Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Namens Tamar (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Namens Tamar
Afbeelding van Namens TamarToon afbeelding van titelpagina van Namens Tamar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

Scans (7.67 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Namens Tamar

(1964)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

Ongeloof

Mijzelf atheïst noemen of door anderen erop gewezen worden dat dat is wat ik ben, is voor mij steeds zoiets als ontdekken dat wat je praat proza heet. ‘En wat doen de gewone mensen?’ vroeg het dochterje van een vriendin toen haar verteld werd dat de christenen op zondag, de joden op zaterdag en de mohammedanen op vrijdag speciaal braaf zijn. Voor haar en mij en voor de mensen die wij kennen, is nergens in geloven, gewoon doen. De gewone mensen draaien de knop om wanneer de radio in die volstrekt ongewone taal praat die gelovigen blijkbaar troost en stichting schenkt. We nemen de anderen nu eenmaal niet au sérieux, daar is weinig aan te doen. Tenzij ze iets kwaadaardigs tegen ons doen, maar dat raakt gelukkig uit de tijd.

Daar staat tegenover dat ik, als een beroepsgelovige een normale toon aanslaat, gauw bereid ben om hem prachtig te vinden. Achteraf denk ik ook dat ik daarom Le phénomène humain van pater Teilhard de Chardin zo'n interessant boek vond, terwijl ik de mij veel meer verwante Julian Huxley, wanneer hij oeverloze onderwerpen kiest, wat hij helaas graag doet, een leuterende braaf-doener vind. Een pater, iemand ten slotte die vrouw, kind en colbertkostuum overheeft voor zijn, in mijn ogen volstrekt doelloze geloof, imponeert mij al wanneer hij zich uit eigen wil onderwerpt aan de wetten der rede die ik voor gewone mensen alleen maar punt van uitgang vind. En zodra ik de indruk krijg dat hij dat doet, ben ik bereid om zijn hele jargon, zijn Christus, Punt-Omega, Laatste Waarheid, Transcendente Waarden, etc. op te vatten als een bijkomstigheid, een door het toeval van geboorte en opvoeding meegekregen spraakhindernis. Ik zeg achteraf, omdat het mij door een meesterlijk artikel van Sybren R. de Groot in het laatste nummer

[pagina 104]
[p. 104]

van Hollands maandblad wel duidelijk geworden is dat ik hoor tot de slachtoffers van wat hij ‘marihuana voor de intellectuelen’ noemt. Hij toont daarin aan dat de hele bewijskracht van de pater berust op redeneringen in de trant van: A is de oorzaak van B, want B is het gevolg van A, omdat A de oorzaak van B is. Vergeleken bij iemand die zegt dat J. voortspruit uit G., omdat M. onbevlekt ontving en die bij wijze van bewijs de redenering nog eens in omgekeerde volgorde uitspreekt, is dat weliswaar een vooruitgang, maar erg imposant is het toch niet. Overigens moet je met Teilhard afvallen net zo voorzichtig zijn als met de omroepverenigingen waar sommigen, zoals Carmiggelt zegt, tegen zijn omdat ze te veel schoonmoedermoppen tappen, maar anderen juist omdat ze dat te weinig doen. Je kunt ook tegen Teilhards marihuana zijn, omdat het geen opium is en daarom zelfs de lectuur van zijn boeken verbieden. Maar zó bedoelde De Groot het niet.

Een andere sympathieke professional doet zich nu voor in The Observer. Het is de bisschop van Woolwich, dr. John Robinson, wiens pagina-lange artikel getiteld is: ‘Our image of God must go.’ Als hij op de radio luistert naar een discussie tussen een christen en een humanist, zegt de bisschop, dan betrapt hij zich er vaak op aan de kant van de laatste te staan. Hij kan zich voorstellen dat het religieuze kader waarin het geloof de buitenstaander aangeboden wordt, voor hem afstotend is. Met Dietricht Bonhoeffer pleit hij nu voor een religieloos christendom en een revolutie van onze voorstelling van God. Na de middeleeuwen hebben we de zetel van God al moeten verschuiven van de hemel boven ons, naar ergens veel verder weg buiten ons, nu moeten we hem nog anders zien. Hoe dan? Niet als een Persoon maar als de laatste waarheid, zegt de bisschop. Waar is die dan? Welnu, zegt hij, iedereen gelooft tegenwoordig in dieptepsychologie, dus ‘modern man’ zal God eerder aanvaarden als hij voorgesteld wordt als iets

[pagina 105]
[p. 105]

diep binnen dan als iemand hoog boven ons. En kijk, daar zit hij ook! Maar als het woord God jullie niets zegt, vertaal het dan als het diepste in je leven of als dat wat je in laatste instantie van alle dingen het belangrijkste vindt. Als er zo iets voor je bestaat, dan kun je je al geen ongelovige meer noemen, want dat is voortaan wat ik en de hele kerk op den duur God zullen noemen.

De bisschop eindigt dan toch nog met enige teleurstellende geheimtaal over zijn hartstochtelijke geloof aan de Liefde van God in Jezus Christus Onze Heer, maar zegt erbij voor de rest een atheïst te willen zijn met de atheïsten.

Wat je voor de rest noemt, denkt een atheïstje als ik dan, en zou-ie zijn baan opzeggen of mag dat tegenwoordig allemaal? Maar daarnaast bekruipt mij ook een lichte wrevel over de bisschoppelijke annexatiepoging. Het is een beetje zoals wanneer je tegen iemand zou zeggen: sorry hoor, je moet het je niet aantrekken, maar toevallig hou ik niet van kleine, dikke, kale mannen, al kun je het niet helpen, dat weet ik wel, maar mijn schuld is het toch ook niet, - en zo'n man valt je om de hals en zegt dat hij dáárom juist van je houdt. Ik bedoel maar, het schokt je toch wel wanneer iemand je wil overtuigen dat je ongeloof in God juist bewijst dat je in hem gelooft. Hoe moeten we het dán zeggen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken