger uitgelegd werden in termen van moraal: ‘hij is gevoeliger, zelfzuchtiger, moediger, verkwistender’, of in die van toeval: ‘hij heeft nu eenmaal altijd pech’, worden in het jargon van de amateurpsychologen, en dat zijn wij bijna allemaal, meer in die van de kliniek uitgedrukt: hij is neurotisch, narcistisch, masochistisch, exhibitionistisch, hij heeft een minderwaardigheidscomplex of een moederbinding, om nu maar een paar van de onschuldigste diagnosen te noemen. En hoewel morele waarderingen eigenlijk niet thuishoren bij de klinische terminologie, niemand vindt het fijn om in plaats van slecht alleen maar ziek geacht te worden. Of onvolgroeid, een achtergebleven mensje.

Een troost voor uit-de-band-springers is dat ook de door-en-door normalen verdacht zijn. Wie nooit de boel erbij neer heeft

[pagina 18]
[p. 18]

willen smijten, nooit de baas heeft willen beledigen, nooit zijn echtelijke partner ontrouw heeft willen zijn, kortom nooit iets absurds of beschamends of schandaligs heeft beraamd of zelfs gedaan - die heeft toch eigenlijk zijn eigen aard tot verdwijnens toe verdrongen. Vroeger zou je zo iemand misschien hypocriet genoemd hebben of wilskrachtig, nu verdenk je zo'n sterk verlangen naar veiligheid ervan ook weer een symptoom van onvolgroeidheid te zijn. Waarmee we dus allemaal in de kinderkamer aangeland zijn.

Na zoveel à propos, ter zake. De meeste meisjes die ik ken, hebben toen ze klein waren wel eens kapitein of ontdekkingsreiziger of Old Shatterhand willen worden en ik geloof dat die vrouwen die de jongensachtigheid van hun jeugd nog niet helemaal verloren hebben niet zozeer mannelijker zijn dan de andere, maar wat meer vertrouwd met hun eigen jeugd, daardoor vaak met hun eigen kinderen. Ik kon mij als kind en nog lang daarna geen ander aantrekkelijk beroep voorstellen dan de meer avontuurlijke en voor jongens bestemde. Zeker niet moeder zijn en voor zulke lastige en lawaaierige kinderen als ik ons vond, moeten zorgen. Al die karweitjes van keuken en kantoor waar ouders mee opgescheept zitten, en na afloop niet eens buiten mogen spelen - dat leek me geen benijdenswaardig lot. - Maar dat er nog andere vervelende consequenties aan een meisje zijn zaten dan een beperkte beroepskeuze, begon ik te vermoeden toen ik mijn moeder eens met enthousiasme vertelde over een jongetje dat ik zo aardig vond dat ik hem als ik groot was zou vragen om met mij te trouwen. ‘Dat mag je helemaal niet, meisjes moeten afwachten tot een jongen ze vraagt’, zei ze natuurlijk. Ik vond dat een noodlottig vooruitzicht, maar weet achteraf niet wat me nog het meeste trof, de noodzaak van schaapachtig wachten, of - we woonden toen in Engeland en dit werd mij in het Engels verteld - dat ik ten slotte iemands ‘wife’ zou

[pagina 19]
[p. 19]

worden. Een wijf, wat een rot idee om een wijf te worden. Bevliegingen van ontdekkingsreizigerslust krijg ik nog steeds, hoewel wat ik ontdekken wil met de jaren steeds dichterbij schuift. Ik hoef al niet meer de Kalahari in en zelfs van Rio de Janeiro kan ik afzien, maar soms zou ik wel eens willen kijken hoe het volle leven in mijn eigen stad geleefd wordt. Kronkels kroegen bijvoorbeeld, maar ook de kerstverlichte etablissementen op de Zeedijk, de Nieuwendijk met z'n nozems in leer - panters op de rug, kwastjes aan de motor - en de Cotton Club op de Nieuwmarkt waar het altijd feest schijnt te zijn of vechten of allebei. Tja, ik kan natuurlijk wel naar binnen gaan en uitvinden, maar ik kan niet, zoals een man wel zou kunnen, alleen maar kijken en zelf onopgemerkt blijven. Die hoed uit het sprookje die je onzichtbaar maakt als je hem opzet is niet alleen van kinderen een wensdroom. Een man in een antraciet colbertje, die heeft zo'n hoed al ingebouwd. Hij moet er hoogstens voor zorgen niet aangezien te worden voor een rechercheur - dat lijkt me niet zo moeilijk - maar dan kan hij ook ongestoord zijn biertje drinken en uit zijn ogen kijken. Wij niet, onze pure aanwezigheid, alleen aan een tafeltje, is een uitdaging aan de bemoeizucht van de stamgasten. Als je je daarover zou beklagen zou je te horen krijgen dat je dat zelf uitlokt, net als meisjes die in Italië liften, misverstand scheppen. Ja: vive la petite différence, daar heb ik niets tegen in te brengen, maar het zou wel prettig zijn als die zich bij tijd en wijle eens zou laten negéren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken